JOL 2006, 474:Huwelijksvermogensrecht. Verrekening ingevolge een bij huwelijkse voorwaarden gemaakt verrekenbeding. Wet regels verrekenbedingen; onmiddellijke werking art. 3:196 BW jo. art. 1:135 lid 2 BW?; overgangsrecht: eerbiediging van verkregen rechten en van geldigheid rechtshandelingen. Als algemeen beginsel van overgangsrecht, in de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek neergelegd in de algemene overgangsbepalingen in verband met de boeken 3-8, heeft te gelden het in art. 69 Ow uitgewerkte beginsel van eerbiediging van verkregen rechten waarmee onmiddellijk samenhangt de in art. 79 Ow neergelegde regel dat — kort samengevat — behoudens uitzonderingen ook de geldigheid van rechtshandelingen naar oud recht, door de invoering van nieuw recht wordt geëerbiedigd. Om deze redenen moet worden aangenomen dat art. Ⅳ lid 1 van de — op 1 september 2002 in werking getreden — Wet regels verrekenbedingen dat kennelijk berust op het uitgangspunt van onmiddellijke werking, niet meebrengt dat ook de art. 3:196 en 3:199 BW betreffende de nietigheid en vernietigbaarheid van verdelingen van gemeenschappen die ingevolge het nieuwe art. 1:135 lid 2 BW van overeenkomstige toepassing zijn op een verrekening krachtens een bij huwelijkse voorwaarden gemaakt verrekenbeding en die een nieuwe grond voor vernietiging van verrekeningen inhouden, onmiddellijk van toepassing zijn op een verrekenbeding ter uitvoering van een periodiek verrekenbeding waarover vóór de invoering van de Wet overeenstemming was bereikt.