NJ 2008, 412
HR, 14-02-2003, nr. C01/325HR: Aegon/Rendite
HR 14-02-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF1306, m.nt. P. Vlas (Aegon/Rendite)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
14 februari 2003
- Magistraten
Mrs. R. Herrmann, J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, A. Hammerstein
- Zaaknummer
C01/325HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- Noot
P. Vlas
- LJN
AF1306
- Roepnaam
Aegon/Rendite
- JCDI
JCDI:ADS146804:1
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Vervoersrecht / Zeevervoer
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2003:AF1306, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑02‑2003
ECLI:NL:HR:2003:AF1306, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑02‑2003
- Wetingang
IPR-Wet Zeerecht art. 5; BW art. 8:441, 461; Rv art. 629
Essentie
Cognossementsvervoer. Internationaal privaatrecht. Internationale bevoegdheid; aan forumkeuzebeding als bedoeld in art. 629 lid 2 Rv te stellen eisen; reikwijdte. Toepasselijk recht op vraag wie als vervoerder kan worden aangemerkt.
Voor de geldigheid van een forumkeuzebeding waarbij wordt afgeweken van de door art. 629 lid 1 Rv bepaalde bevoegdheid van de Nederlandse rechter als de rechter van de plaats van eindbestemming, is ingevolge het tweede lid van dit artikel vereist maar ook voldoende dat uit het cognossement duidelijk kenbaar is welke rechter in hetzij het land van de vervoerder hetzij het land van de ontvanger op grond ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.