JOL 2002, 625
Faillissement; omvang faillissementsboedel; in vordering of overeenkomst geconcretiseerde aanspraak op smartengeld; redelijkheid en billijkheid; ongerechtvaardigde verrijking.
HR 22-11-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AE8474
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22 november 2002
- Magistraten
P. Neleman, A.E.M. van der Putt-Lauwers, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, P.C. Kop
- Zaaknummer
R02/024HR
- Conclusie
A-G Huydecoper
- LJN
AE8474
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht (V)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AE8474, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑11‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AE8474, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑11‑2002
Essentie
Faillissement; omvang faillissementsboedel; in vordering of overeenkomst geconcretiseerde aanspraak op smartengeld; redelijkheid en billijkheid; ongerechtvaardigde verrijking.
De wetgever heeft de aanspraak op smartengeld als hoogstpersoonlijk aangemerkt en deze aanspraak aan beslag en executie, en dus ook aan het faillissement, onttrokken. Deze uitzonderingspositie heeft de wetgever evenwel niet gerechtvaardigd geacht indien de rechthebbende zijn aanspraak heeft geconcretiseerd in een vordering of overeenkomst. De eisen van redelijkheid en billijkheid dwingen niet ertoe te aanvaarden dat de vergoeding van immateriële schade buiten het faillissement valt. Ook kan niet gesproken worden van ongerechtvaardigde verrijking. HR 5 sept. 1997, NJ 1998, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.