JOL 2001, 540
Onrechtmatige daad; toepasselijk recht; lex loi delicti; locus delicti bij omissiedelict; accessoire aanknoping; gevolgenuitzondering.
HR 12-10-2001, ECLI:NL:PHR:2001:AD3973
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
12 oktober 2001
- Magistraten
P. Neleman, R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink
- Zaaknummer
C00/307HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
AD3973
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht (V)
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:AD3973, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑10‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:AD3973, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑10‑2001
Essentie
Onrechtmatige daad; toepasselijk recht; lex loi delicti; locus delicti bij omissiedelict; accessoire aanknoping; gevolgenuitzondering.
Naar Nederlands internationaal privaatrecht wordt een vordering beheerst door het recht van het land waar de onrechtmatige daad heeft plaatsgevonden (HR 19 nov. 1993, NJ 1994, 622), welke regel ook is neergelegd in art. 3 lid 1 Wet conflictenrecht onrechtmatige daad (WCOD). In een geval als het onderhavige (een omissiedelict) moet als plaats waar de onrechtmatige daad heeft plaatsgevonden worden beschouwd de plaats waar moet worden gehandeld dan wel had moeten worden gehandeld. Voor toepassing van de regel van art. 5 WOCD, dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.