NJ 1994, 622
Internationaal privaatrecht; onrechtmatige daad; lex loci delicti / toelichting van fraude (misbruik code voor betalingsopdrachten) in verhouding tussen bank en cliënt / stelplicht en bewijslast
HR 19-11-1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1148, m.nt. P. van Schilfgaarde, J.C. van Schultsz (COVA)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 november 1993
- Magistraten
Martens, Roelvink, Mijnssen, Nieuwenhuis, Swens-Donner, Strikwerda
- Zaaknummer
15066
- Noot
P. van Schilfgaarde, J.C. van Schultsz
- LJN
ZC1148
- Roepnaam
COVA
- JCDI
JCDI:ADS63035:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Internationaal privaatrecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1993:ZC1148, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑11‑1993
- Wetingang
BW art. 1401 (oud); BW art. 6:162; Ontwerp Benelux-Verdrag houdende eenvormige WIPR art. 14; Rv (oud) art. 177
Essentie
Internationaal privaatrecht; onrechtmatige daad; lex loci delicti. Toelichting van fraude (misbruik code voor betalingsopdrachten) in de verhouding tussen bank en cliënt. Stelplicht en bewijslast.
Samenvatting
Naar Nederlands internationaal privaatrecht wordt een vordering uit onrechtmatige daad, behoudens rechtskeuze, in beginsel beheerst door het recht van het land waar de onrechtmatige daad heeft plaatsgevonden. Op de hoofdregel van toepasselijkheid van de lex loci delicti kan een uitzondering worden aanvaard ingeval beide partijen zijn gevestigd in een ander land dan dat waar de onrechtmatige daad is gepleegd en de rechtsgevolgen van de daad zich geheel in dat andere land afspelen. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.