HR, 22-09-2000, nr. R99/189HR
ECLI:NL:HR:2000:AA7205
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
22-09-2000
- Zaaknummer
R99/189HR
- Conclusie
Parket, 19 mei 2000
- LJN
AA7205
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2000:AA7205, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑09‑2000
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2000:AA7205
ECLI:NL:HR:2000:AA7205, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑09‑2000; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2000:AA7205
- Vindplaatsen
Conclusie 22‑09‑2000
Parket, 19 mei 2000
Partij(en)
Rek.nr. R 99/189
Parket, 19 mei 2000
mr. Wesseling-van Gent
Conclusie inzake:
[De vrouw]
tegen
[De man]
Edelhoogachtbaar College,
1. Feiten1 en procesverloop
1.1
Verzoekster tot cassatie, de vrouw, en verweerder in cassatie, de man, zijn op 28 april 1967 met elkaar gehuwd. Bij beschikking van de rechtbank te ‘s-Hertogenbosch van 6 januari 1995 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Die beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 20 februari 1995.
1.2
Vervolgens heeft de rechtbank bij beschikking van 6 december 1996 de volgende beslissingen genomen:
“1. De aandelen Farmerhoeve B.V. worden toegedeeld aan de man.
2. De aandelen [A] B.V. worden toebedeeld aan de vrouw met inachtneming van het gestelde sub 1 tot en met 5 van de brief van 16 april 1996 van accountant Van de Wiel onder gehoudenheid voor de man om zonodig aan de vervulling van die voorwaarden mee te werken.
3. Inboedelgoederen en auto’s worden toegedeeld aan degene bij wie zij in gebruik zijn.
4. De schulden aan adviseurs worden toegedeeld aan degene die ze heeft gemaakt tot een maximum van ƒ 50.000,- aan de zijde van de vrouw. De kosten van de diverse taxaties (…) komen voor rekening van Farmerhoeve B.V. dan wel de man zonder verder in de waardering te worden betrokken.
5. De in de meer aangehaalde brief van accountant Van de Wiel genoemde belastingschulden worden toegedeeld zoals daarin voorgesteld. Eventuele later opgekomen belastingschulden worden zonder verdere verrekening toegedeeld aan degene aan wie ze zijn opgelegd, met inachtneming eventueel van de voorbehouden als in het lichaam van deze beschikking omschreven.
De levensverzekeringsverplichting en de stamrechtverplichting in [A] B.V. worden toegedeeld aan de vrouw.
Het paard Farmer is voor ƒ 80.000,- toegedeeld aan de vrouw, met welke toedeling rekening moet worden gehouden bij de vaststelling van de aan de vrouw nog toekomende vordering uit overbedeling.
De claim [..] blijft onverdeeld.
De aan de vrouw toekomende vordering uit overbedeling of het restant daarvan zal door de man ten allen tijde in kontanten kunnen worden afgelost doch tenminste zal een aflossingsverplichting gelden van ƒ 600,- per week, mits deze deugdelijk kan worden gesecureerd, bijvoorbeeld door een tweede hypotheek op het onroerend goed van Farmerhoeve B.V.
Over het restant zal de man een rente verschuldigd zijn gelijk aan de wettelijke rente die thans 5% op jaarbasis bedraagt.”
1.3
Voorts heeft de rechtbank de zaak pro forma aangehouden tot 1 februari 1997 teneinde partijen in de gelegenheid te stellen op basis van haar uitspraak tot (notariële) verdeling en een definitieve vaststelling van de overbedelingsverplichting te geraken en een deugdelijke zekerheid tot stand te brengen ingeval de man gebruik zou maken van de mogelijkheid tot aflossing in termijnen en hen in staat te stellen eventuele geschillen daarover alsnog voor te leggen aan de rechtbank, waartoe de meest gerede partij zich alsdan tot de rechtbank zou kunnen wenden. Het meer of anders verzochte, waaronder het alimentatieverzoek van de vrouw, heeft de rechtbank afgewezen.
1.4
Bij beschikking van 20 februari 1998 heeft de rechtbank de man veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de vrouw te betalen ƒ 119.614,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 december 1996 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede tot betaling van de wettelijke rente over een bedrag van ƒ 372.437,- vanaf 6 december 1996 tot aan de dag waarop dat bedrag is voldaan.
1.5
De rechtbank heeft aangehouden de beslissingen met betrekking tot:
- a.
de definitieve vaststelling van de omvang van de adviseurskosten die de vrouw inzake de claim [..] eventueel heeft gemaakt;
- b.
de wijze waarop de waarde van de claim [..] in de waardering moet worden betrokken;
- c.
de vaststelling van de waarde van het onroerend goed en de wijze waarop een verschil met de thans voor de verdeling gekozen waarde eventueel in een nadere verrekening zou moeten worden verwerkt.
1.6
Bij beschikking van 11 september 1998 heeft de rechtbank de man veroordeeld om in aanvulling op de beschikking van 20 februari 1998 tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de vrouw te betalen ƒ 1.852,05, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 december 1996 tot aan de dag der algehele voldoening.
1.7
Van deze laatste beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch, alsmede van de beschikking van 20 februari 1998, “voor zover deze de claim [..] betreft en de waarde van het onroerend goed.” Zij verzocht daarbij de beschikking van 11 september 1998 te vernietigen.
Bij beschikking van 10 september 1999 heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd voor zover deze betrekking heeft op de waardering van de claim [..]. Voor het overige heeft het hof overwogen dat een nieuwe taxatie van de onroerende zaak moet plaatsvinden op basis van de vrije verkoopwaarde in het economische verkeer per 6 december 1996 en heeft het bepaald dat een nadere beschikking zal worden gegeven op 29 september 1999, waarbij drie deskundigen zullen worden benoemd ter waardering van de onroerende zaak.
1.8
Tegen de beschikking van 10 september 1999 heeft de vrouw tijdig cassatieberoep ingesteld. Het cassatiemiddel bevat vijf klachten. De man heeft geen verweerschrift ingediend.
2.
Bespreking van het cassatiemiddel
2.1
Het middel, dat is uitgewerkt in vijf klachten, is gericht tegen het oordeel van het hof in rechtsoverweging 4.6.3 dat de onroerende zaak dient te worden getaxeerd per 6 december 1996. Het hof heeft daartoe het volgende overwogen:
“De verdeling van de gemeenschap heeft plaatsgevonden door de tenuitvoerlegging van de beschikkingen van de rechtbank van 6 december 1996, 20 februari 1998 en 11 september 1998. De vrouw is tegen deze verdeling niet opgekomen; haar bezwaren betreffen uitsluitend de waardering van de claim [..] en de waardering van de onroerende zaak, die eigendom is van Farmerhoeve B.V. De verdeling staat tussen partijen bindend vast, de rechtsstrijd in hoger beroep betreft alleen nog de waarde van deze twee bestanddelen van de huwelijksgemeenschap. Nu de rechtbank in de beschikking van 6 december 1996 de verdeling heeft vastgesteld valt niet in te zien waarom de nieuwe taxatie zou dienen te geschieden op basis van de huidige waarde van de onroerende zaak. In beginsel heeft als peildatum voor de waardering de datum van de verdeling te gelden (NJ 99, 551). De vrouw heeft naar het oordeel van het hof onvoldoende argumenten aangevoerd op grond waarvan dat in zijn algemeenheid geldende uitgangspunt in redelijkheid en billijkheid zou moeten worden verlaten.”
2.2
De eerste klacht voert aan dat het hof ten onrechte tot bovengenoemd oordeel is gekomen nu de rechtbank in de beschikking van 6 december 1996 weliswaar het overgrote deel van de activa aan de deelgenoten heeft toegedeeld doch daarbij de waarde niet heeft vastgesteld en daarmee ook de overbedelingsvordering niet heeft kunnen vaststellen.
2.3
In de tweede klacht wordt betoogd dat de vrouw tegen bedoelde beschikkingen van de rechtbank - ook ten aanzien van de waardebepaling - hoger beroep heeft ingesteld, hetgeen betekent dat de appelrechter over de waardebepaling heeft te oordelen waarmee ook het moment van verdeling (althans de peildatum waaraan de waarde van de te verdelen onroerende zaak moet worden afgemeten) ten gevolge van het appel opschuift. Het hof had als peildatum moeten aanhouden het moment waarop de waardebepaling thans in hoger beroep plaatsvindt.
2.4
De derde klacht voert aan dat niet valt in te zien dat de beschikkingen van de rechtbank zijn tenuitvoergelegd, terwijl dat criterium bovendien niet ter zake doet.
2.5
De vierde klacht betoogt dat het feit dat waardebepaling en verrekening
van de overbedelingsvordering van de goederen aanzienlijk later plaatsvindt dan de toedeling, reden vormt om naar redelijkheid en billijkheid van de hoofdregel af te wijken, hetgeen het hof heeft miskend. In ieder geval heeft het hof zijn beschikking niet voldoende gemotiveerd door van die bijzondere omstandigheden geen rekenschap te geven.
2.6
De vijfde klacht betoogt dat de beslissing van 6 december 1996 pas een
nieuwe rechtstoestand doet intreden, indien en zodra zij in kracht van gewijsde gaat. Nu tegen deze beslissing wederzijds appel is ingesteld dat per 15/16 juli 1997 is ingetrokken, kan de waardebepaling volgens dit onderdeel eerst per die datum plaatsvinden.
2.7
Ik behandel de klachten gezamenlijk.
De rechtbank heeft in haar beschikking van 6 december 1996 ingevolge art. 3:185 BW de verdeling vastgesteld. Als peildatum voor de waardering van tot de huwelijksgemeenschap behorende goederen geldt als hoofdregel de waarde ten tijde van verdeling2. Dit is slechts anders als partijen een andere datum zijn overeengekomen of als op grond van de redelijkheid en billijkheid een andere datum moet gelden. Bij vaststelling van de verdeling door de rechter komt als peildatum de datum van de uitspraak van de rechter het meest in aanmerking3. Op die dag wordt immers vastgesteld wat aan een ieder toekomt. Uiteraard kan de appelrechter naar aanleiding van een grief tot een ander oordeel omtrent het tijdstip van de verdeling komen maar dan geldt weer dat in beginsel de dag van de uitspraak van de hogere rechter als peildatum moet worden aangemerkt.
2.8
Het oordeel dat de vrouw onvoldoende argumenten heeft aangevoerd op grond waarvan de hoofdregel met betrekking tot de peildatum in redelijkheid en billijkheid zou moeten worden verlaten, was aan het hof als feitenrechter overgelaten. Aangezien de vrouw uitsluitend bij pleidooi een (ongemotiveerd) beroep heeft gedaan op het tijdsverloop acht ik het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk en voldoende gemotiveerd.
2.9
De vrouw heeft uitsluitend hoger beroep ingesteld tegen de waardering van
enkele boedelbestanddelen en heeft geen grieven gericht tegen de beslissing om de aandelen Farmerhoeve B.V. (en daarmee de onroerende zaak) aan de man toe te delen. Het hof heeft dan ook terecht vastgesteld dat de vrouw niet tegen de verdeling is opgekomen. Dat de rechtbank de waarde van de te verdelen goederen niet heeft vastgesteld is niet relevant. Het gaat hier om het tijdstip van verdeling. Nu noch een peildatum door partijen is overeengekomen4, noch de redelijkheid en billijkheid een andere datum meebrengen, heeft het hof terecht de vaststelling van de rechtbank op 6 december 1996 als moment van verdeling aangemerkt ook al was toen de waarde van enkele activa nog niet bekend. Terecht voert de vrouw aan dat de tenuitvoerlegging van de uitspraak waarin de verdeling is vastgelegd, niet ter zake doet. Het hof heeft echter niet de tenuitvoerlegging, doch 6 december 1996 als datum van de beschikking van de rechtbank als datum van verdeling aangemerkt.
2.10
De klachten kunnen derhalve niet tot cassatie leiden.
3.
Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Ontleend aan de beschikking van het Hof te ‘s-Hertogenbosch van 10 september 1999.
2 Zie HR 22 maart 1996, NJ 1996, 710 m.nt WMK; HR 6 september 1996, NJ 1997, 593 m.nt. WMK; HR 17 april 1998, NJ 1999, 550 en HR 12 december 1999, NJ 1999, 551
3 Zie Kleyn in zijn noot onder HR 6 september 1996, NJ 1997, 593. Volgens de parlementaire geschiedenis (Parl. Gesch. Inv. Boek 3, p. 1299) is met “verdeling” in titel 3.7 bedoeld het vaststellen wat aan ieder der deelgenoten toekomt en is met verdeling niet bedoeld de levering.
4 Partijen hadden aanvankelijk wel een peildatum gekozen, te weten 1 december 1994. De rechtbank heeft - gezien het tijdsverloop - in haar beschikking van 6 december 1996 gekozen voor de waarde van de onroerende zaak zoals die zou komen vast te staan na een nieuwe taxatie door makelaarskantoor Van de Krabbe te Oss. Hiertegen is niet gegriefd.
Uitspraak 22‑09‑2000
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
22 september 2000
Eerste Kamer
Rek.nr. R99/189HR
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw], wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. E. van Staden ten Brink,
t e g e n
[De man], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 13 augustus 1993 ter griffie van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch ingediend verzoekschrift heeft verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot die Rechtbank en verzocht scheiding van tafel en bed tussen haar en verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - uit te spreken, verdeling van de huwelijksgemeenschap, vaststelling van alimentatie voor de vrouw, en toekenning van het voortgezet gebruik van de echtelijke woning en de inboedel aan de vrouw. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de vrouw haar verzoek tot scheiding van tafel en bed vermeerderd tot een verzoek tot echtscheiding en haar verzoek met betrekking tot de echtelijke woning ingetrokken.
De man heeft het alimentatieverzoek van de vrouw bestreden en zelfstandig verzocht echtscheiding tussen partijen uit te spreken, vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap, en toekenning van het voortgezet gebruik van de echtelijke woning en de inboedel aan de man.
De Rechtbank heeft bij beschikking van 6 januari 1995 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en iedere verdere beslissing aangehouden.
Bij beschikking van 6 december 1996 heeft de Rechtbank de volgende beslissingen genomen:
1.
de aandelen Farmerhoeve B.V. worden toegedeeld aan
de man;
2.
de aandelen [A] B.V. worden toebedeeld aan de vrouw
met inachtneming van het gestelde sub 1 tot en met 5 van de brief van 16 april 1996 van accountant Van de Wiel onder gehoudenheid voor de man om zonodig aan de vervulling van die voorwaarden mee te werken;
3.
de inboedelgoederen en auto’s worden toegedeeld aan
degene bij wie ze in gebruik zijn;
4.
de schulden aan adviseurs worden toegedeeld aan
degene die ze heeft gemaakt tot een maximum van
ƒ 50.000,--aan de zijde van de vrouw. De kosten van de diverse taxaties (…) komen voor rekening van Farmerhoeve B.V. dan wel de man zonder verder in de waardering te worden betrokken;
5.
de in de meer aangehaalde brief van accountant Van
de Wiel genoemde belastingschulden worden toegedeeld zoals daarin voorgesteld. Eventueel later opgekomen belastingschulden worden zonder verdere verrekening toegedeeld aan degene aan wie ze zijn opgelegd, met inachtneming van de voorbehouden als in het lichaam van deze beschikking omschreven;
6.
de levensverzekeringsverplichting en de
stamrechtverplichting in [A] B.V. worden toegedeeld aan de vrouw;
7.
het paard Farmer is voor ƒ 80.000,-- toegedeeld aan
de vrouw, met welke toedeling rekening moet worden gehouden bij de vaststelling van de aan de vrouw nog toekomende vordering uit overbedeling;
8.
de claim [..] blijft onverdeeld;
9.
de aan de vrouw toekomende vordering uit
overbedeling of het restant daarvan zal door de man te allen tijde in kontanten kunnen worden afgelost doch tenminste zal een aflossingsverplichting gelden van
ƒ 600,-- per week, mits deze deugdelijk kan worden gesecureerd, bijvoorbeeld door een tweede hypotheek op het onroerend goed van Farmerhoeve B.V.;
10.
over het restant zal de man een rente verschuldigd zijn gelijk aan de wettelijke rente die thans op 5% op jaarbasis bedraagt.
Voorts heeft de Rechtbank de zaak pro forma aangehouden tot 1 februari 1997 teneinde partijen in de gelegenheid te stellen op basis van haar uitspraak tot (notariële) verdeling en een definitieve vaststelling van de overbedelingsverplichting te geraken en een deugdelijke zekerheid tot stand te brengen ingeval de man gebruik zou maken van de mogelijkheid tot aflossing in termijnen en hen in staat te stellen eventuele geschillen daarover alsnog voor te leggen aan de Rechtbank, waartoe de meest gerede partij zich alsdan tot de Rechtbank zou kunnen wenden. Het meer of anders verzochte, waaronder het alimentatieverzoek van de vrouw, heeft de Rechtbank afgewezen.
Voorts heeft de Rechtbank bij beschikking van 20 februari 1998 de man veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de vrouw te betalen
ƒ 119.614,--, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 december 1996 tot aan de dag van de algehele voldoening, alsmede tot betaling van de wettelijke rente over een bedrag van ƒ 372.437,-- vanaf 6 december 1996 tot aan de dag waarop dat bedrag is voldaan. De Rechtbank heeft aangehouden de beslissingen met betrekking tot:
- a.
de definitieve vaststelling van de omvang van de
adviseurskosten die de vrouw inzake de claim [..] eventueel heeft gemaakt;
- b.
de wijze waarop de waarde van de claim [..] in de
waardeling moet worden betrokken;
- c.
de vaststelling van de waarde van het onroerend goed
en de wijze waarop een verschil met de thans voor de verdeling gekozen waarde eventueel in een andere verrekening zou moeten worden verwerkt.
Tenslotte heeft de Rechtbank bij beschikking van 11 september 1998 de man veroordeeld om in aanvulling op de beschikking van 20 februari 1998 tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de vrouw te betalen ƒ 1.852,05, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 december 1996 tot aan de dag der algehele voldoening.
Tegen de beschikkingen van 20 februari 1998, voor zover deze de claim [..] en de waarde van het onroerend goed betreft, en die van 11 september 1998 heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Daarbij heeft zij verzocht de beschikking van 11 september 1998 te vernietigen.
Bij beschikking van 10 september 1999 heeft het Hof de beschikking, waarvan beroep, voor zover deze betrekking heeft op de waardering van de claim [..], vernietigd en bepaald dat voor het overige op 29 september 1999 een nadere beschikking zal worden gegeven, waarbij drie deskundigen zullen worden benoemd ter waardering van de onroerende zaak, op de wijze zoals in deze beschikking is aangegeven.
De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het Hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Wesseling- van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
Het middel faalt op de gronden uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal Wesseling-van Gent.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren R. Herrmann, als voorzitter, A.E.M. van der Putt-Lauwers en J.B. Fleers, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 22 september 2000.