Einde inhoudsopgave
Rijkswet Noodvoorzieningen Scheepvaart
Artikel 13
Geldend
Geldend vanaf 01-04-1991
- Bronpublicatie:
05-12-1990, Stb. 1990, 593 (uitgifte: 01-01-1990, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 20522 Overheid.nl: 20522)
- Inwerkingtreding
01-04-1991
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-03-1991, Stb. 1991, 101 (uitgifte: 01-01-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Ministerie van Financiën
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ministerie van Economische Zaken
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
De vergoeding, welke aan de eigenaar en de vruchtgebruiker wordt verleend, indien het schip verloren is gegaan tijdens het gebruik door Onze Minister, dan wel vóór de terbeschikkingstelling verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden waarin het schip is geraakt, doordat aan de vordering gevolg is gegeven, wordt vastgesteld op de wijze, omschreven in artikel 24. Vergoeding wegens verlies van het schip wordt niet verleend, indien het niet verloren is gegaan als gevolg van het gebruik door Onze Minister of niet verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden, waarin het vóór de terbeschikkingstelling is geraakt, doordat aan de vordering gevolg is gegeven.
2.
De vergoeding aan de eigenaar wordt slechts verleend, indien deze wordt besteed voor de bouw van nieuwe scheepsruimte; Onze Minister kan van deze voorwaarde ontheffing verlenen.
3.
De eigenaar, die recht heeft op deze vergoeding, kan zijn recht slechts overdragen aan Nederlanders in de zin van artikel 311 van het Nederlandse Wetboek van Koophandel, dan wel aan Nederlanders in de zin van het Curaçaosch zeebrievenbesluit 1933, zoals dat besluit sedert de inwerkingtreding van de Wet nadere regelen omtrent nationaliteit en ingezetenschap 1951 (Stb. 593) moet worden verstaan.