RvdW 2022/207:1. Medeplegen oplichting woningbouwvereniging (art. 326 lid 1 Sr) en 2. witwassen (art. 420bis lid 1 sub b Sr). Ad 1. Bewijsklachten. HR (met verwijzing naar NJ 2004/165, m.nt. Reijntjes): hof heeft redengevend geacht voor de bewezenverklaring omstandigheden die niet in de bewijsmiddelen zijn vermeld terwijl het hof in zijn overweging ook niet met voldoende mate van nauwkeurigheid het wettige bewijsmiddel heeft aangegeven waaraan het die feiten en omstandigheden heeft ontleend. Ad 2. Kwalificatie-uitsluitingsgrond. HR (met verwijzing naar RvdW 2014/573): hof heeft geoordeeld dat de bewezenverklaarde gedragingen t.a.v. de genoemde geldbedragen kunnen worden gekwalificeerd als witwassen a.b.i. art. 420bis lid 1 sub b Sr en dat, waar het gaat om het bewezenverklaarde ‘overdragen’, zich niet het bijzondere geval voordoet dat het overdragen van door eigen misdrijf verkregen voorwerpen plaatsvindt onder omstandigheden die niet wezenlijk verschillen van gevallen waarin een verdachte die een bepaald misdrijf heeft begaan en die daarmee de door dat misdrijf verkregen voorwerpen verwerft of voorhanden heeft, zich automatisch ook schuldig zou maken aan het witwassen van die voorwerpen. ’s Hofs oordeel is niet onjuist en toereikend gemotiveerd, in aanmerking genomen dat het hof heeft vastgesteld dat verdachte en haar mededaders vanaf de bankrekening van verdachte de geldbedragen hebben overgeboekt naar de bankrekening van A respectievelijk de bankrekening van B met als omschrijving ‘managementvergoeding’ en vanaf de bankrekening van B een geldbedrag naar de bankrekening van C met als omschrijving ‘dividend’, waarbij deze gelden vermengd zijn geraakt met legale gelden en uiteindelijk niet meer als zodanig traceerbaar zijn. T.a.v. het onder 4 bewezenverklaarde doet de HR de zaak wat betreft het geldbedrag van € 471.142,46 zelf af door verdachte in zoverre te ontslaan van alle rechtsvervolging, nu het hof kennelijk abusievelijk verzuimd heeft dit in het dictum te doen. Volgt partiële vernietiging en terugwijzing. Samenhang met 20/03140, 20/03231 en 20/03246.