Rb. Overijssel, 30-03-2017, nr. ak, 16 , 2768
ECLI:NL:RBOVE:2017:1422
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
30-03-2017
- Zaaknummer
ak_16 _ 2768
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2017:1422, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 30‑03‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2018:3483, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 30‑03‑2017
Inhoudsindicatie
Vaststelling kinderopvangtoeslag over 2014;geen aanknopingspunt voor het door verweerder voorgestane onderscheid tussen betaald en onbetaald ouderschapverlof; verweerder ten onrechte van 20 in plaats van 24 uren gewerkte uren per week uitgegaan; beroep gegrond.
Partij(en)
RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/2768
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,
gemachtigde: mr. N. Scharroo,
en
Belastingdienst/Toeslagen, verweerder,
gemachtigde: I.M. Genee.
Procesverloop
Bij besluit van 10 juni 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de kinderopvangtoeslag van eiseres over het jaar 2014 definitief vastgesteld op € 19.310,-- en een bedrag van € 1.934,-- teruggevorderd.
Bij besluit van 13 oktober 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 maart 2017.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Aan het bestreden besluit is ten grondslag gelegd dat de kinderopvangtoeslag over 2014 mede is vastgesteld op basis van de door eiseres gewerkte uren. Uit de opgestuurde bewijsstukken is gebleken dat er evenveel gewerkte uren zijn als waarmee is gerekend in de definitieve berekening. Verweerder heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat onbetaald verlof volgens de wet niet meegenomen mag worden in het recht dat eiseres opbouwt aan de hand van haar gewerkte uren.
2. Eiseres heeft zich – samengevat weergegeven – op het standpunt gesteld dat zij voor haar aanspraak op kinderopvangtoeslag mag uitgaan van de arbeidsduur per week zoals die is opgenomen in haar arbeidsovereenkomst en dat haar onbetaalde ouderschapsverlof van vier uren per week hierbij niet van belang is. Eiseres is van mening dat, gelet op de informatie op de website van de Belastingdienst/Toeslagen, zij er gerechtvaardigd van mocht uitgaan dat wanneer zij ouderschapsverlof opneemt dit niet van invloed is op haar aanspraak op kinderopvangtoeslag.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1
Ingevolge artikel 1.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp) heeft een ouder voor een berekeningsjaar aanspraak op een kinderopvangtoeslag, indien de ouder in dat jaar tegenwoordige arbeid verricht waaruit inkomen uit werk en woning in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt genoten.
Ingevolge artikel 1.7, derde lid, van de Wkkp – voor zover hier van belang – kunnen bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de redelijke verhouding tussen het aantal uren dat de ouder en zijn partner arbeid verrichten en het aantal uren kinderopvang waarvoor kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd.
In het Besluit kinderopvangtoeslag zijn deze regels gesteld.
In artikel 8a, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag is het volgende bepaald:
‘Het aantal uren kinderopvang dat voor kinderopvangtoeslag in aanmerking komt, bedraagt voor ieder kind niet meer dan:
a. 230 uren per kalendermaand;
b. per berekeningsjaar:
1°. 140 procent van het aantal gewerkte uren, waarbij reistijd niet wordt aangemerkt als gewerkte uren, voor dagopvang en gastouderopvang aan een kind in de leeftijd, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, gezamenlijk;
2°. 70 procent van het aantal gewerkte uren, waarbij reistijd niet wordt aangemerkt als gewerkte uren, voor buitenschoolse opvang en gastouderopvang aan een kind in de leeftijd, bedoeld in artikel 1, onderdeel c, gezamenlijk;
3°. de duur van een voorziening die gericht is op arbeidsinschakeling of scholing, een opleiding of een cursus als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdelen c tot en met j, van de wet uitgedrukt in kalendermaanden, vermenigvuldigd met 230 uren per kalendermaand.’
3.2
Het geschil is beperkt tot de vraag of de uren van het onbetaalde ouderschapsverlof van eiseres wel of niet als gewerkte uren moeten worden gezien in het kader van de aanspraak op kinderopvangtoeslag.
3.3
Volgens verweerder is door het onbetaalde ouderschapsverlof sprake van een aanpassing van de arbeidsduur van eiseres van 24 naar 20 uren per week. Met deze aanpassing dient rekening te worden gehouden bij de vaststelling van het aantal gewerkte uren.
Volgens eiseres is haar arbeidsduur niet gewijzigd door het gebruik van haar ouderschapsverlof en bestaat er bij het bepalen van de aanspraak op kinderopvangtoeslag geen verschil tussen betaald en onbetaald ouderschapsverlof.
3.4
Uit de tekst van de Wkkp blijkt voor wat betreft de vaststelling van de arbeidsduur niet van een onderscheid tussen betaald en onbetaald ouderschapsverlof.
In de Nota van Toelichting bij het Besluit van 16 september 2011 tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang (Staatsblad 2011, 424) is vermeld dat bij werknemers het aantal gewerkte uren gelijk is aan de (overeengekomen) arbeidsduur. Bij ziekte, bijscholing, vakantie, een deeltijd WW-uitkering of ouderschapsverlof wijzigt die arbeidsduur niet. Die omstandigheden hebben dan ook geen invloed op het aantal gewerkte uren en dus ook niet op het recht op het aantal uren kinderopvangtoeslag van de werknemer op grond van de urenkoppeling. Ook voor zelfstandigen zal de Belastingdienst/Toeslagen bij beoordeling van de kinderopvangtoeslag hiermee rekening houden.
3.5
De rechtbank stelt vast dat in de door eiseres overgelegde arbeidsovereenkomst een arbeidsduur van 24 uur per week is overeengekomen. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen aanknopingspunt voor het door verweerder voorgestane onderscheid tussen betaald en onbetaald ouderschapsverlof. Noch in genoemde Nota van Toelichting, noch elders –bijvoorbeeld in Wet arbeid en zorg – wordt een bevestiging voor dit onderscheid gezien. Naar het oordeel van de rechtbank wijzigt ook bij onbetaald ouderschapsverlof de urenomvang, zoals tussen werkgever en werknemer overeengekomen, niet. Dit betekent dat eiseres haar arbeidsduur niet heeft gewijzigd door het opnemen van onbetaald ouderschapsverlof en dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte van 20 in plaats van 24 gewerkte uren per week in de betreffende periode is uitgegaan. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
4. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.
5. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van
deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,-- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.M. Elderman, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. H. Richart, als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.