Einde inhoudsopgave
Rijnvaartpolitiereglement 1995
Artikel 9.04 Ontmoeten: Afwijking van de hoofdregels
Geldend
Geldend vanaf 01-12-2011
- Bronpublicatie:
18-11-2011, Stb. 2011, 564 (uitgifte: 30-11-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-11-2011, Stb. 2011, 564 (uitgifte: 30-11-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
Waterrecht (V)
1.
Dit artikel geldt voor het ontmoeten:
- a.
op het riviergedeelte tussen de uitmonding van de Neckar (km 428,20) en Lorch (km 540,20);
- b.
op het riviergedeelte tussen Duisburg (km 769,00) en de Duits-Nederlandse grens (km 857,68).
2.
In afwijking van artikel 6.04 moeten een opvarend schip en een afvarend schip bij het ontmoeten zo ver stuurboord houden als nodig is om het voorbijvaren zonder gevaar bakboord op bakboord te kunnen doen geschieden.
3.
Een opvarend schip mag verlangen, dat het voorbijvaren overeenkomstig artikel 6.04 stuurboord op stuurboord plaatsvindt, wanneer het zich naar een nevenvaarweg, een haven, een laad- of losplaats, een steiger of een ligplaats aan de rechteroever wil begeven, of wanneer het van een aan de rechteroever gelegen laad- of losplaats, steiger of ligplaats wil vertrekken, of wanneer het een nevenvaarweg, of een haven gelegen aan de rechterzijde van de vaarweg wil uitvaren. Het mag dit verlangen evenwel slechts kenbaar maken nadat het zich heeft vergewist, dat daaraan zonder gevaar kan worden voldaan.
4.
In afvaart mag:
- a.
een passagiersschip dat een geregelde dienst onderhoudt en waarvan het toegelaten maximum aantal passagiers niet minder dan 300 personen bedraagt, wanneer het wil aanleggen aan een aanlegplaats die aan de linkeroever is gelegen,
- b.
een sleep die om te kunnen opdraaien de linkeroever wil houden,
- c.
een duwstel, indien het zich naar een laad- of los- of aanlegplaats of een ligplaats aan de linkeroever wil begeven, van een opvarend schip verlangen, dat het voorbijvaren stuurboord op stuurboord plaatsvindt. Zij mogen dit verlangen evenwel slechts kenbaar maken, indien zij zich er van hebben vergewist, dat daaraan zonder gevaar kan worden voldaan.
5.
Een afvarend schip, als bedoeld in het vierde lid, dat het voorbijvaren stuurboord op stuurboord wil doen geschieden, moet tijdig ‘twee korte stoten’ geven en bovendien de in artikel 6.04, derde lid, bedoelde tekens tonen.
Een opvarend schip moet aan het verlangen van het afvarende schip voldoen en dit bevestigen door het geven van ‘twee korte stoten’ en het tonen van de in artikel 6.04, derde lid, bedoelde tekens.
Zodra te vrezen is, dat de bedoeling van het afvarende schip door het opvarende schip niet is begrepen, moet het afvarende schip de in de eerste alinea van dit lid bedoelde geluidsseinen herhalen.
6.
Artikel 6.05 is niet van toepassing.