Einde inhoudsopgave
Rijnvaartpolitiereglement 1995
Artikel 9.02 Het Grand Canal d'Alsace en de gekanaliseerde Rijn
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Redactionele toelichting
Zie voor de oorspronkelijke plaatsing en voorgaande versies van dit reglement de bijlage bij het Besluit van 15-09-1994, Stb. 770.
- Bronpublicatie:
01-12-2010, Stb. 2010, 811 (uitgifte: 20-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-12-2010, Stb. 2010, 811 (uitgifte: 20-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
Waterrecht (V)
1.
Dit artikel geldt voor het gehele traject tussen km 173,55 (begin van het omleidingskanaal van het stuwcomplex Kembs) en km 335,70 (einde van het omleidingskanaal van het stuwcomplex Iffezheim), met inbegrip van het zijkanaal tussen km 173,55 en km 226,54 (einde van het omleidingskanaal van het stuwcomplex Vogelgrün) en de omleidingen van de gekanaliseerde Rijn te Marckolsheim, Rheinau, Gerstheim en Straatsburg.
2.
De artikelen 6.04 en 6.05 zijn niet van toepassing op de hierboven genoemde trajekten.
3.
Een schip moet bij ontmoeten zo nodig zijn stuurboordswal houden om het voorbijvaren zonder gevaar bakboord op bakboord te kunnen doen geschieden.
4.
In afwijking van het tweede en derde lid mag een schip, dat zich in de onmiddellijke omgeving van de sluizen bevindt, verzoeken, dat het voorbijvaren overeenkomstig de artikelen 6.04 en 6.05 stuurboord op stuurboord zal plaatsvinden mits het zich er van heeft vergewist, dat daaraan zonder gevaar kan worden voldaan.
Hetzelfde geldt bovendien voor kanaalspitsen (lengte: 38,50 m), al dan niet gesleept, in opvaart op de volgende riviergedeelten:
- a.
stuwpand Rheinau tussen km 244,00 en de sluizen te Marckolsheim;
- b.
stuwpand Marckolsheim tussen km 228,00 en de sluizen te Vogelgrün.
5.
Een schip mag op de Rijn boven- en benedenstrooms van een stuw de grenslijn niet overschrijden die op iedere oever is aangeduid door een algemeen verbodsteken A.1 ( bijlage 7).
6.
Een schip mag niet de toe- en afvoerkanalen van de elektrische centrales binnenvaren. Het begin en het einde van deze kanalen zijn aangeduid door een algemeen verbodsteken A.1 ( bijlage 7).
7.
Een schip mag slechts keren op de keerplaatsen, welke zijn gelegen stroomopwaarts van de bovenstroomse voorhavens van de sluizen, evenals in de benedenstroomse voorhavens daarvan en in het benedenstroomse toeleidingskanaal van de meest benede nstrooms gelegen sluizen.
Deze beperking geldt niet voor kleine schepen.
8.
Een schip mag slechts ligplaats nemen en aanleggen op de wachtplaatsen van de sluizen en in het afvoerkanaal benedenstrooms van de laatste sluizen.
9.
Het verbod om te keren, ligplaats te nemen en aan te leggen, bedoeld in het zevende en achtste lid, geldt niet voor een schip dat:
- a.
moet laden of lossen op een daartoe door de bevoegde autoriteit aangewezen plaats;
- b.
om dwingende redenen van veiligheid verplicht is te gaan stilliggen.
10.
Een schip met een breedte van meer dan 11,45 m mag geen gebruik maken van de kleine sluizen van de sluiscomplexen te Ottmarsheim, Fessenheim, Vogelgrün, Rhinau, Gerstheim en Straatsburg.
11.
Op het Grand Canal d'Alsace en de gekanaliseerde Rijn tot km 294,00 mag de ten minste voorgeschreven hoogte van de lichten en dagtekens, bedoeld in de artikelen 3.08, 3.09, 3.10, 3.13, 3.14, 3.15 en 3.29 zoveel worden verminderd als nodig is om onder kunstwerken te kunnen doorvaren, waarbij alle maatregelen moeten worden genomen om te verzekeren, dat de verschillende lichten en dagtekens zichtbaar blijven.