Rb. Rotterdam, 22-12-2005, nr. TELEC 04/2216-WILD
ECLI:NL:RBROT:2005:AV9489
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
22-12-2005
- Zaaknummer
TELEC 04/2216-WILD
- LJN
AV9489
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2005:AV9489, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 22‑12‑2005; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:CBB:2007:BA3858
Uitspraak 22‑12‑2005
Inhoudsindicatie
Telecommunicatie, vergunning, FM-frequentie.
RECHTBANK TE ROTTERDAM
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nr.: TELEC 04/2216-WILD
Uitspraak
in het geding tussen
I.D. & T. Radio B.V., gevestigd te Zaanstad, eiseres,
gemachtigde mr. R.P.J. Ribbert, advocaat te Amsterdam, en
en
de Minister van Economische Zaken, verweerder.
1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief van 6 oktober 2003 heeft eiseres een vergunning aangevraagd tot gebruik van twee frequenties (Utrecht 93,6 MHz en Rotterdam 88,6 MHz) vanwege een door haar gesteld verzorgingstekort in de regio’s Utrecht en Rotterdam.
Verweerder heeft bij besluit van 5 november 2003 deze aanvraag afgewezen.
Eiseres heeft hiertegen bij brief van 17 december 2003 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 2 juli 2004 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij brief van 21 juli 2004 heeft eiseres tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 13 december 2004 een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 17 oktober 2005, alwaar voor eiseres haar gemachtigde aanwezig was. Verweerder heeft zich bij die gelegenheid doen vertegenwoordigen door mr. A. Hazenborg en P. Feenstra, werkzaam bij verweerders Agentschap Telecom.
2. Overwegingen
Verweerder heeft in het bestreden besluit zijn afwijzing gebaseerd op het gegeven dat op grond van het Nationaal Frequentieplan de frequenties in de frequentieband 87,5 MHz tot 108 MHz voor commerciële omroep slechts vergund kunnen worden door middel van een veiling of een ver-gelijkende toets, zodat de verlening niet kan geschieden op volgorde van aanvraag. Verweerder acht het voorts, conform zijn vaste beleid, niet doelmatig om tot tussentijdse verdeling van de gevraagde frequenties over te gaan.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat alleen zij in aanmerking kan komen voor de frequentie 88,6 MHz (Rotterdam), zodat er geen sprake zou zijn van schaarste, in welk geval vergunningverlening op volgorde van aanvraag kan geschieden. Eiseres stelt zich ten aanzien van de frequentie 93,6 MHz (Utrecht) op het standpunt dat er geen reëel uitzicht bestaat dat deze frequentie binnen redelijke termijn uitgegeven zal worden. Voorts bestrijdt eiseres verweerders standpunt dat het niet doelmatig zou zijn tussentijds tot frequentieuitgifte over te gaan.
Eiseres verzoekt de rechtbank om die reden het bestreden besluit te vernietigen en:
- zelf te voorzien in de zaak door de gevraagde frequenties aan eiseres toe te kennen; dan wel
- verweerder op te dragen de gevraagde frequenties aan eiseres toe te kennen.
Gelet op het ondubbelzinnige verzoek van eiseres dient de beoordeling van dit geschil beperkt te blijven tot beantwoording van de vraag of verweerder de gevraagde vergunning(en), zonder het volgen van de procedure van een veiling dan wel vergelijkende toets, ‘op volgorde van aanvraag’ aan eiseres toe had moeten wijzen.
Deze vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, onderdeel a, van de Telecommunicatiewet (Tw) wordt een vergunning geweigerd indien verlening daarvan in strijd is met het frequentieplan.
Artikel 3.1 van de Tw luidde ten tijde hier van belang als volgt:
“Onze Minister stelt, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad een frequentieplan vast, dat in ieder geval de verdeling van frequentieruimte over te onderscheiden bestemmingen alsmede over categorieën van gebruik bevat. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de inrichting van het frequentieplan.”
Artikel 2, tweede lid, van het Frequentiebesluit, dat is gebaseerd op artikel 3.1, eerste lid, van de Tw, luidt als volgt:
“In het frequentieplan wordt voor de hoofdcategorieën zakelijk gebruik en overig gebruik, alsmede voor de categorie commerciële omroep, per eenheid van frequentieruimte, met in achtneming van het bepaalde in het derde en vierde lid, vastgesteld of bij de verlening van een vergunning hetzij de procedure van op volgorde van binnenkomst hetzij de procedure van veiling of vergelijkende toets wordt toegepast.”
In het op artikel 3.1, eerste lid, van de Tw gebaseerde frequentieplan, genaamd Nationaal Frequentieplan (NFP) wordt bij de frequenties vallende binnen de bandbreedte 87,5 MHz tot 108 MHz ten aanzien van de commerciële omroep vermeld dat vergunningverlening geschiedt via veiling dan wel vergelijkende toets.
Hieruit volgt dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat verlening van de door eiseres gevraagde vergunning(en) op volgorde van aanvraag is strijd is met artikel 3.6, eerste lid, onderdeel a, van de Tw. Al hetgeen namens eiseres in beroep is aangevoerd, kan hieraan niet afdoen.
Het beroep van eiseres is derhalve ongegrond.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt.
De beslissing is in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. Fijneman als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 december 2005.
De griffier: De rechter:
Afschrift verzonden op:
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.