De aanmerkelijkbelangregeling in internationaal perspectief
Einde inhoudsopgave
De aanmerkelijkbelangregeling in internationaal perspectief (FM nr. 123) 2007/2.3.1.1:2.3.1.1 Verhouding vestigingsplaatsficties onderling
De aanmerkelijkbelangregeling in internationaal perspectief (FM nr. 123) 2007/2.3.1.1
2.3.1.1 Verhouding vestigingsplaatsficties onderling
Documentgegevens:
Mr. dr. F.G.F. Peters, datum 01-03-2007
- Datum
01-03-2007
- Auteur
Mr. dr. F.G.F. Peters
- JCDI
JCDI:ADS363834:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Buitenlands belastingplichtige
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Heffingsbevoegdheid
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Europees belastingrecht / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Belastingplichtige
Inkomstenbelasting / Aanmerkelijk belang (box 2)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De beide vestigingsplaatsficties sluiten niet op elkaar aan. De vestigingsplaatsfictie van artikel 7.5, lid 6, Wet IB 2001 beoogt de belastingheffing ter zake van het aanmerkelijk belang na emigratie veilig te stellen. De fictie gaat uit van een vestigingsduurcriterium. De doelstelling van de vestigingsplaatsfictie van artikel 4.35 Wet IB 2001 is om aanmerkelijkbelanghouders die vóór hun komst naar Nederland al buitenlands belastingplichtig waren, geen step-up bij immigratie (of remigratie) te verlenen, alsmede kennelijk om die groep aanmerkelijkbelanghouders de toepassing van de passantenregeling te onthouden. Deze doelstelling wordt echter niet in alle gevallen bereikt vanwege het simpele feit dat de fictie is gebaseerd op het oprichtingsrechtcriterium in plaats van op het voor de bepaling van de buitenlandse belastingplicht beslissende vestigingsduurcriterium.
De ongewenste effecten van deze discongruentie worden voor wat betreft de regelingen bij immigratie en remigratie verholpen door de in het Uitv.besl. IB 2001 opgenomen bepaling dat steeds een step-up geldt voor waardestijgingen (respectievelijk een step-down bij waardedalingen) ontstaan in een periode waarin geen buitenlandse belastingplicht bestond. Omgekeerd wordt een step-up bij voorheen bestaande buitenlandse (en binnenlandse) belastingplicht niet in alle gevallen uitgesloten, aangezien het bij immigratie of remigratie na afloop van de tienjaarstermijn van de conserverende aanslagen wegens emigratie of zetelverplaatsing mogelijk is een verhoging van de verkrijgingsprijs af te dwingen door toepassing van een holdingconstructie. De hiertegen gerichte bepaling van artikel 16, lid 11, Uitv.besl. IB 2001 voorkomt dit niet indien de oorspronkelijke vennootschap naar buitenlands recht is opgericht.
Aangezien voor de passantenregeling geen nadere voorschriften in het Uitv.besl. IB 2001 zijn gegeven, is het enerzijds mogelijk dat de passantenregeling wordt toegepast in gevallen van vóór immigratie bestaande buitenlandse belastingplicht, en anderzijds dat toepassing ervan wordt onthouden aan tijdelijke immigranten ten aanzien van wie helemaal geen aanmerkelijkbelangclaim bestond.
Het is derhalve een gemiste kans dat bij de invoering van de Wet IB 2001 de vestigingsplaatsficties niet met elkaar in overeenstemming zijn gebracht.