Einde inhoudsopgave
Wet oorlogsstrafrecht
Artikel 15 [Kwalificaties benoembaarheid]
Geldend
Geldend vanaf 01-06-1999
- Bronpublicatie:
19-04-1999, Stb. 1999, 194 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken: 25392)
- Inwerkingtreding
01-06-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-05-1999, Stb. 1999, 198 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
Bijzonder strafrecht / Militair strafrecht en strafprocesrecht
1.
Tot de in artikel 14 genoemde betrekkingen met uitzondering van die van militair lid en plaatsvervangend militair lid zijn benoembaar:
- 1°
bij het Bijzondere Hooggerechtshof zij die benoembaar zijn onderscheidenlijk tot raadsheer in, advocaat-generaal bij of griffier of substituut-griffier van een gerechtshof;
- 2°
bij de bijzondere rechtbanken zij die benoembaar zijn onderscheidenlijk tot rechter in, officier of substituut-officier van justitie bij of griffier of substituut-griffier van een arrondissements-rechtbank.
2.
De met rechtspraak belaste rechtsgeleerde leden der bijzondere colleges worden door Ons benoemd voor de duur der instandhouding van het college en bij voorkeur uit de leden van de rechterlijke macht, met rechtspraak belast.
3.
Tot militaire leden en plaatsvervangende militaire leden zijn benoembaar:
- 1°
in het Bijzondere Hooggerechtshof opper- en vlagofficieren, al dan niet in actieve dienst;
- 2°
in de bijzondere rechtbanken officieren, al dan niet in actieve dienst, die ten minste de rang van hoofdofficier hebben.