Einde inhoudsopgave
Regeling aanvullende regels veiligheid wegtunnels
Artikel 13a
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2013
- Bronpublicatie:
20-06-2013, Stcrt. 2013, 16853 (uitgifte: 28-06-2013, regelingnummer: IENM/BSK-2013/123468)
- Inwerkingtreding
01-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2013, Stb. 2013, 243 (uitgifte: 28-06-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met art. I, onderdelen D t/m F van de wet van 12-06-2013, Stb. 242.
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Algemeen
Verkeersrecht / Inrichting wegverkeer
Ruimtelijk bestuursrecht / Bijzondere onderwerpen
Bouwrecht / Veiligheid en milieu
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Volkshuisvesting (bestuursrechtelijk) / Wonen
Verkeersrecht (V)
Verkeersrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De gestandaardiseerde uitrusting als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet bestaat voor een tunnel langer dan 250 meter en ten hoogste 500 meter uit:
- a.
bluswatervoorziening;
- b.
C2000;
- c.
calamiteitendoorsteek;
- d.
elektrische energiebron;
- e.
hulpposten;
- f.
noodtelefoon;
- g.
overdrukvoorziening grensruimte, tenzij er geen grensruimte is;
- h.
verlichting verkeersbuis;
- i.
vloeistofafvoer;
- j.
vloeistofpompinstallatie;
- k.
vluchtdeurindicatie;
- l.
veilige vluchtroute, bestaande uit een middentunnelkanaal met de volgende uitrusting:
- i.
verlichting veilige vluchtroute;
- ii.
rij van vluchtdeuren;
- iii.
overdrukvoorziening veilige vluchtroute;
- iv.
vluchtroute-indicatie;
- v.
kopdeur middentunnelkanaal,
2.
Indien de beheerder dit verkeerskundig noodzakelijk acht, beschikt de tunnel tevens over handmatig bedienbare afsluitbomen.
3.
Een tunnel langer dan 250 meter en ten hoogste 500 meter wordt uitgerust met de in het eerste lid bedoelde onderdelen overeenkomstig de voorschriften van bijlage 4, paragrafen 1 tot en met 4, 16, 17, 19 tot en met 24, 29, 30, 32, 34 en 35 bij deze regeling.