Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 129 Blootstellingen in de vorm van gedekte obligaties
Geldend
Geldend vanaf 09-07-2024
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2025.
- Bronpublicatie:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Inwerkingtreding
09-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Om in aanmerking te komen voor de in de leden 4 en 5 van dit artikel beschreven preferentiële behandeling, voldoen gedekte obligaties als gedefinieerd in artikel 3, punt 1, van Richtlijn (EU) 2019/2162 van het Europees Parlement en de Raad (1) aan de vereisten van de leden 3, 3 bis en 3 ter van dit artikel, en worden zij zekergesteld door een van de volgende in aanmerking komende activa:
- a)
blootstellingen met betrekking tot of gegarandeerd door centrale overheden, centrale banken van het ESCB, publiekrechtelijke lichamen, regionale of lokale overheden in de Unie;
- b)
blootstellingen met betrekking tot of gegarandeerd door centrale overheden van derde landen, centrale banken van derde landen, multilaterale ontwikkelingsbanken, internationale organisaties welke in aanmerking komen voor kredietkwaliteitscategorie 1 overeenkomstig dit hoofdstuk, en blootstellingen met betrekking tot of gegarandeerd door publiekrechtelijke lichamen van derde landen, regionale overheden van derde landen of lokale overheden van derde landen, welke overeenkomstig respectievelijk artikel 115, lid 1 of lid 2, of artikel 116, leden 1, 2 of 4, eenzelfde risicogewicht hebben als blootstellingen met betrekking tot instellingen of centrale overheden en centrale banken en welke in aanmerking komen voor kredietkwaliteitscategorie 1 overeenkomstig dit hoofdstuk, en blootstellingen in de zin van dit punt welke ten minste in aanmerking komen voor kredietkwaliteitscategorie 2 overeenkomstig dit hoofdstuk, mits zij niet hoger liggen dan 20 % van het nominale bedrag van de uitstaande gedekte obligaties van de uitgevende instellingen;
- c)
blootstellingen aan kredietinstellingen die in aanmerking komen voor kredietkwaliteitscategorie 1 of kredietkwaliteitscategorie 2 of blootstellingen aan kredietinstellingen die in aanmerking komen voor kredietkwaliteitscategorie 3, indien die blootstellingen de vorm aannemen van
- i)
kortetermijndeposito's met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste honderd dagen, indien deze deposito's worden gebruikt om te voldoen aan de in artikel 16 van Richtlijn (EU) 2019/2162 bedoelde verplichting van een liquiditeitsbuffer voor een dekkingspool, of
- ii)
derivatencontracten die voldoen aan de vereisten van artikel 11, lid 1, van die richtlijn, indien door de bevoegde autoriteiten toegestaan;
- d)
leningen die gedekt zijn door niet-zakelijk onroerend goed tot aan een waarde die de laagste is van de hoofdsom van de pandrechten in combinatie met eerder verleende pandrechten, en 80 % van de waarde van de in pand gegeven goederen;
- e)
woonkredieten die volledig gedekt zijn door een toelaatbare protectiegever als bedoeld in artikel 201, die in aanmerking komen voor kredietkwaliteitscategorie 2 of hoger als bepaald in dit hoofdstuk, mits het gedeelte van elk van de kredieten dat wordt aangewend om te voldoen aan het in dit lid gestelde vereiste voor de zekerheidsstelling van de gedekte obligaties ten hoogste 80 % bedraagt van de waarde van het overeenkomstige in Frankrijk gelegen niet-zakelijk onroerend goed en mits de verhouding tussen hypotheekschuld en inkomen (loan-to-income ratio) hooguit 33 % bedroeg bij de toekenning van het krediet. Op het niet-zakelijk onroerend goed zijn ten tijde van de kredietverlening geen hypothecaire pandrechten gevestigd en voor de kredieten die vanaf 1 januari 2014 worden verleend, dient de kredietnemer zich er contractueel toe te verplichten dergelijke rechten niet te vestigen zonder de toestemming van de kredietinstelling die het krediet heeft verleend. De loan-to-income ratio komt overeen met het gedeelte van het bruto-inkomen van de kredietnemer dat de terugbetaling van het krediet dekt, met inbegrip van de rente. De protectiegever is hetzij een financiële instelling waaraan een vergunning is verleend door en die onder toezicht staat van de bevoegde autoriteiten, en die onderworpen is aan prudentiële vereisten die qua degelijkheid vergelijkbaar zijn met die welke op instellingen worden toegepast, hetzij een verzekeringsonderneming. De protectiegever voorziet in een onderling garantiefonds of in vergelijkbare bescherming voor verzekeringsondernemingen om verliezen door kredietrisico op te vangen, waarvan de kalibratie regelmatig door de bevoegde autoriteiten wordt getoetst. Zowel de kredietinstelling als de protectiegever beoordelen de kredietwaardigheid van de kredietnemer;
- f)
leningen die gedekt zijn door zakelijk onroerend goed tot aan een waarde die de laagste is van de hoofdsom van de pandrechten in combinatie met eerder verleende pandrechten, en 60 % van de waarde van de in pand gegeven goederen. Door zakelijk onroerend goed gedekte leningen zijn ook toelaatbaar wanneer de ratio van de lening ten opzichte van de waarde meer dan 60 % maar niet meer dan 70 % bedraagt, op voorwaarde dat de totale waarde van de als zekerheid voor de gedekte obligaties in pand gegeven activa ten minste 10 % hoger is dan het nominale bedrag van de gedekte obligatie, en de rechten van de obligatiehouders voldoen aan de rechtszekerheidsvoorschriften van hoofdstuk 4. De rechten van de obligatiehouders hebben voorrang op alle andere zekerheidsrechten;
- g)
leningen die gedekt zijn door pandrechten op schepen tot aan het verschil tussen 60 % van de waarde van het in pand gegeven schip en de waarde van enige eerder verleende pandrechten op schepen.
Voor de toepassing van lid 1 bis worden blootstellingen die het gevolg zijn van de overdracht en het beheer van betalingen door de debiteur van leningen die gedekt zijn door in pand gegeven goederen van schuldinstrumenten, dan wel het gevolg zijn van de overdracht en het beheer van liquidatieopbrengsten in verband met dergelijke leningen, niet in aanmerking genomen bij de berekening van de in dat lid bedoelde limieten.
Onverminderd de eerste alinea, punt c), van dit lid worden indirecte blootstellingen aan kredietinstellingen zonder externe rating die hypotheekleningen dekken tot aan de inschrijving ervan, voor de toepassing van dat punt tot en met 1 juli 2027 behandeld als blootstellingen aan kredietinstellingen die voor kredietkwaliteitscategorie 1 in aanmerking komen, mits het overeenkomstig artikel 121 in klasse A ondergebrachte kortlopende blootstellingen zijn en de gedekte hypotheekleningen na inschrijving in aanmerking komen voor de preferentiële behandeling op grond van de eerste alinea, punten d), e) en f), van dit lid.
1 bis.
Voor de toepassing van punt c) van de eerste alinea van lid 1 geldt het volgende:
- a)
voor blootstellingen aan kredietinstellingen die voor kredietkwaliteitscategorie 1 in aanmerking komen, bedraagt de blootstelling maximaal 15 % van het nominale bedrag van de uitstaande gedekte obligaties van de uitgevende kredietinstelling;
- b)
voor blootstellingen aan kredietinstellingen die voor kredietkwaliteitscategorie 2 in aanmerking komen, bedraagt de totale blootstelling maximaal 10 % van het nominale bedrag van de uitstaande gedekte obligaties van de uitgevende kredietinstelling;
- c)
voor blootstellingen aan kredietinstellingen die voor kredietkwaliteitscategorie 3 in aanmerking komen, in de vorm van kortetermijndeposito's als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder c), i), van dit artikel of in de vorm van derivatencontracten, als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder c), ii), van dit artikel bedraagt de totale blootstelling maximaal 8 % van het nominale bedrag van de uitstaande gedekte obligaties van de uitgevende kredietinstelling; de krachtens artikel 18, lid 2, van Richtlijn (EU) 2019/2162 aangewezen bevoegde autoriteiten kunnen, na raadpleging van EBA, toestemming verlenen voor blootstellingen in de vorm van derivatencontracten aan kredietinstellingen die voor kredietkwaliteitscategorie 3 in aanmerking komen, op voorwaarde dat aanmerkelijke potentiële concentratieproblemen in de betrokken lidstaten als gevolg van de toepassing van de in dit lid bedoelde verplichtingen van kredietkwaliteitscategorieën 1 en 2 kunnen worden aangetoond;
- d)
de totale blootstelling aan kredietinstellingen die voor kredietkwaliteitscategorie 1, 2 of 3 in aanmerking komen, bedraagt maximaal 15 % van het nominale bedrag van de uitstaande gedekte obligaties van de uitgevende kredietinstelling en de totale blootstelling aan kredietinstellingen die voor kredietkwaliteitscategorie 2 of 3 in aanmerking komen, bedraagt maximaal 10 % van het nominale bedrag van de uitstaande gedekte obligaties van de uitgevende kredietinstelling.
1 ter.
Lid 1 bis van dit artikel is niet van toepassing op het gebruik van gedekte obligaties als in aanmerking komende zekerheid overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn (EU) 2019/2162.
1 quater.
Voor de toepassing van punt d) van de eerste alinea van lid 1, is de limiet van 80 % van toepassing op afzonderlijke leningen, bepaalt zij het gedeelte van de lening dat bijdraagt aan de dekking van de aan de gedekte obligaties verbonden verplichtingen en geldt zij gedurende de volledige looptijd van de lening.
1 quinquies.
Voor de toepassing van de punten f) en g) van de eerste alinea van lid 1 zijn de limieten van 60 % of 70 % van toepassing op afzonderlijke leningen, bepalen zij het gedeelte van de lening dat bijdraagt aan de dekking van de aan de gedekte obligaties verbonden verplichtingen en gelden zij gedurende de volledige looptijd van de lening.
2.
Onder de in lid 1, punten a) tot en met f), bedoelde situaties vallen ook zekerheden die bij wetgeving uitsluitend bestemd zijn om de houders van de obligaties tegen verliezen te beschermen.
3.
Voor onroerend goed en schepen die als zekerheid zijn gesteld voor gedekte obligaties die aan deze verordening voldoen, wordt aan de vereisten van artikel 208 voldaan. Voor alle onroerende goederen en schepen worden de vermogenswaarden regelmatig en ten minste jaarlijks gecontroleerd overeenkomstig artikel 208, lid 3, onder a).
Ten behoeve van de waardering van onroerend goed kunnen de op grond van artikel 18, lid 2, van Richtlijn (EU) 2019/2162 aangewezen bevoegde autoriteiten toestaan dat het onroerend goed wordt gewaardeerd tegen of onder de marktwaarde of, in de lidstaten die in wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen strikte criteria hebben vastgelegd voor de berekening van de hypotheekwaarde, tegen de hypotheekwaarde van dat onroerend goed, zonder dat de in artikel 229, lid 1, punt e), van deze verordening vastgelegde plafonds worden toegepast;
3 bis.
Gedekte obligaties worden zekergesteld door de in lid 1 van dit artikel genoemde in aanmerking komende activa, en zijn tevens onderworpen aan een minimumpercentage van 5 % aan overcollateralisatie in de zin van artikel 3, punt 14, van Richtlijn (EU) 2019/2162.
Voor de toepassing van de eerste alinea van dit lid heeft het totale nominale bedrag van alle dekkingsactiva in de zin van artikel 3, punt 4, van die richtlijn ten minste dezelfde waarde als de totale nominale waarde van uitstaande gedekte obligaties (‘nominaal beginsel’) en bestaat het uit in aanmerking komende activa als beschreven in lid 1 van dit artikel.
Lidstaten kunnen een lager minimumpercentage aan overcollateralisatie vaststellen voor gedekte obligaties of kunnen hun bevoegde autoriteiten toestaan dit percentage vast te stellen mits:
- a)
hetzij de berekening van overcollateralisatie is gebaseerd op een formele benadering waarin rekening wordt gehouden met de onderliggende risico's van de activa, hetzij de waardering van de activa afhankelijk is van de hypotheekwaarde, en
- b)
het minimumpercentage aan overcollateralisatie niet lager is dan 2 % op basis van het nominale beginsel als bedoeld in artikel 15, leden 6 en 7, van Richtlijn (EU) 2019/2162.
De activa die bijdragen aan een minimumpercentage aan overcollateralisatie, zijn niet onderworpen aan de limieten voor de omvang van de blootstelling als bepaald in lid 1 bis en worden niet meegeteld voor die limieten.
3 ter.
De in lid 1 van dit artikel bedoelde in aanmerking komende activa mogen in de dekkingspool worden opgenomen als vervangende activa in de zin van artikel 3, punt 13, van Richtlijn (EU) 2019/2162, met inachtneming van de limieten inzake kredietkwaliteit en omvang van de blootstelling als uiteengezet in de leden 1 en 1 bis van dit artikel.
4.
Aan gedekte obligaties waarvoor een direct toepasbare kredietbeoordeling van een aangewezen EKBI beschikbaar is, wordt een risicogewicht overeenkomstig tabel 1 toegekend dat overeenstemt met de kredietbeoordeling van de EKBI overeenkomstig artikel 136.
Kredietkwaliteitscategorie | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
Risicogewicht | 10 % | 20 % | 20 % | 50 % | 50 % | 100 % |
5.
Bij de toekenning van een risicogewicht aan gedekte obligaties waarvoor geen direct toepasbare kredietbeoordeling van een aangewezen EKBI beschikbaar is, wordt uitgegaan van het risicogewicht dat is toegekend aan preferente niet-gedekte blootstellingen met betrekking tot de instelling die deze obligaties uitgeeft. Daarbij geldt tussen de betrokken risicogewichten het volgende verband:
- a)
indien aan de blootstellingen met betrekking tot de instelling een risicogewicht van 20 % wordt toegekend, wordt aan de gedekte obligatie een risicogewicht van 10 % toegekend;
- a bis)
indien aan de blootstellingen met betrekking tot de instelling een risicogewicht van 30 % wordt toegekend, wordt aan de gedekte obligatie een risicogewicht van 15 % toegekend;
- a ter)
indien aan de blootstellingen met betrekking tot de instelling een risicogewicht van 40 % wordt toegekend, wordt aan de gedekte obligatie een risicogewicht van 20 % toegekend;
- b)
indien aan de blootstellingen met betrekking tot de instelling een risicogewicht van 50 % wordt toegekend, wordt aan de gedekte obligatie een risicogewicht van 25 % toegekend;
- b bis)
indien aan de blootstellingen met betrekking tot de instelling een risicogewicht van 75 % wordt toegekend, wordt aan de gedekte obligatie een risicogewicht van 35 % toegekend;
- c)
indien aan de blootstellingen met betrekking tot de instelling een risicogewicht van 100 % wordt toegekend, wordt aan de gedekte obligatie een risicogewicht van 50 % toegekend;
- d)
indien aan de blootstellingen met betrekking tot de instelling een risicogewicht van 150 % wordt toegekend, wordt aan de gedekte obligatie een risicogewicht van 100 % toegekend..
6.
Gedekte obligaties die vóór 31 december 2007 zijn uitgegeven, vallen niet onder de vereisten van de leden 1, 1 bis, 3, 3 bis en 3 ter. Zij komen tot hun vervaldatum in aanmerking voor de in de leden 4 en 5 beschreven preferentiële behandeling.
7.
Gedekte obligaties die vóór 8 juli 2022 zijn uitgegeven en voldeden aan de vereisten van deze verordening, zoals van toepassing ten tijde van hun uitgifte, vallen niet onder de vereisten van de leden 3 bis en 3 ter. Zij komen tot hun vervaldatum in aanmerking voor de in de leden 4 en 5 beschreven preferentiële behandeling.
Voetnoten
Richtlijn (EU) 2019/2162 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende de uitgifte van gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG en 2014/59/EU (PB L 328 van 18.12.2019, blz. 29).