Einde inhoudsopgave
Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003
Officiële Toelichting
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2023
- Bronpublicatie:
21-12-2022, Stcrt. 2022, 32375 (uitgifte: 30-12-2022, regelingnummer: WBN 2022/7)
- Inwerkingtreding
01-04-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2022, Stcrt. 2022, 32375 (uitgifte: 30-12-2022, regelingnummer: WBN 2022/7)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht (V)
Vreemdelingenrecht (V)
5b-alg. Toelichting algemeen
1
Op 1 januari 2004 is artikel 5b RWN in de wet ingevoegd (Stb. 2003, 284 en 456). Dit hield verband met de inwerkingtreding op 1 januari 2004 van de Wet conflictenrecht adoptie (Stb. 2003, 283). Op 1 januari 2012 is de Wet conflictenrecht adoptie (Wcad) komen te vervallen. Vanaf die datum is artikel 10:103 tot en met artikel 10:112 BW van toepassing. Artikel 5b RWN bepaalt de gevolgen die artikel 10:103 tot en met artikel 10:112 BW meebrengt voor zover het betreft de erkenning van een buitenlandse niet-verdragsadoptie en de verkrijging van het Nederlanderschap door de geadopteerde minderjarige. Artikel 10:112 BW bepaalt dat het conflictenrecht van artikel 10:103 tot en met artikel 10:112 BW van toepassing is (met terugwerkende kracht) vanaf 1 januari 2004.
2. Verhouding met Haags adoptieverdrag 1993
Artikel 5a RWN voorziet in de verkrijging van het Nederlanderschap als gevolg van adopties die met toepassing van het Adoptieverdrag 1993 tot stand zijn gekomen. Het verdrag heeft uitsluitend betrekking op interlandelijke adoptie waarbij een kind vanuit een staat die partij is bij het verdrag ter adoptie is opgenomen door personen met gewone verblijfplaats in een andere staat die partij is bij het verdrag. Het kan dus gaan om adopties door personen die in Nederland gevestigd zijn, maar ook om adopties van kinderen afkomstig uit de vreemde verdragsstaat A door personen met gewone verblijfplaats in de vreemde verdragsstaat B. Niet ter zake doet of de adoptie uiteindelijk in de verdragsstaat van herkomst van het kind dan wel in de verdragsstaat van opvang is uitgesproken. Dat het om een verdragsadoptie gaat, blijkt uit het certificaat dat wordt afgegeven in de verdragsstaat waar de adoptie is uitgesproken. Artikel 5a RWN regelt ook de verkrijging van het Nederlanderschap door een kind dat eerst onder het Adoptieverdrag 1993 is geadopteerd bij een ‘zwakke adoptie’ (d.w.z. een adoptie waardoor de familierechtelijke betrekkingen met de oorspronkelijke familie niet geheel zijn verbroken) is geadopteerd, welke adoptie vervolgens door een uitspraak van de Nederlandse rechter is omgezet in een ‘sterke adoptie’ naar Nederlands recht, waarbij deze betrekkingen alsnog zijn verbroken.
Artikel 5b RWN regelt de verkrijging van het Nederlanderschap in gevallen van interlandelijke adoptie waarin het Adoptieverdrag 1993 niet geldt tussen de bij de adoptie betrokken landen. Daarnaast regelt het de verkrijging van het Nederlanderschap als gevolg van een adoptie die is uitgesproken in de staat waarin zowel de adoptiefouders als het kind woonachtig waren.
3. Verkrijging Nederlanderschap op grond van artikel 5b RWN alleen op of na 1 januari 2004
Een buitenslands tot stand gekomen adoptie (niet zijnde een adoptie conform het Haags adoptieverdrag) komt slechts in aanmerking voor erkenning op grond van artikel 10:103 BW tot en met artikel 10:112 BW als de adoptie op of na 1 januari 2004 tot stand is gekomen (zie artikel 10:112 BW). Dit betekent voor de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit ex artikel 5b RWN dat verkrijging alleen plaats heeft ingeval van een adoptie die conform artikel 10:103 BW tot en met artikel 10:112 BW op of na 1 januari 2004 kan worden erkend. Kort gezegd: verkrijging op grond van artikel 5b RWN van het Nederlanderschap kan alleen plaatshebben bij adopties die buiten het Koninkrijk op of na 1 januari 2004 tot stand zijn gekomen.
4. Artikel 10:103 BW tot en met artikel 10:112 BW, korte schets
Artikel 10:103 BW tot en met artikel 10:112 BW kent twee wijzen waarop een buitenslands tot stand gekomen adoptie (niet zijnde een adoptie conform het Haags adoptieverdrag) in de Nederlandse rechtsorde wordt dan wel kan worden erkend (artikel 10:108 BW en artikel 10:109 BW, voorheen artikelen 6 en 7 Wcad).
Erkende ‘zwakke’ adopties kunnen via de rechter worden omgezet. De omzetting is nodig voor de verkrijging van het Nederlanderschap. De artikelen 10:107 BW tot en met 10:111 BW zijn als bijlage opgenomen bij dit artikel.
Te onderscheiden zijn:
- 4.1.Artikel 10:108 BW (eerder art. 6 Wcad): van rechtswege erkenning binnen de Nederlandse rechtsorde
Er is sprake van automatische werking binnen de Nederlandse rechtsorde van de buitenlandse adoptie als wordt voldaan aan de eisen gesteld in artikel 10:108 BW.
Bij artikel 10:108 BW geldt dat het moet gaan om adoptiefouder(s) die, ten tijde van de adoptie, gewone verblijfplaats hebben (heeft) buiten Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Voor uitleg hoe deze van rechtswege erkenning in de praktijk moet worden beoordeeld, zie hieronder bij 5.3.
- 4.2.Artikel 10:109 BW (eerder artikel 7 Wcad): de erkenning door de Nederlandse rechter volgens de procedure van boek 1:26 BW
Bij artikel 10:109 BW geldt dat het altijd gaat om adoptiefouder(s) die, ten tijde van de adoptie, gewone verblijfplaats hebben (heeft) in Nederland.
Let op: dus niet van toepassing als de adoptiefouders woonachtig zijn in de Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Er is een procedure in Nederland nodig om de buitenlandse adoptie te erkennen. Het betreft de procedure op grond van artikel 1:26 Burgerlijk Wetboek. In deze procedure geeft de rechter een verklaring voor recht af, inhoudende dat de adoptie in Nederland rechtsgeldig is.
Bewijsstuk erkenning: de rechterlijke verklaring
Alsdan beschikt betrokkene over een van een Nederlandse rechter afkomstige verklaring inhoudende een last tot toevoeging van een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte van de burgerlijke stand. Inschrijving van de adoptie in de registers van de burgerlijke stand is pas mogelijk nadat de verklaring ex art. 1:26 BW is verkregen.
- 4.3.Artikel 10:111 BW (eerder art. 9 Wcad): de omzetting door de rechter van een erkende buitenlandse adoptie naar Nederlands recht
De mogelijkheid bestaat dat een adoptie die van rechtswege (artikel 10:108 BW) dan wel door middel van een verklaring voor recht op grond van artikel 1:26 BW (artikel 10:109 BW) binnen de Nederlandse rechtsorde is erkend niet tot rechtsgevolg heeft (gehad, naar vreemd recht) dat de bestaande familierechtelijke betrekkingen tussen het adoptiefkind en de oorspronkelijke ouder(s) verbroken zijn. Dit wordt een ‘zwakke adoptie’ genoemd. De erkenning in Nederland (op grond van artikel 10:108 BW dan wel artikel 10:109 BW) wijzigt niets in de omstandigheid dat het een ‘zwakke adoptie’ is.
In deze gevallen biedt artikel 10:111 BW de mogelijkheid een erkende ‘zwakke adoptie’ om te zetten in een adoptie naar Nederlands recht. Voor de verkrijging van het Nederlanderschap is dat nodig. Aan een ‘zwakke adoptie’ zit geen nationaliteitsgevolg in de Rijkswet op het Nederlanderschap.
Niet-erkende ‘zwakke adopties’ kunnen niet worden omgezet.
De omzetting betreft altijd een adoptie die niet leidde tot verbreking van de oorspronkelijke familierechtelijke betrekkingen. De omzetting bereikt dat de familierechtelijke betrekkingen tussen kind en de oorspronkelijke ouder(s) worden verbroken.
Deze rechterlijke omzettingsprocedure verloopt conform de procedure in de Uitvoeringswet Haags adoptieverdrag.
Bewijsstuk omzetting: rechterlijke omzetting
Overleggen betrokkenen aldus bij de gemeente de van een Nederlandse rechter afkomstige verklaring inhoudende dat de buitenlandse adoptie is omgezet in een Nederlandse adoptie, dan kan aan de hand van artikel 5b, tweede lid RWN worden bepaald óf het kind Nederlander is geworden.
Hier wordt benadrukt dat de bepalingen uit artikel 10:103 tot en met artikel 10:112 niet bepalend is voor de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit door het geadopteerde kind. Bepalend daarentegen is artikel 5b RWN.
5b-1. Toelichting ad artikel 5b, eerste lid
Nederlander wordt ook het kind dat in het buitenland bij uitspraak van een ter plaatse bevoegde autoriteit wordt geadopteerd, indien en op het tijdstip waarop aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a.
de adoptie voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in Nederland van artikel 108 of artikel 109 van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek, en
- b.
de adoptie heeft tot gevolg dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, en
- c.
ten minste een der adoptiefouders is Nederlander op de dag dat de uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen, en
- d.
het kind was op de dag van de uitspraak in eerste aanleg minderjarig.
Op 1 januari 2012 is de Wet conflictenrecht adoptie (Wcad) vervallen. Vanaf die datum is artikel 10:103 tot en met artikel 10:112 BW van toepassing. Artikel 10:112 BW bepaalt dat het conflictenrecht van artikel 10:103 tot en met artikel 10:112 BW van toepassing is (met terugwerkende kracht) vanaf 1 januari 2004.
Definitie familierechtelijke betrekking(en)
Voor de betekenis van het begrip familierechtelijke betrekkingen in deze paragraaf wordt verwezen naar de definitie, zoals die is opgenomen in de toelichting op artikel 1, eerste lid, onder c en d, RWN en in paragraaf ‘5a-alg Toelichting algemeen’ bij de toelichting op artikel 5a RWN.
5.1. Kern artikel 5b, eerste lid, RWN: ‘sterke adoptie’
Kern van artikel 5b, eerste lid (en onder b), RWN is dat de buitenlandse adoptie leidde tot verbreking van de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen. Dit wordt een ‘sterke adoptie’ genoemd. Of sprake is (geweest) van een ‘sterke adoptie’ volgt uit het van toepassing zijnde vreemde familierecht. Is dit niet het geval geweest: lees verder bij artikel 5b, tweede lid, RWN. Landeninformatie over buitenlandse adopties is te vinden in de overzichtslijst Simple and full adoption van het International Reference Centre for the Rights of Children Deprived of their Family, International Social Service (ISS/IRC) op de website www.iss-ssi.org .
Het moet niet alleen gaan om een ‘sterke adoptie’. De adoptie moet ook in aanmerking komen voor erkenning in Nederland, op grond van hetzij artikel 10:108 BW of artikel 10:109 BW. Onderscheiden naar artikel 10:108 BW en artikel 10:109 BW volgen hieronder twee overzichten met de voorwaarden voor de verkrijging van het Nederlanderschap. Voor de voorwaarden van artikel 10:108 BW: zie onder 5.2, en zie voor de voorwaarden van artikel 10:109 BW onder 5.4.
5.2. Concrete voorwaarden voor de verkrijging van het Nederlanderschap als artikel 10:108 BW in het spel is, zijn:
- •
er is een buitenlandse adoptie (niet zijnde een adoptie conform het Haags adoptieverdrag);
- •
door deze adoptie is de familierechtelijke band tussen het kind en de oorspronkelijke ouder(s) verbroken;
- •
volgens artikel 10:108 BW heeft die adoptie van rechtswege werking binnen de Nederlandse rechtsorde (zie nummer 5.3);
- •
op de dag dat tegen die buitenlandse adoptie geen rechtsmiddel meer openstond (in het land waar de adoptie plaatsvond) is ten minste één der adoptiefouders Nederlander;
- •
op de dag dat in eerste instantie de adoptie in het buitenland werd uitgesproken, was het kind minderjarig.
Nogmaals: bij artikel 10:108 BW geldt dat het moet gaan om adoptiefouder(s) die, ten tijde van de adoptie, gewone verblijfplaats hebben (heeft) buiten Nederland, Curaçao en Sint Maarten of Aruba.
Het kind wordt Nederlander op de dag dat de buitenlandse adoptie niet langer (naar het recht van het adoptieland) vatbaar is voor aantasting door middel van het instellen van een rechtsmiddel tegen de adoptie.
5.3. Uitleg beoordeling erkenning van rechtswege van buitenlandse adoptie ex artikel 10:108 BW
Criteria beoordeling
De erkenningsvraag in geval van artikel 10:108 BW zal doorgaans worden beantwoord door de ambtenaar van de burgerlijke stand, door de ambtenaar van de basisregistratie personen (BRP) of door de consulaire ambtenaar bij de Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland. Wordt die vraag positief beantwoord dan is inschrijving van de betreffende registers mogelijk zonder dat een gerechtelijke erkennings- of exequaturprocedure nodig is. Wordt de inschrijving geweigerd, dan kan verzoeker zich tot de rechter wenden.
Leidraad bij de erkenning op grond van artikel 10:108 BW is het afschrift van de buitenlandse adoptie-uitspraak. Dit buitenlandse document moet, zo nodig, zijn gelegaliseerd of zijn voorzien van een apostille in het land van herkomst.
Ook moet met (als nodig: gelegaliseerde) bescheiden de gewone verblijfplaats van betrokkenen worden aangetoond zowel op het moment van indiening van het adoptieverzoek als het moment van totstandkoming van de adoptie.
Tenzij er aanwijzingen zijn voor fraude, zal de ambtenaar zich, behalve genoemde bescheiden, geen andere bescheiden van andere buitenlandse bij de adoptie betrokken instanties behoeven te laten overleggen. (Nota naar aanleiding van het verslag, Tweede Kamer, 28 457, 2002–2003, nr. 6 , pp. 7 en 8.)
Situaties artikel 10:108 BW
Als vermeld: bij de toepassing van artikel 10:108 BW gaat het altijd om adoptiefouder(s) die, ten tijde van de adoptie, gewone verblijfplaats heeft (hebben) (gehad) buiten Europees Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Onderstaand volgen twee overzichten met de voorwaarden voor de erkenning van rechtswege, onderscheiden naar gewone verblijfplaats van adoptiefouder(s) én adoptiefkind:
- •
op het moment van het indienen van het adoptieverzoek alsook,
- •
op het moment van de totstandkoming van de buitenlandse adoptie-uitspraak.
Overzicht situatie 1: alle betrokkenen woonachtig in het land waar de adoptie plaatsvond
Erkenning van rechtswege van een buitenlandse adoptie (niet zijnde een adoptie conform het Haags adoptieverdrag) geschiedt in het geval dat adoptiefouders én adoptiefkind hun gewone verblijfplaats hebben (gehad) in het land waar de adoptie plaatsvond als de adoptie is uitgesproken door de tot adoptie-uitspraken bevoegde autoriteit.
Het moet altijd gaan om een in het betreffende buitenland tot het uitspreken van adopties bevoegde instantie.
Zowel op het tijdstip van het indienen van het adoptieverzoek als de totstandkoming van de buitenlandse adoptie-uitspraak moeten adoptiefouders én adoptiefkind hun gewone verblijfplaats hebben gehad in het land waar de adoptie plaatsvond.
Ondanks het zojuist vermelde vindt tóch geen erkenning van rechtswege plaats als:
- •
aan de adoptie-uitspraak kennelijk geen behoorlijk onderzoek is voorafgegaan; of
- •
aan de adoptie-uitspraak kennelijk geen behoorlijke rechtspleging ten grondslag ligt; of
- •
de erkenning van de adoptie kennelijk in strijd met de openbare orde zou zijn. Dit is in elk geval zo als de adoptie een kennelijke schijnhandeling betreft.
Overzicht situatie 2: adoptiefouders wonen in het ene vreemde land, het kind in het andere vreemde land
Voorwaarden voor erkenning van rechtswege van een buitenlandse adoptie (niet zijnde een adoptie conform het Haags adoptieverdrag) als de adoptie is uitgesproken in het land waar òf de adoptiefouder(s) zijn/hun gewone verblijfplaats heeft/hebben (gehad), òf het kind zijn gewone verblijfplaats heeft (gehad), zijn:
- •
de adoptie is in den vreemde uitgesproken door de tot adoptie-uitspraken bevoegde autoriteit. Het moet altijd gaan om een in het betreffende buitenland tot het uitspreken van adopties bevoegde instantie.
- •
op het tijdstip van het indienen van het adoptieverzoek alsook op het tijdstip van totstandkoming van de buitenlandse adoptie-uitspraak hadden adoptiefouders hun gewone verblijfplaats in het land waar de adoptie plaatsvond; dan wel
- •
op het tijdstip van het indienen van het adoptieverzoek alsook op het tijdstip van totstandkoming van de buitenlandse adoptie-uitspraak had het adoptiefkind gewone verblijfplaats in het land waar de adoptie plaatsvond.
De erkenningsvraag in geval van artikel 10:108 BW zal doorgaans worden beantwoord door de ambtenaar van de burgerlijke stand, door de ambtenaar van de basisregistratie personen (BRP) of door de consulaire ambtenaar bij de Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland. Wordt die vraag positief beantwoord dan is inschrijving van de betreffende registers mogelijk zonder dat een gerechtelijke erkennings- of exequaturprocedure nodig is. Wordt de inschrijving geweigerd, dan kan verzoeker zich tot de rechter wenden.
Leidraad bij de erkenning op grond van artikel 10:108 BW is het afschrift van de buitenlandse adoptie-uitspraak. Dit buitenlandse document moet, zo nodig, zijn gelegaliseerd of zijn voorzien van een apostille in het land van herkomst.
Ook moet met (als nodig: gelegaliseerde) bescheiden de gewone verblijfplaats van betrokkenen worden aangetoond zowel op het moment van indiening van het adoptieverzoek als het moment van totstandkoming van de adoptie.
Tenzij er aanwijzingen zijn voor fraude, zal de ambtenaar zich, behalve genoemde bescheiden, geen andere bescheiden van andere buitenlandse bij de adoptie betrokken instanties behoeven te laten overleggen. (Nota naar aanleiding van het verslag, Tweede Kamer, 28 457, 2002–2003, nr. 6 , pp. 7 en 8.)
Situaties artikel 10:108 BW
Als vermeld: bij de toepassing van artikel 10:108 BW gaat het altijd om adoptiefouder(s) die, ten tijde van de adoptie, gewone verblijfplaats heeft (hebben) (gehad) buiten Europees Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Onderstaand volgen twee overzichten met de voorwaarden voor de erkenning van rechtswege, onderscheiden naar gewone verblijfplaats van adoptiefouder(s) én adoptiefkind:
- •
op het moment van het indienen van het adoptieverzoek alsook,
- •
op het moment van de totstandkoming van de buitenlandse adoptie-uitspraak.
Overzicht situatie 1: alle betrokkenen woonachtig in het land waar de adoptie plaatsvond
Erkenning van rechtswege van een buitenlandse adoptie (niet zijnde een adoptie conform het Haags adoptieverdrag) geschiedt in het geval dat adoptiefouders én adoptiefkind hun gewone verblijfplaats hebben (gehad) in het land waar de adoptie plaatsvond als de adoptie is uitgesproken door de tot adoptie-uitspraken bevoegde autoriteit.
Het moet altijd gaan om een in het betreffende buitenland tot het uitspreken van adopties bevoegde instantie.
Zowel op het tijdstip van het indienen van het adoptieverzoek als de totstandkoming van de buitenlandse adoptie-uitspraak moeten adoptiefouders én adoptiefkind hun gewone verblijfplaats hebben gehad in het land waar de adoptie plaatsvond.
Ondanks het zojuist vermelde vindt tóch geen erkenning van rechtswege plaats als:
- •
aan de adoptie-uitspraak kennelijk geen behoorlijk onderzoek is voorafgegaan; of
- •
aan de adoptie-uitspraak kennelijk geen behoorlijke rechtspleging ten grondslag ligt; of
- •
de erkenning van de adoptie kennelijk in strijd met de openbare orde zou zijn. Dit is in elk geval zo als de adoptie een kennelijke schijnhandeling betreft.
Overzicht situatie 2: adoptiefouders wonen in het ene vreemde land, het kind in het andere vreemde land
Voorwaarden voor erkenning van rechtswege van een buitenlandse adoptie (niet zijnde een adoptie conform het Haags adoptieverdrag) als de adoptie is uitgesproken in het land waar òf de adoptiefouder(s) zijn/hun gewone verblijfplaats heeft/hebben (gehad), òf het kind zijn gewone verblijfplaats heeft (gehad), zijn:
- •
de adoptie is in den vreemde uitgesproken door de tot adoptie-uitspraken bevoegde autoriteit. Het moet altijd gaan om een in het betreffende buitenland tot het uitspreken van adopties bevoegde instantie.
- •
op het tijdstip van het indienen van het adoptieverzoek alsook op het tijdstip van totstandkoming van de buitenlandse adoptie-uitspraak hadden adoptiefouders hun gewone verblijfplaats in het land waar de adoptie plaatsvond; dan wel
- •
op het tijdstip van het indienen van het adoptieverzoek alsook op het tijdstip van totstandkoming van de buitenlandse adoptie-uitspraak had het adoptiefkind gewone verblijfplaats in het land waar de adoptie plaatsvond.
Ondanks het zojuist vermelde vindt tóch geen erkenning van rechtswege plaats als:
- •
aan de adoptie-uitspraak kennelijk geen behoorlijk onderzoek is voorafgegaan; of
- •
aan de adoptie-uitspraak kennelijk geen behoorlijke rechtspleging ten grondslag ligt; of
- •
de adoptie die in de staat van herkomst van het kind is uitgesproken, niet erkend is in de staat waarin de adoptiefouder(s) zowel ten tijde van het adoptieverzoek als ten tijde van de uitspraak hun gewone verblijfplaats hadden; of
- •
de adoptie die in de staat van de gewone verblijfplaats van de adoptiefouder(s) is uitgesproken, niet is erkend in de staat waar het kind zowel ten tijde van het adoptieverzoek als ten tijde van de uitspraak zijn gewone verblijfplaats had; of
- •
de erkenning van de adoptie kennelijk in strijd met de openbare orde zou zijn. Dit is in elk geval zo als de adoptie een kennelijke schijnhandeling betreft.
Ondanks het zojuist vermelde vindt tóch geen erkenning van rechtswege plaats als:
- •
aan de adoptie-uitspraak kennelijk geen behoorlijk onderzoek is voorafgegaan; of
- •
aan de adoptie-uitspraak kennelijk geen behoorlijke rechtspleging ten grondslag ligt; of
- •
de adoptie die in de staat van herkomst van het kind is uitgesproken, niet erkend is in de staat waarin de adoptiefouder(s) zowel ten tijde van het adoptieverzoek als ten tijde van de uitspraak hun gewone verblijfplaats hadden; of
- •
de adoptie die in de staat van de gewone verblijfplaats van de adoptiefouder(s) is uitgesproken, niet is erkend in de staat waar het kind zowel ten tijde van het adoptieverzoek als ten tijde van de uitspraak zijn gewone verblijfplaats had; of
- •
de erkenning van de adoptie kennelijk in strijd met de openbare orde zou zijn. Dit is in elk geval zo als de adoptie een kennelijke schijnhandeling betreft.
5.4. Concrete voorwaarden voor de verkrijging van het Nederlanderschap als artikel 10:109 BW in het spel is, zijn:
- •
er is een buitenlandse adoptie (niet zijnde een adoptie conform het Haags adoptieverdrag);
- •
door deze adoptie is de familierechtelijke band tussen het kind en de oorspronkelijke ouder(s) verbroken;
- •
er is een rechterlijke verklaring op grond van artikel 1:26 BW aanwezig (de rechterlijke verklaring);
- •
op de dag dat tegen die buitenlandse adoptie geen rechtsmiddel meer openstond (in het land waar de adoptie plaatsvond) is ten minste één der adoptiefouders Nederlander;
- •
op de dag dat in eerste instantie de adoptie in het buitenland werd uitgesproken, was het kind minderjarig.
Nogmaals: bij artikel 10:109 BW geldt dat het altijd gaat om adoptiefouder(s) die, ten tijde van de adoptie, gewone verblijfplaats hebben (heeft) in Europees Nederland. Let op: dus niet van toepassing als de adoptiefouders woonachtig zijn in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Het kind verkrijgt het Nederlanderschap met ingang van de datum waarop de Nederlandse rechter een verklaring op grond van artikel 1:26 BW heeft afgegeven. Deze verklaring is een constitutief vereiste voor de erkenning van de buitenlandse adoptie.
Voorbeeld
Mevrouw A heeft de Nederlandse nationaliteit en vestigt zich in 2012 in Malawi. In 2015 adopteert A volgens Malawisch recht kind B, geboren in Malawi in 2012. Malawi is in 2015 geen partij bij het Haags adoptieverdrag. Dit betekent dat artikel 5a RWN niet op deze adoptie van toepassing is, maar artikel 5b RWN. Uit de overgelegde stukken blijkt dat aan de adoptiebeslissing een behoorlijk onderzoek en een behoorlijke rechtspleging vooraf is gegaan. Ook blijkt dat de adoptie de namen van de minderjarige heeft gewijzigd (het kind heeft de geslachtsnaam van de adoptiefouder gekregen), dat de minderjarige een nieuwe geboorteakte heeft gekregen (daarop staat de adoptiefmoeder vermeld als moeder) en dat de adoptie is geregistreerd in het adoptieregister van Malawi. Er blijkt echter ook dat een adoptie naar Malawisch recht niet de erfrechtelijke band tussen het geadopteerde kind en zijn geboorte-ouder(s) verbreekt. De band blijft in tact voor zover die op het moment van de adoptie bestaat. Wel ontstaat er naar Malawisch recht een erfrechtelijke band met de adoptiefouders.
Omdat onder ‘familierechtelijke betrekkingen’ in artikel 5a RWN en 5b RWN moet worden verstaan: de ‘juridische afstammingsrelatie met de ouder’, en niet meer dan dat, is de conclusie dat hier sprake is van een sterke adoptie en van toepasbaarheid van artikel 5b, eerste lid, RWN. Dit betekent dat het kind in dit geval de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. Dit voorbeeld is tot stand gekomen aan de hand van een uitspraak van de Rechtbank Den Haag, van 22 december 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:14082).
5b-2. Toelichting ad artikel 5b, tweede lid
Nederlander wordt voorts het kind dat in het buitenland is geadopteerd bij een adoptie die niet tot gevolg heeft dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, welke adoptie in Nederland bij rechterlijke uitspraak in overeenstemming met artikel 111 van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek wordt omgezet in een adoptie naar Nederlands recht, indien en op het tijdstip waarop aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a.
de adoptie voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in Nederland van artikel 108 of artikel 109 van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek, en
- b.
ten minste een der adoptiefouders is Nederlander op de dag nadat drie maanden te rekenen van de dag van de uitspraak houdende omzetting in eerste aanleg of in hoger beroep zijn verstreken zonder dat daartegen hoger beroep of beroep in cassatie is ingesteld, dan wel, indien beroep in cassatie is ingesteld, op de dag van de uitspraak in cassatie; en
- c.
het kind was op de dag van de uitspraak houdende omzetting in eerste aanleg minderjarig.
Op 1 januari 2012 is de Wet conflictenrecht adoptie (Wcad) vervallen. Vanaf die datum is artikel 10:103 tot en met artikel 10:112 BW van toepassing. Artikel 10:112 BW bepaalt dat het conflictenrecht van artikel 10:103 tot en met artikel 10:112 BW van toepassing is (met terugwerkende kracht) vanaf 1 januari 2004.
6.1. Kern artikel 5b, tweede lid RWN: ‘zwakke adoptie’
Kern van artikel 5b, tweede lid RWN is dat de (op grond van artikel 10:103 tot en met artikel 10:112 BW erkende) buitenlandse adoptie niet leidde tot verbreking van de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en de oorspronkelijke ouder(s). Of sprake is (geweest) van een ‘zwakke adoptie’ volgt uit het van toepassing zijnde vreemde familierecht.
Om toch naar Nederlands recht de familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en de oorspronkelijke ouder(s) te verbreken, kan op grond van artikel 10:111 BW een rechterlijke omzetting van de buitenlandse adoptie plaatsvinden in een adoptie naar Nederlands recht.
6.2. Concrete voorwaarden voor de verkrijging van het Nederlanderschap als artikel 10:111 BW in het spel is, zijn:
- •
er is een buitenlandse adoptie (niet zijnde een adoptie conform het Haags adoptieverdrag);
- •
er is een rechterlijke omzetting van de buitenlandse adoptie op grond van artikel 10:111 BW;
- •
op de dag drie maanden na de dag van de (Nederlandse) omzettingsuitspraak is ten minste één van de adoptiefouders Nederlander; of op de dag drie maanden na de dag van de omzettingsuitspraak in hoger beroep is ten minste één van de adoptiefouders Nederlander; of op de dag dat in cassatie uitspraak is gedaan over de omzetting is ten minste één van de adoptiefouders Nederlander;
- •
op de dag dat in eerste instantie de (Nederlandse) omzetting werd uitgesproken, was het kind minderjarig.
Bijlage bij artikel 5b RWN BW
Afdeling 3artikel 10:107 BW tot en met artikel 10:111
De erkenning van een buitenlandse adoptie en haar rechtsgevolgen
Artikel 10:107 BW
Deze afdeling heeft betrekking op adopties waarop het Haags Adoptieverdrag 1993 niet van toepassing is.
Artikel 10:108 BW
1
Een buitenslands gegeven beslissing waarbij een adoptie tot stand is gekomen, wordt in Nederland van rechtswege erkend indien zij is uitgesproken door:
- a.
een ter plaatse bevoegde autoriteit van de vreemde staat waar de adoptiefouders en het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak hun gewone verblijfplaats hadden; of
- b.
een ter plaatse bevoegde autoriteit van de vreemde staat waar hetzij de adoptiefouders, hetzij het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak hun gewone verblijfplaats hadden.
2
Aan een beslissing houdende adoptie wordt erkenning onthouden indien:
- a.
aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan; of
- b.
in het geval, bedoeld in lid 1, onder b, de beslissing niet is erkend in de staat waar het kind, onderscheidenlijk de staat waar de adoptiefouders zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak hun gewone verblijfplaats hadden; of
- c.
de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
3
Op de in lid 2, onder c, genoemde grond wordt aan een beslissing houdende adoptie in elk geval erkenning onthouden indien de beslissing kennelijk op een schijnhandeling betrekking heeft.
4
De erkenning van de beslissing kan, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet op de in lid 2, onder c, genoemde grond worden geweigerd enkel omdat daarop een ander recht is toegepast dan uit de bepalingen van afdeling 2 zou zijn gevolgd.
Artikel 10:109 BW
1
Een buitenslands gegeven beslissing waarbij een adoptie tot stand is gekomen en die is uitgesproken door een ter plaatse bevoegde autoriteit van staat waar het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak zijn gewone verblijfplaats had, terwijl de adoptiefouders hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, wordt erkend indien:
- a.
de bepalingen van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie in acht zijn genomen;
- b.
de erkenning van de adoptie in het kennelijk belang van het kind is; en
- c.
2
Een adoptie als bedoeld in lid 1 wordt slechts erkend indien de rechter heeft vastgesteld dat aan de in dat lid genoemde voorwaarden voor erkenning is voldaan. Toepasselijk is de procedure van artikel 26 van Boek 1.
3
De rechter die vaststelt dat aan de voorwaarden voor erkenning van de adoptie is voldaan, geeft ambtshalve een last tot toevoeging van een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte van de burgerlijke stand. De artikelen 25 lid 6, 25c lid 3 en 25g lid 2 van Boek 1 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 10:110 BW
1
De erkenning als bedoeld in de artikelen 108 en 109 van dit Boek, houdt tevens in de erkenning van:
- a.
de familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en zijn adoptiefouders en, in voorkomend geval, de bloedverwanten van zijn adoptiefouders;
- b.
het gezag van de adoptiefouders over het kind;
- c.
de verbreking van de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en zijn moeder en vader, indien de adoptie dit gevolg heeft in de staat waar zij plaatsvond.
2
Ingeval de adoptie in de staat waar zij plaatsvond niet tot gevolg heeft dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, mist de adoptie ook in Nederland dat gevolg.
Artikel 10:111 BW
In het in artikel 110 lid 2 van dit Boek bedoelde geval kan, als het kind in Nederland gewone verblijfplaats heeft en daar voor permanent verblijf bij de adoptiefouders is toegelaten, een verzoek tot omzetting in een adoptie naar Nederlands recht worden ingediend. Artikel 11 lid 2 van de Wet tot uitvoering van het op 29 mei 1993 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie, is van overeenkomstige toepassing. Artikel 105 lid 2 van dit Boek is van overeenkomstige toepassing op de toestemming van de ouders wier toestemming tot de adoptie vereist was.