Einde inhoudsopgave
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/1.3
1.3 Verdere benadering van de stof en opzet van dit boek
Mr. L.P. Broekveldt, datum 31-03-2003
- Datum
31-03-2003
- Auteur
Mr. L.P. Broekveldt
- JCDI
JCDI:ADS396926:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Daarvoor zij verder verwezen naar de gangbare modellenboeken, die daarvoor goede handleidingen en voorbeelden bevatten. Ook de betreffende wetsartikelen (art. 475 lid 1 onder a-d, en lid 2 en art. 475i) zijn op zich zelf voldoende duidelijk; zie voorts de art. 45 e.v. voor de exploten.
Zie daarvoor met name Kluwer Rv (Stein/Van Mierlo), en voor het oude recht Van Rossem/Cleveringa, 1972, p. 1092-1116 (executoriaal derdenbeslag) en p. 1491-1532 (conservatoir derdenbeslag).
Zie voor die benadering Vademecum Executie en Beslag (Van Oven), 2001, hoofdstuk 8, p. 195 e.v.
In § 3.633 zal overigens ook - zij het in verband met de vraag of, en zo ja, in hoeverre de beslaglegger aan de beslagdebiteur toekomende 'wilsrechten' kan uitoefenen - de vrij nieuwe regeling van het executoriaal derdenbeslag 'betreffende de rechten uit een overeenkomst van levensverzekering' (art. 4791-479z) worden besproken.
Deze regeling is ingevoerd bij de wet van 13 december 1990, Stb. 605; zie daarover Kluwer Rv (Stein/Van Mierlo), aantekeningen bij deze bepalingen.
Zie daarvoor ook de noten 7, 8, 9 en 10 bij § 1.1.
Een thematische en probleemgerichte benadering
5 Gegeven het feit dat zowel omvang als uiteindelijke doeltreffendheid van een gelegd of te leggen derdenbeslag in belangrijke mate wordt bepaald door de materieelrechtelijke aspecten van met name de rechtsverhouding, zoals die bestaat tussen beslagdebiteur (B) en derde-beslagene (C), zullen, zoals ook in § 1.2 (nr. 4) reeds is aangegeven, déze aspecten in dit boek bijzondere aandacht krijgen. Dit ligt daarom ook voor de hand omdat het de rechtsverhouding (B)-(C) is, waarin het eventuele object - de vordering of zaak - zijn grondslag vindt, waarop (A) zich als schuldeiser beoogt te verhalen. Bovendien zijn het juist deze materieelrechtelijke aspecten én mogelijkheden van derdenbeslag, die tot dusverre in de literatuur onderbelicht zijn gebleven. Aanzienlijk minder aandacht zal dan ook worden besteed aan de meer formeelrechtelijke kanten van derdenbeslag. In dit boek zal de lezer tevergeefs een handleiding zoeken voor de vraag, op welke wijze derdenbeslag precies door de deurwaarder gelegd moet worden, hoe het exploot van beslag moet worden opgesteld, en op welke wijzen een en ander door de deurwaarder dient te worden betekend.1 Dit neemt uiteraard niet weg dat, waar zulks bij het betreffende onderwerp nodig is, ook de nodige aandacht zal worden besteed aan meer formele - veelal louter technische - bepalingen van het (executoriaal en conservatoir) derdenbeslag (vgl. bijv. art. 476b).
In § 1.1 (nr. 1) is reeds aangegeven dat een volledige en geïntegreerde behandeling van 'het' derdenbeslag in de Nederlandse juridische literatuur ontbreekt. De bedoeling van deze monografie is om enigszins in deze lacune te voorzien, waarbij echter aanstonds het voorbehoud moet worden gemaakt dat dit boek, ondanks de omvang ervan, zeker niet de pretentie heeft dat dit - soms nogal weerbarstige - onderwerp daarin in al zijn aspecten uitputtend en ten gronde is behandeld. Reeds vanwege de schier onbeperkte variëteit van dubbele rechtsverhoudingen waar binnen een derdenbeslag zich kan afspelen, is het niet mogelijk om een en ander in al zijn facetten, details en verschijningsvormen te bespreken. Getracht is echter wel om de meest voorkomende vragen en problemen, zowel van processuele als juist van materieel-rechtelijke aard, zo veel mogelijk op een zodanige wijze in kaart te brengen, dat het derdenbeslagrecht met name ook voor praktijkjuristen inzichtelijker en daarmee ook beter hanteerbaar kan worden. Zo is heel goed denkbaar dat schuldeisers die voor hun vorderingen verhaal willen zoeken in dit boek méér mogelijkheden voor het met succes leggen van derdenbeslag zullen ontdekken, terwijl anderzijds voor derde-beslagenen duidelijk zal worden dat zij aanzienlijk méér mogelijkheden van verweer hebben die zij óók aan de beslaglegger kunnen tegenwerpen.
Om deze doeleinden te bereiken is gekozen voor een niet-artikelsgewijze behandeling van de stof.2 Evenmin is gekozen voor een bespreking van de materie aan de hand van enige algemene leerstukken van het beslagrecht, om vervolgens telkens een aantal aspecten van het executoriaal en conservatoir derdenbeslag te behandelen.3 Hoewel voor beide wijzen van benadering zeker het nodige te zeggen is - bijv. op het punt van overzichtelijkheid - is de keuze toch gevallen op een benadering vanuit de verschillende te onderscheiden rechtsverhoudingen en de telkens daarbij betrokken drie partijen. Bij deze meer thematische benaderingswijze worden telkens vanuit de te bespreken rechtsverhouding(en) en rechtspositie(s) waarin de betrokkenen zich bevinden, al die problemen besproken die zich met name in dat verband zullen (kunnen) voordoen. De wettelijke bepalingen van het derdenbeslag, alsmede de jurisprudentie en literatuur, die voor de beoordeling van het betreffende 'thema' of 'probleem' van belang zijn, worden aldus steeds in hun specifieke context besproken en becommentarieerd. Daarbij is getracht om overlappingen tussen de verschillende thema's zo veel mogelijk te vermijden, maar dat is niet overal helemaal mogelijk gebleken. Bezwaarlijk lijkt dat echter niet te zijn, nu dit boek in de praktijk vermoedelijk voornamelijk als handboek zal worden gebruikt, zodat de lezer zijn vraag of probleem meestal in een breder verband besproken vindt.
Op deze wijze is hoofdstuk 3uitsluitend gewijd aan het derdenbeslag bezien vanuit de positie van de beslaglegger, en de vragen, problemen en mogelijkheden waarmee deze geconfronteerd kan worden; hoofdstuk 4aan de rechtspositie van de be-slagdebiteur, zowel in verhouding tot zijn schuldeiser/beslaglegger als tot zijn schuldenaar/derde-beslagene; en hoofdstuk 5aan de rechtsverhouding beslaglegger/derde-beslagene, met name bezien vanuit de laatste. In deze drie hoofdstukken - waaraan hoofdstuk 2voorafgaat met een beschrijving in vogelvlucht van de geschiedenis van het derdenbeslag in de negentiende en twintigste eeuw - staat de algemene regeling van het executoriaal derdenbeslag (art. 475-479a) volledig centraal.4 Daarna worden in hoofdstuk 6 de algemene en bijzondere aspecten van conservatoir ( derden)beslag (art. 719-723) besproken. Deze vier hoofdstukken worden in hoofdstuk 7 afgesloten met een bespreking van de zowel voor het executoriaal als conservatoir derdenbeslag geldende - bovendien fundamenteel gewijzigde - regeling van cumulatief derdenbeslag (art. 478). Voortbouwend op de aldus in brede en algemene zin in kaart gebrachte kernpunten van het derdenbeslagrecht, zal in hoofstuk 8 enige aandacht worden besteed aan zogenoemde vereenvoudigde derdenbeslagen, zoals het loonbeslag in zaken betreffende levensonderhoud (art. 479b-g), de fiscale Vordering uit hoofde van art. 19 Invorderingswet 1990 en enige strafvorderlijke derdenbeslagen. Voorts zullen enige zogenoemde 'verscholen' derdenbeslagen naar voren worden gehaald en besproken (vgl. de art. 455, 455a, 507 lid 3, 507a en 474b). Het geheel wordt in hoofdstuk 9 afgesloten met bespreking van een paar bijzondere casusposities bij derdenbeslag, zoals internationale aspecten van derdenbeslag; derden-beslag en kwaliteitsrekening; derdenbeslag en eigenbeslag; derdenbeslag en bankgarantie; en gemeenschap en derdenbeslag.
Wat verder niet of niet heel uitvoerig aan de orde zal komen
6 Ten slotte komt het de duidelijkheid ten goede om hier nog aan te geven, welke onderwerpen niet of niet heel uitvoerig aan de orde zullen komen. Zo valt geheel buiten de opzet van dit boek een bespreking van de wettelijke regeling van de beslagvrije voet (art. 475b-475g).5 Hoewel zij onderdeel uitmaakt van de regeling van het executoriaal derdenbeslag in de Tweede Afdeling (Titel 2, Boek 2), is er geen reden haar hier te bespreken, aangezien deze bepalingen op zich zelf geen bijzondere vragen en problemen van derdenbeslagrecht oproepen. Dat betekent overigens zeker niet dat deze bepalingen eenvoudig van aard en opzet zijn en niet tot ingewikkelde problemen aanleiding kunnen geven. Voor oplossing daarvan wordt echter verwezen naar met name de parlementaire geschiedenis van een en ander.
Wat in dit boek niet heel uitvoerig aan de orde komt zal komen, ofschoon dat eigenlijk wel in een dissertatie thuishoort, is een vergelijking van het Nederlands derdenbeslagrecht met dat van enige ons omringende landen, zoals België, Frankrijk en Duitsland. De voornaamste redenen daarvoor zijn dat de onderscheiden rechtsstelsels met betrekking tot het derdenbeslagrecht - meer in het algemeen het beslag- en executierecht - alsmede aanverwante gebieden als faillissementsrecht, maar ook vermogens- en verbintenissenrecht, niet steeds even goed met elkaar vergelijkbaar zijn. Opzet en wettelijke systematiek blijken soms vrij wezenlijk te verschillen, wat met name het geval is bij het Franse derdenbeslagrecht dat trekken vertoont van gerechtelijke cessie of toedeling ('attribution') van de beslagen vordering. Het Belgische en het Duitse derdenbeslagrecht vertonen daarentegen wel de nodige verwantschap met onze rechtsfiguur. Waar dat voor een beter begrip van het Nederlands derdenbeslagrecht nuttig voorkwam wordt, zoals hiervoor (nr. 2) ook reeds is aangestipt, op diverse plaatsen in dit boek verwezen naar de betreffende opvattingen in het Belgische en Duitse recht ter zake.6