Einde inhoudsopgave
Besluit kwaliteit leefomgeving
Artikel 5.126 (eerbiedigende werking)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
16-09-2020, Stb. 2020, 400 (uitgifte: 28-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
03-07-2018, Stb. 2018, 292 (uitgifte: 31-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Dit artikel is van toepassing op het opslaan van vaste mest of champost, bedoeld in artikel 5.120, het opslaan van substraatmateriaal, bedoeld in artikel 5.121, het opslaan van kuilvoer of vaste bijvoedermiddelen, bedoeld in artikel 5.122, en het composteren van groenafval, bedoeld in artikel 5.125, als:
- a.
de afstand tussen een activiteit als bedoeld in het eerste lid en een geurgevoelig gebouw op 1 januari 2013 rechtmatig kleiner was dan de afstand, bedoeld in artikel 5.120, tweede lid, 5.121, tweede lid, 5.122, tweede lid, of 5.125, tweede lid;
- b.
het opslaan of composteren al voor 1 januari 2013 plaatsvond; en
- c.
verplaatsing van de opslagplaats of composteringshoop redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
2.
Dit artikel is ook van toepassing op het opslaan van drijfmest, digestaat of dunne fractie in een mestbassin, bedoeld in artikel 5.123, eerste lid, als:
- a.
de afstand tussen een activiteit als bedoeld in het eerste lid en een geurgevoelig gebouw op 1 januari 2013 rechtmatig kleiner was dan de afstand, bedoeld in artikel 5.123, tweede lid;
- b.
het mestbassin voor 1 januari 2013 is opgericht; en
- c.
verplaatsing van het mestbassin redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
3.
In een omgevingsplan dat een activiteit als bedoeld in het eerste of tweede lid toelaat:
- a.
wordt de rechtmatig kleinere afstand, bedoeld in het eerste of tweede lid, in acht genomen; en
- b.
wordt bepaald dat maatregelen of voorzieningen worden getroffen die ertoe leiden dat de geur aanvaardbaar is.