JWB 2008/541
Invordering
HR 19-12-2008, ECLI:NL:HR:2008:BG1816
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
19 december 2008
- Zaaknummer
C07/137HR
- LJN
BG1816
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BG1816, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑12‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BG1816, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑12‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑04‑2007
- Wetingang
Art. 437 Rv; art. 502-509 Rv; art. 10 lid 1 Invorderingswet 1990; art. 15 Invorderingswet 1990
Essentie
Invordering
Samenvatting
Casus
In dit kort geding is onder meer de opheffing gevorderd van executoriale beslagen die in opdracht van de Ontvanger zijn gelegd. Tegen de afwijzing van deze vordering komt het cassatiemiddel op met klachten van uiteenlopende aard
Rechtsvraag
Had het hof terecht mogen oordelen dat de Ontvanger slechts het aandeel van eiser in beslag heeft genomen?
Beslissing
Uitgangspunt moet zijn dat bij het leggen van het beslag wordt gespecificeerd op welk vermogensrecht het wordt gelegd. Bij de executie zal het daarbij te verkopen goed immers moeten zijn gespecificeerd. Het proces-verbaal van beslaglegging dient mede ertoe vast ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.