Hof Arnhem, 23-05-2006, nr. 21-005214-05
ECLI:NL:GHARN:2006:AX3969, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
23-05-2006
- Zaaknummer
21-005214-05
- LJN
AX3969
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2006:AX3969, Uitspraak, Hof Arnhem, 23‑05‑2006; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2008:BC1311
Cassatie: ECLI:NL:HR:2008:BC1311, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
Uitspraak 23‑05‑2006
Inhoudsindicatie
Kraggenburg. Verdachte heeft zich in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan tien zéér ernstige strafbare feiten. Verdachte en zijn broer hadden uit geldnood het plan opgevat om een escortbureau te starten en van daaruit onder meer SM-activiteiten te verzorgen. In april 2004 zijn bij drie verschillende gelegenheden slachtoffers, die illegaal in België verbleven naar Nederland gelokt met de valse belofte dat zij daar veel geld zouden kunnen verdienen. Verdachte heeft de vrouwen bij meerdere gelegenheden als een object gebruikt door ze op momenten waarop hij daar kennelijk behoefte aan had te dwingen allerlei seksuele handelingen te ondergaan. In een loods zijn de vrouwen onder grote druk aan een lange reeks perversiteiten onderworpen en vernederd. Hoewel verdachte steeds heeft geweigerd mee te werken aan het psychiatrisch onderzoek in het Pieter Baan Centrum, acht het hof hem toch verminderd toerekeningsvatbaar, mede gelet op oudere Belgische rapportage. Gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren en TBS.
Parketnummer: 21-005214-05
Uitspraak d.d.: 23 mei 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Zwolle van 11 oktober 2005 in de strafzaak tegen
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonadres],
thans verblijvende te [verblijfplaats].
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 2 december 2005, 3 februari 2006, 16 maart 2006, 21 april 2006 en 9 mei 2006 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Rechtsmacht
Het hof ziet – ambtshalve – de vraag onder ogen of het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn strafvervolging, voorzover in de tenlastelegging als plaats waar het feit is begaan is vermeld Brussel en/of België.
Het hof oordeelt hierover als volgt. Blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is, wanneer een feit is gepleegd in zowel Nederland als het buitenland, vervolging van dat feit op grond van artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht mogelijk, ook ten aanzien van die gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden. Nu in deze zaak feiten zijn tenlastegelegd die bestaan uit een samenstel van handelingen die deels in Nederland, deels in België hebben plaatsgevonden, is vervolging van deze feiten in Nederland mogelijk.
Artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
De verdediging heeft zich erover beklaagd dat verdachte in eerste aanleg geen eerlijk proces heeft gekregen omdat de rechters die het eindvonnis hebben gewezen de objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid op zich hebben geladen en zich daarmee voor de verdere afwikkeling van de zaak hebben gediskwalificeerd door zich in een tussenvonnis reeds uit te spreken over de bewezenverklaring. Dit zou volgens de verdediging moeten leiden tot vernietiging van het eindvonnis in eerste aanleg en tot terugwijzing naar de rechtbank in Zwolle-Lelystad op voet van artikel 423 lid 2 Wetboek van Strafvordering.
Bij de beoordeling van dit verweer is het navolgende van belang:
a. Na een inhoudelijke behandeling van de zaak heeft de rechtbank op 27 januari 2005 een tussenvonnis gewezen waarin de rechtbank zich zonder enig voorbehoud heeft uitgesproken over de bevoegdheid van de rechtbank, de aan verdachte tenlastegelegde feiten bewezen heeft verklaard en de bewezenverklaarde feiten strafbaar heeft verklaard. De rechtbank heeft in dit tussenvonnis de bewezenverklaring uitvoerig gemotiveerd en vervolgens geoordeeld dat tijdens de beraadslaging is gebleken dat ten aanzien van de persoon van verdachte het onderzoek niet volledig is geweest, zodat het onderzoek wat dit punt betreft heropend moet worden. Zij besloot tot heropening van het onderzoek omdat zij nader voorgelicht wilde worden omtrent de geestesvermogen van verdachte alsmede omtrent de (eventuele) wenselijkheid en noodzakelijkheid van een terbeschikkingstelling. Zij verzocht verder om overlegging van rapporten en adviezen die betrekking hebben op eerdere justitiecontacten van verdachte in België.
b. Dat onderzoek is uitgevoerd, de gevraagde rapporten werden overgelegd en de behandeling van de zaak is op 26 april, 19 mei, 9 augustus en 27 september 2005 voortgezet en op laatstgenoemde datum afgerond. Op 11 oktober 2005 kwam de rechtbank tot haar einduitspraak. Dat vonnis bevatte opnieuw de(zelfde) bewezenverklaring en kwalificatie.
c. Voorafgaand aan de behandeling van 26 april 2005 was door verdachte een wrakingsverzoek ingediend op dezelfde grond als bij dit verweer aan de orde is dus, kort gezegd, dat hij in de drie rechters die het tussenvonnis hadden gewezen bij de verdere afwikkeling van de zaak geen onpartijdige, onbevooroordeelde, rechters meer zou treffen.
d. De voorzitter van de kamer die het tussenvonnis had gewezen en voornemens was en bleef om de verdere afwikkeling van de zaak in die samenstelling aan zich te houden, heeft voorafgaand aan de behandeling van het wrakingsverzoek schriftelijk te kennen gegeven dat op de in het tussenvonnis reeds beantwoorde vragen in beginsel niet zou worden teruggekomen.
Dat wrakingsverzoek is op 21 april 2005 afgewezen op de grond dat er geen vrees voor partijdigheid van de rechters in kwestie viel te duchten, onder meer omdat het bij het tussenvonnis zou gaan om een voorlopig, in beginsel niet-bindend oordeel.
e. De rechtbank heeft in dezelfde samenstelling als die van het tussenvonnis de zaak verder afgewikkeld en heeft op 11 oktober 2005 het eindvonnis gewezen.
Van belang is allereerst de vaststelling dat dit verweer in de kern de klacht behelst dat aan de behandeling in eerste aanleg een fundamenteel gebrek kleeft en dat daarom terugwijzing dient te volgen. Het verweer is niet bedoeld als een verkapte vorm van appèl tegen de beslissing op het wrakingsverzoek, waartegen immers geen rechtsmiddel openstaat (artikel 518 lid 3 Wetboek van Strafvordering) en is het, zo bezien, ook niet. Het verweer springt dus niet af op laatstbedoelde bepaling.
Naar het oordeel van het hof is de procedure die de rechtbank heeft bewandeld door eerst in een tussenvonnis een oordeel te geven over de eerste twee vragen van artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering, vervolgens het onderzoek te heropenen en op een later moment een eindvonnis te wijzen waarin ook de vragen naar de strafbaarheid van de verdachte en de straf/maatregel zijn beantwoord, niet overeenkomstig het wettelijk stelsel.
In eerdere rechtspraak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een dergelijk ‘twee-fasenproces’ niet in overeenstemming is met het wettelijk systeem. Het is – mede vanuit de systematiek van rechtsmiddelen - noodzakelijk dat alle vraagpunten van art. 350 van het Wetboek van Strafvordering in het eindvonnis zijn opgenomen, dus ook die waarover in het tussenvonnis reeds eerder was beslist. Dat is in het eindvonnis van 11 oktober 2005 het geval.
Op zichzelf beschouwd is naar het oordeel van het hof de door de rechtbank gevolgde procedure niet correct geweest.
Het is nu de vraag of de rechtbank, door zich in een tussenvonnis over de bewezenverklaring uit te laten, niet onpartijdig en onbevooroordeeld is geweest en gebleven in de zin zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM. In dat laatste geval zou het hof, gezien de jurisprudentiële uitbreiding die in artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt gelezen, de zaak moeten terugwijzen naar de rechtbank.
Het hof overweegt hierover het volgende.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis een uitvoerig gemotiveerde bewezenverklaring opgenomen en heeft bepaald welke strafbare feiten aan de orde zijn. Vervolgens is het onderzoek heropend, omdat het onderzoek naar de persoon van de verdachte niet volledig is geweest. De officier van justitie had naast een gevangenisstraf van 14 jaar een terbeschikkingstelling geëist; de verdachte had geweigerd aan het onderzoek naar zijn persoon mee te werken. De rechtbank heeft in het tussenvonnis aangegeven dat zij wenste te worden voorgelicht omtrent de geestvermogens van verdachte alsmede omtrent de wenselijkheid of noodzakelijkheid van een terbeschikkingstelling.
Het hof leidt uit de processen-verbaal van de zittingen die zijn gevolgd na het tussenvonnis van 27 januari 2005 af dat het onderzoek dat daar heeft plaatsgevonden louter ging over de persoon van de verdachte en de mogelijkheden van een terbeschikkingstelling, met inschakeling van en het horen van deskundigen van het PBC.
Naar het oordeel van het hof is niet aannemelijk geworden dat tijdens het onderzoek in eerste aanleg de rechters op enigerlei wijze blijk hebben gegeven van vooringenomenheid dan wel partijdigheid jegens verdachte. Door of namens de verdediging is niet aannemelijk gemaakt welke andere aanpak daadwerkelijk door haar gevolgd zou zijn als de rechtbank in het tussenvonnis niet – zoals gebeurde – expliciet op de bewijsvragen zou hebben beslist maar zulks, zoals gebruikelijk is, impliciet zou hebben gelaten en evenmin op welke punten verdachte verderop in de procedure partijdigheid of vooringenomenheid van de rechtbank heeft moeten ervaren. Tegen deze achtergrond ziet het hof geen daadwerkelijke inbreuk op verdachtes recht op een ‘impartial tribunal’ en daarom dient het verweer te worden verworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof komt tot een gedeeltelijk andere bewezenverklaring en tot een andere strafoplegging en dat brengt mee dat het vonnis, waarvan beroep, dient te worden vernietigd.
De tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank ter terechtzitting van 10 januari 2005 toegewezen vordering wijziging tenlastelegging en een door het gerechtshof ter terechtzitting van 16 maart 2006 toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij in de periode van 4 april 2004 tot en met 17 april 2004 te Brussel in ieder geval in België en/of te Almere en/of te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder, en/of elders in Nederland, (meermalen) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk [J] (telkens) wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) (telkens) met dat opzet
- die [J] vastgepakt en/of een hand over de mond van die [J] gedaan en/of (vervolgens) die [J] de auto ingetrokken/geduwd en/of de handen van die [J] geboeid (met handboeien op haar rug) en/of een band met daaraan een bal, in ieder geval een dergelijk voorwerp, gebonden voor en/of gestopt in de mond van die [J] en/of
- die [J] opgesloten gehouden en/of (constant) bewaakt op het adres [adres] te Almere en/of
- de (mobiele) telefoon en/of de tas van die [J] afgenomen en/of
- die [J] meermalen geslagen in het gezicht en/of
- die [J] (volledig) uitgekleed en/of die [J] (vervolgens) (naakt) op een stoel gezet en/of haar handen op haar rug gebonden (met handboeien) en/of haar mond afgeplakt met plakband en/of een band, met daaraan een bal, in ieder geval een dergelijk voorwerp gebonden voor en/of gestopt in de mond van die [J] en/of (terwijl zij vastgebonden op die stoel zat) die [J] meermalen geslagen/gestompt in haar buik en/of op haar rug en/of op/tegen haar (gehele) lichaam en/of
- meermalen tegen die [J] gezegd dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een vuurwapen had/hadden en/of dit vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [J] getoond en/of zichtbaar gedragen en/of
- die [J] meegenomen naar een loods (in Kraggenburg) en/of
- (dreigend) tegen die [J] gezegd dat zij haar kleding moest uittrekken en die kleding in (een) (vuilnis)zak(ken) gedaan en/of die (vuilnis)zak(ken) (vervolgens) meegenomen en/of
- die [J] (hard) geslagen op de rug en/of het hoofd, in ieder geval op/tegen het (gehele) lichaam en/of
- tegen die [J] gezegd: "Kijk, hier lopen twee honden en die zijn er speciaal voor getraind. Als jullie weglopen dan stuur ik de honden achter jullie aan", in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de mond van die [J] gedaan en/of in/tegen haar nek gehouden en/of tegen die [J] gezegd: "als je doet wat wij vragen, is er niets aan de hand maar als je weigert mee te werken dan schiet ik je met dit pistool in je mond" in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [J] laten ruiken aan een (bedwelmende) vloeistof waardoor die [J] draaierig werd en/of het bewustzijn verloor en/of
- de ramen en/of deuren van de loods in Kraggenburg afgesloten en/of afgesloten gehouden;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1/ahf sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in de periode van 9 april 2004 tot en met 17 april 2004 te Brussel, in ieder geval in België en/of te Almere en/of te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder en/of elders in Nederland (meermalen) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk [A] (telkens) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) (telkens) met dat opzet
- die [A] vastgepakt bij/om haar middel en/of een hand op haar mond gelegd/gedaan en/of
- die [A] (vervolgens) op de achterbank van de auto geduwd en/of
- de telefoon van die [A] afgepakt en deze uitgezet en/of
- tegen die [A] gezegd dat zij niet mocht weglopen en/of dat zij niet mocht schreeuwen omdat zij anders zou worden neergeschoten, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking waarna hij verdachte en/of een van zijn mededader(s) een (vuur)wapen, in ieder geval een dergelijk voorwerp, toonde(n) en/of
- die [A] opgesloten gehouden en/of constant bewaakt op het adres [adres] te Almere en/of
- tegen die [A] gezegd dat zij mee moest werken omdat ze anders doodgeschoten zou worden of aan andere mensen verkocht zou worden, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [A] meegenomen naar een loods te Kraggenburg en/of
- tegen die [A] gezegd dat zij zich moest uitkleden en/of die kleding in (een) (vuilnis)zak(ken) gedaan en/of die (vuilnis)zak(ken) (vervolgens) meegenomen en/of
- die [A] (hard) geslagen op/tegen het (gehele) lichaam en/of
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, zichtbaar voor die [A] gedragen en/of
- de ramen en deuren van de loods in Kraggenburg afgesloten en/of afgesloten gehouden;
art. 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 18 april 2004 te Brussel, in ieder geval in België en/of te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder en/of elders in Nederland (meermalen) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk [F] (telkens) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) (telkens) met dat opzet
- onder valse voorwendselen die [F] achterin de auto laten instappen terwijl op de achterdeur(en) een kinderslot zat (zodat die [F] de auto niet meer kon verlaten) en/of
- die [F] (nadat hij, verdachte, of een van zijn mededader(s) naast haar op de achterbank was gaan zitten) vastgepakt en/of een been om die [F] heen geslagen en/of
- met zijn hand geaaid over het gezicht van die [F] met in/op zijn hand een stof welke die [F] inademde waarna die [F] (vervolgens) in slaap viel en/of
- die [F] tegen haar wil vervoerd naar een loods in Kraggenburg en/of
- tegen die [F] gezegd dat zij al haar kleding moest uittrekken en/of (anders) gedwongen zou worden haar kleding uit te doen, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die kleding in (een) (vuilnis)zak(ken) gedaan en/of (vervolgens) die zak(ken) met kleding meegenomen en/of in een kast gestopt en/of
- die [F] meermalen geslagen in/tegen het gezicht en/of de oren, in ieder geval op/tegen het lichaam en/of
- de telefoon en/of geld en/of de sleutel en/of documenten van die [F] afgepakt en/of
- tegen die [F] gezegd dat zij niet mocht vluchten en/of dat zij anders vermoord zou worden en/of dat als zij raar zou doen dat dan de honden haar zouden opeten, in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking
- de ramen en/of deuren van de loods in Kraggenburg (af)gesloten en/of (af)gesloten gehouden;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in de periode van 4 april 2004 tot en met 17 april 2004 te Almere en/of te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder en/of elders in Nederland (meermalen) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) [J] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [J], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens)
- zijn/hun penis geduwd/gebracht/gekregen in de mond en/of de vagina van die
[J] en/of
- die [J] een (opblaasbare) dildo in de mond gestopt
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) terwijl hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [J] tegen haar wil heeft/hebben vastgehouden en/of door haar (stelselmatig) te bedreigen en te mishandelen een zodanige bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan waaraan die [J] zich niet kon onttrekken en/of
- die [J] meermalen heeft/hebben geslagen in het gezicht en/of
- het hoofd van die [J] heeft/hebben vastgepakt en geduwd/gebracht in de richting van de penis van verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- die [J] op het bed heeft/hebben gegooid en de broek van die [J] en/of heeft /hebben uitgetrokken en de benen van die [J] uit elkaar heeft/hebben gedaan/geduwd en/of
- (dreigend) tegen die [J] heeft/hebben gezegd dat zij haar kleding moest uittrekken en/of de onderbroek van die [J] van haar lichaam heeft/hebben afgescheurd/gerukt en/of
- die [J] meermalen (hard) heeft/hebben geslagen op de rug en/of het hoofd, in ieder geval op/tegen het (gehele) lichaam en/of
- die [J] meermalen (hard) heeft/hebben geslagen met een zweep op haar voeten en/of op het (gehele) lichaam en/of
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de mond van die [J] heeft/hebben gedaan en vervolgens heeft/hebben gezegd “Als je doet wat wij vragen is er niets aan de hand maar als je weigert mee te werken dan schiet ik je met dit pistool in je mond”, in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gedrukt in de nek van die [J]
en/of (aldus) voor die [J] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan
en/of
hij in de periode van 4 april 2004 tot en met 17 april 2004 te Almere en/of te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder en/of elders in Nederland (meermalen) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) [J] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), hierin bestaande dat [J] werd gedwongen
- de penis van een hond in haar mond te nemen en/of houden
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
terwijl hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [J] tegen haar wil heeft/hebben vastgehouden en/of door haar (stelselmatig) te bedreigen en te mishandelen een zodanige bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan waaraan die [J] zich niet kon onttrekken en/of
- die [J] meermalen heeft/hebben geslagen in het gezicht en/of
- het hoofd van die [J] heeft/hebben vastgepakt en geduwd/gebracht in de richting van de penis van verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- die [J] op het bed heeft/hebben gegooid en de broek van die [J] en/of heeft/hebben uitgetrokken en de benen van die [J] uit elkaar heeft/hebben gedaan/geduwd en/of
- (dreigend) tegen die [J] heeft/hebben gezegd dat zij haar kleding moest uittrekken en/of de onderbroek van die [J] van haar lichaam heeft/hebben afgescheurd/gerukt en/of
- die [J] meermalen (hard) heeft/hebben geslagen op de rug en/of het hoofd, in ieder geval op/tegen het (gehele) lichaam en/of
- die [J] meermalen (hard) heeft/hebben geslagen met een zweep op haar voeten en/of op het (gehele) lichaam en/of
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de mond van die [J] heeft/hebben gedaan en vervolgens heeft/hebben gezegd “Als je doet wat wij vragen is er niets aan de hand maar als je weigert mee te werken dan schiet ik je met dit pistool in je mond”, in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gedrukt in de nek van die [J]
en/of (aldus) voor die [J] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 246 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij in de periode van 15 april 2004 tot en met 17 april 2004 te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder en/of elders in Nederland (meermalen) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijk(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) [A] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [A], hebbende verdachte en/of
(een of meer van) zijn mededader(s) (telkens)
- zijn/hun penis geduwd/gebracht/gekregen in de mond en/of de vagina en/of de anus van
die [A]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
terwijl hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [A] tegen haar wil heeft/hebben vastgehouden en/of door haar (stelselmatig) te bedreigen en te mishandelen een zodanige bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan waaraan die [A] zich niet kon onttrekken
- (dreigend) tegen die [A] heeft/hebben gezegd dat zij haar kleding moest uittrekken en/of
- die [A] meermalen (hard) heeft/hebben geslagen op het hoofd, in ieder geval op/tegen het (gehele) lichaam en/of
- die [A] meermalen (hard) heeft/hebben geslagen met een zweep op haar voeten en/of op het (gehele) lichaam en/of
- een vuurwapen, in ieder geval een dergelijk voorwerp zichtbaar gedragen en/of getoond aan die [A] en/of
- tegen die [A] heeft/hebben gezegd dat zij hem, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s), moest zuigen omdat hij/zij anders een hond zou(den) halen die met haar zou neuken, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
en/of (aldus) voor die [A] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan
en/of
hij in de periode van 15 april 2004 tot en met 17 april 2004 te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder en/of elders in Nederland (meermalen) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijk(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) [A] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), hierin bestaande dat [A] werd gedwongen
- de penis van een hond in haar mond te nemen en/of houden
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) terwijl hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [A] tegen haar wil heeft/hebben vastgehouden en/of door haar (stelselmatig) te bedreigen en te mishandelen een zodanige bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan waaraan die [A] zich niet kon onttrekken
- (dreigend) tegen die [A] heeft/hebben gezegd dat zij haar kleding moest uittrekken en/of
- die [A] meermalen (hard) heeft/hebben geslagen op het hoofd, in ieder geval op/tegen het (gehele) lichaam en/of
- die [A] meermalen (hard) heeft/hebben geslagen met een zweep op haar voeten en/of op het (gehele) lichaam en/of
- een vuurwapen, in ieder geval een dergelijk voorwerp zichtbaar gedragen en/of getoond aan die [A] en/of
- tegen die [A] heeft/hebben gezegd dat zij hem, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s), moest zuigen omdat hij/zij anders een hond zou(den) halen die met haar zou neuken, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
en/of (aldus) voor die [A] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 246 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 18 april 2004 te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder en/of elders in Nederland, (meermalen) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) [F] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [F], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens)
- zijn/hun penis geduwd/gebracht/gekregen in de mond en/of de vagina en/of de anus van die [F] en/of
- zijn/haar tenen in de mond van die [F] geduwd/gebracht/gekregen
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- tegen die [F] heeft/hebben gezegd dat wanneer zij zich niet uit zou kleden, ze haar zouden dwingen om haar kleding uit te doen, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- tegen die [F] heeft/hebben gezegd dat als zij raar deed, dat de honden haar dan op zouden eten, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [F] meermalen heeft/hebben geslagen in het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd en/of het (gehele) lichaam en/of
- die [F] meermalen heeft/hebben geslagen met een stok op haar borsten en/of op het gehele lichaam
en/of (aldus) voor die [F] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan
en/of
hij op of omstreeks 18 april 2004 te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder en/of elders in Nederland, (meermalen) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) [F] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), hierin bestaande dat [F] werd gedwongen
- de penis van een hond in haar mond te nemen en/of houden
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- tegen die [F] heeft/hebben gezegd dat wanneer zij zich niet uit zou kleden, ze haar zouden dwingen om haar kleding uit te doen, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- tegen die [F] heeft/hebben gezegd dat als zij raar deed, dat de honden haar dan op zouden eten, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [F] meermalen heeft/hebben geslagen in het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd en/of het (gehele) lichaam en/of
- die [F] meermalen heeft/hebben geslagen met een stok op haar borsten en/of op het gehele lichaam en/of
- het hoofd van die [F] heeft/hebben geduwd in de richting van de penis van de hond
en/of (aldus) voor die [F] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 246 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
7.
hij in de periode van 4 april 2004 tot en met 18 april 2004 te Brussel en/of elders in België en/of te Almere en/of te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (een) ander(en), genaamd [J] en/of [A] en/of [F], door geweld of één of meer andere feitelijkheden of door bedreiging met geweld of bedreiging met één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [J] en/of [A] en/of [F] zich daardoor tot het verrichten van die handelingen beschikbaar stelde(n), welk feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen en/of hij in de periode van 4 april 2004 tot en met 18 april 2004 te Brussel en/of elders in België en/of te Almere en/of te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder, en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) ander(en), genaamd [J] en/of [A] en/of [F] heeft aangeworven, mede genomen of ontvoerd met het oogmerk die personen in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, welk feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen, hebbende hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- die [J] en/of [A] en/of [F] tegen hun wil vanuit Brussel meegenomen naar Nederland en/of
- die [J] en/of die [A] en/of die [F] tegen hun wil opgesloten en/of constant bewaakt en/of
- die [J] en/of die [A] en/of die [F] (meermalen) bedreigd (met een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) en/of mishandeld en/of
- foto's gemaakt van die [J] en/of die [A] en/of die [F] terwijl voornoemden ontbloot waren en/of zich in verschillende seksuele posities bevonden en/of
- die foto's geplaatst en/of vervaardigd om te plaatsen op verschillende internetsites en/of chatboxen (om die [J] en/of die [A] en/of die [F] als escorts/prostituees aan te bieden en/of
- advertenties op het internet geplaatst waarbij die [J] en/of die [A] en/of die [F] werden aangeboden voor het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt met klanten over/voor het verrichten van seksuele handelingen, door die [J] en/of die [A] en/of die [F], tegen betaling en/of
- die [J] en/of die [A] (meermalen) meegenomen naar klanten (teneinde daar met die klanten betaalde seks te hebben) en/of
- die [A] meermalen tegen betaling seksuele handelingen laten verrichten met een of meer klant(en) en/of
- die [F] opgemeten met de bedoeling sm-artikelen op maat voor haar te laten maken en/of
- contacten gelegd met derden met de bedoeling die [J] en/of die [A] en/of die [F] te doen gebruiken voor het maken van films waarbij seks zou plaatsvinden tussen een of meer van genoemde perso(o)n(en) en/of dieren en/of waarbij ledematen van genoemde perso(o)n(en) zouden worden afgesneden en/of waarbij een of meer van de genoemde perso(o)n(en) van het leven zouden worden beroofd;
art 250a lid 1 ahf/ond 1° Wetboek van Strafrecht
art 250a lid 2 ahf/ond 1° Wetboek van Strafrecht
8.
hij in de periode van 01 februari 2004 tot en met 19 april 2004 te Almere en/of te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder en/of te Rotterdam en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een organisatie die gevormd werd uit onder meer [Y] en/of [W] en/of [V] en/of [X] en/of uit een of meer andere perso(o)nen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk wederrechtelijke vrijheidsberoving en/of verkrachting en/of mensenhandel en/of diefstal (door middel van geweld);
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
9.
hij op of omstreeks 14 maart 2004 te Etten-Leur tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (mobiele) telefoon (merk Nokia) en/of twintig, althans een aantal DVD’s en/of een (digitale) camera (merk Trust), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [D], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [D] mee is gegaan/genomen naar de slaapkamer en/of (op zijn buik) op het bed is/moest gaan liggen en/of (vervolgens) met zijn handen/armen is vastgebonden (met touw) aan de spijlen van het bed en/of met zijn voeten/benen is vastgebonden (met touw) aan de lattenbodem van het bed;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
10.
hij op of omstreeks 20 maart 2004 te Ruurlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een motor (merk BMW, type R 1100 Gs) en/of meerdere kentekenbewijzen behorende bij voornoemde motor en/of een horloge en/of een Playstation en/of een digitale camera en/of een of meerdere andere goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [C] heeft/hebben geblinddoekt en/of geboeid en/of
- die [C] meermalen met kracht in het gezicht en/of in de maag en/of op het hoofd, in ieder geval op/tegen het lichaam heeft/hebben gestompt en/of
- die [C] heeft/hebben bedreigd en/of
- met een injectienaald insuline, althans drugs, althans een stof die bedwelming bij die [C] tot gevolg had, in het lichaam van die [C] heeft/hebben gespoten;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Onder 1, 2 en 3 is tenlastegelegd dat de verdachte – kort gezegd – heeft deelgenomen aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van respectievelijk [J], [A] en [F]. Het hof is van oordeel dat – anders dan is tenlastegelegd – niet kan worden bewezenverklaard dat deze vrijheidsberoving al in België een aanvang heeft genomen. Het hof gaat er van uit dat de vrouwen illegaal in België verbleven en daar mogelijk en zelfs waarschijnlijk als prostituee werkzaam waren en met de belofte dat zij veel geld konden gaan verdienen en niet wetende wat hun daadwerkelijk te wachten stond, aanvankelijk onder valse voorwendselen vrijwillig in de auto van de verdachten zijn gestapt en naar Nederland zijn gereisd. Voor zover de aangeefsters in hun verklaringen hebben verklaard dat zij in België zijn ontvoerd, acht het hof die verklaringen niet geloofwaardig omdat niet uit te sluiten valt dat zij zo hebben verklaard om te voorkomen dat zij door de Belgische autoriteiten (zouden) worden aangesproken op hun activiteiten aldaar als prostituee. Dat leidt tot vrijspraak van de wederrechtelijke vrijheidsberoving voor zover deze in België heeft plaatsgehad. Het hof acht bewezen dat de wederrechtelijke vrijheidsberoving in alle gevallen in Nederland is aangevangen.
De verdachte wordt onder de feiten 9 en 10 (impliciet primair) verweten te hebben deelgenomen aan een diefstal met geweld, respectievelijk gepleegd op 14 maart 2004 te Etten-Leur en op 20 maart 2004 te Ruurlo. Het hof spreekt de verdachte vrij van het onder 9 en 10 (impliciet primair) tenlastegelegde geweld. Het hof moet er van uit gaan dat de slachtoffers in het op bed liggen en vastgebonden worden (feit 9) en het blinddoeken en boeien, alsmede het injecteren (feit 10) hebben bewilligd in het kader van de SM-sessie waarvoor verdachte, althans zijn medeverdachten, ter plaatse waren. Voor zover onder feit 10 is tenlastegelegd dat het slachtoffer is gestompt en geslagen, dient de verdachte hiervan eveneens te worden vrijgesproken. Het hof heeft geen verband kunnen vaststellen tussen deze gewelddadigheden en de tenlastegelegde diefstal.
De betrouwbaarheid en rechtmatigheid van het bewijs
Namens verdachte heeft de raadsman in hoger beroep het verweer gevoerd dat de verklaringen van de getuige [F] niet tot het bewijs mogen worden gebezigd omdat de verdediging niet in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad deze getuige te (doen) ondervragen. Omdat het dossier, als haar verklaring buiten beschouwing moet worden gelaten naar het oordeel van de verdediging te weinig ondersteunend bewijsmateriaal bevat, dient de verdachte te worden vrijgesproken, in elk geval van de feiten die haar betreffen. In de – op essentiële punten – met die van [F] overeenstemmende verklaringen van [J] en [A] zou het hof geen bevestiging mogen vinden voor de juistheid van de verklaring van [F] tegenover de politie, omdat de verklaringen van [J] en [A] op elkaar afgestemd zouden zijn en op een aantal punten aanwijsbaar onbetrouwbaar.
Het hof verwerpt dit verweer. Vooropgesteld wordt dat in de strafzaak tegen verdachte zowel in eerste aanleg als in hoger beroep uitdrukkelijk door de verdediging is verzocht de getuige [F] te traceren en deze op te roepen teneinde de getuige te kunnen bevragen. Na enkele vergeefse, maar in de ogen van het hof adequate, pogingen van het Openbaar Ministerie om de verblijfplaats van deze getuige te achterhalen, heeft het hof in die zaak het herhaalde verzoek van de verdediging afgewezen omdat redelijkerwijs niet te verwachten was dat de getuige binnen afzienbare tijd zou verschijnen.
Voor zover de raadsman met zijn verweer heeft willen bepleiten dat de verklaringen van [F] van het bewijs dienen te worden uitgesloten, ziet het hof daartoe geen redenen. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de getuigenverklaringen van [F] wel voldoende steun vinden in de verklaringen van medeverdachten en van de aangeefsters [A] en [J], welke laatste twee getuigen na verwijzing in eerste aanleg ([A] en [J]) en hoger beroep ([A]) wel in aanwezigheid van de verdediging door de rechter-commissaris zijn gehoord.
In het verzoek om de verklaringen van [A] en [J] terzijde te schuiven om reden dat deze op elkaar zijn afgestemd of op een aantal punten aanwijsbaar onbetrouwbaar zijn, wordt de verdediging door het hof niet gevolgd. De verklaringen van [J], [A] en [F] vertonen – ook op details – opvallend veel overeenkomsten. Dat dit geldt voor de verklaringen van [J] en [A] is verklaarbaar, omdat zij gelijktijdig in de woning aan de [adres] te Almere en in de loods aan de [adres] te Kraggenburg hebben verbleven en ook gezamenlijk zijn gevlucht. Dat hun verklaringen overeenstemmen, zou zijn veroorzaakt of beïnvloed kunnen zijn doordat zij veel met elkaar hebben gesproken over hetgeen hen is overkomen. Maar dat hun verklaringen tekort doen aan wat waarheid is en aan het beeld dat daaruit oprijst van hetgeen zij hebben moeten ervaren in de loods in Kraggenburg als ook, eerder, in de woning van [Y] en [X] in Almere, neemt het hof niet aan. Voor de verklaring van [F] geldt dat er geen enkele aanwijzing is dat [F] de vrouwen [J] en [A] kent of dat zij na het vertrek uit de loods te Kraggenburg en voordat zij aangifte deed met hen of een van hen heeft gesproken. Daarbij komt nog dat [F] een aantal saillante details direct heeft verteld aan de bewoners van het huis waar zij na haar vlucht uit de loods is opgevangen.
Nu hetgeen de aangeefsters feitelijk is overkomen grotendeels ook wordt bevestigd door en steun vindt in de verklaringen van de medeverdachten en de inhoud van de foto’s die in de woning te Almere en in de loods te Kraggenburg zijn genomen, acht het hof de verklaringen van alle drie de aangeefsters betrouwbaar en bruikbaar en zal het deze verklaringen doen meewerken tot het bewijs. Dat de verklaringen op onderdelen van elkaar verschillen en dat het hof de verklaringen van aangeefsters ten aanzien van de aanvang van de vrijheidsberoving in België niet aannemelijk acht, doet daaraan niet af.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 4 april 2004 tot en met 17 april 2004 te----------------------------------------- Almere en--- te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder, en/of elders in Nederland, -----------tezamen en in vereniging met anderen--------------------------- opzettelijk [J] ---------wederrechtelijk van de vrijheid heeft------- beroofd en--- beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader-s- met dat opzet
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- die [J] opgesloten gehouden en/------------- bewaakt op het adres [adres] te Almere en----- de (mobiele) telefoon en--- de tas van die [J] afgenomen en---
- die [J] meermalen geslagen in het gezicht en---
- die [J] -volledig- uitgekleed en--- die [J] --------------naakt- op een stoel gezet en--- haar handen op haar rug gebonden -met handboeien--en--- haar mond afgeplakt met plakband en--- een band, met daaraan een bal, gebonden voor en/of gestopt in de mond van die [J] en--- -terwijl zij vastgebonden op die stoel zat--die [J] meermalen geslagen/gestompt in haar buik en--- op haar rug en---
- meermalen tegen die [J] gezegd dat hij, verdachte,------------------------- een vuurwapen had------- en--- dit vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp zichtbaar gedragen en---
- die [J] meegenomen naar een loods (in Kraggenburg) en---
- -dreigend- tegen die [J] gezegd dat zij haar kleding moest uittrekken en die kleding in -een- -vuilnis-zak----- gedaan en--- die -vuilnis-zak------------------ meegenomen en---
- die [J] geslagen op de rug en--- het hoofd, en---
- tegen die [J] gezegd: "Kijk, hier lopen twee honden en die zijn er speciaal voor getraind. Als jullie weglopen dan stuur ik de honden achter jullie aan", in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en---
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de mond van die [J] gedaan en--- in/------haar nek gehouden en--- tegen die [J] gezegd: "als je doet wat wij vragen, is er niets aan de hand maar als je weigert mee te werken dan schiet ik je met dit pistool in je mond" in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en---
- die [J] laten ruiken aan een (bedwelmende) vloeistof waardoor die [J] draaierig werd en--- het bewustzijn verloor en---
- de ramen en--- deuren van de loods in Kraggenburg afgesloten -------------------------;
-----------------------------------------------------------------------------------
2.
hij in de periode van 9 april 2004 tot en met 17 april 2004 te Almere en--- te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen--------------------------- opzettelijk [A] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en--- beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader-s- met dat opzet
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- tegen die [A] gezegd dat zij niet mocht weglopen en--- dat zij niet mocht schreeuwen omdat zij anders zou worden neergeschoten, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking waarna een van zijn mededader-s- een -vuur-wapen, in ieder geval een dergelijk voorwerp, toonde--- en---
- die [A] opgesloten gehouden en------------ bewaakt op het adres [adres] te Almere en---
- tegen die [A] gezegd dat zij mee moest werken omdat ze anders doodgeschoten zou worden of aan andere mensen verkocht zou worden, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en---
- die [A] meegenomen naar een loods te Kraggenburg en---
- tegen die [A] gezegd dat zij zich moest uitkleden en--- die kleding in -een- -vuilnis-zak----- gedaan en--- die -vuilnis-zak----- meegenomen en---
--------------------------------------------------------------- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, zichtbaar voor die [A] gedragen en---
- de ramen en deuren van de loods in Kraggenburg afgesloten -------------------------;
-------------------------------------------------------------------------------------
3.
hij op 18 april 2004 -------------------------------------------te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, --------------------------opzettelijk [F] ----------wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en--- beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- - die [F] tegen haar wil vervoerd naar een loods in Kraggenburg en----
- tegen die [F] gezegd dat zij al haar kleding moest uittrekken en----(anders) gedwongen zou worden haar kleding uit te doen, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en--- -- die kleding in -een- -vuilnis-zak----- gedaan en---------------- die zak----- met kleding meegenomen en--- in een kast gestopt en--- -- die [F] geslagen in------ het gezicht en--- tegen de oren--------------------------------------en---
- de telefoon en--- geld en--- de sleutel en--- documenten van die [F]
afgepakt en----- tegen die [F] gezegd dat zij niet mocht vluchten en--- dat zij anders
vermoord zou worden en--- dat als zij raar zou doen dat dan de honden haar
zouden opeten, in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking en
- de ramen en--- deuren van de loods in Kraggenburg -af-gesloten----------------------------;
-----------------------------------------------------------------------------------
4.
hij in de periode van 4 april 2004 tot en met 17 april 2004 te Almere en--- te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder en/of elders in Nederland (meermalen) tezamen en in vereniging met anderen--------------------------- door geweld en--- bedreiging met geweld [J] heeft gedwongen tot het ondergaan van handeling-en--die bestond-en--uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [J], hebbende verdachte en/of -een of meer van- zijn mededader-s-
- zijn/hun penis -------gebracht--------- in de mond en/of de vagina van die
[J] en---
- die [J] een (opblaasbare) dildo in de mond gestopt
en bestaande dat geweld en--- die bedreiging met geweld hierin dat verdachte en/of -een of meer van- zijn mededader-s- terwijl hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader-s- die [J] tegen haar wil heeft/hebben vastgehouden en--- door haar -stelselmatig- te bedreigen en te mishandelen een zodanige bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan waaraan die [J] zich niet kon onttrekken en---
- die [J] meermalen heeft/hebben geslagen in het gezicht en---
- het hoofd van die [J] heeft/hebben vastgepakt en geduwd/gebracht in de richting van de penis van verdachte en/of een of meer van zijn mededader-s-
- die [J] op het bed heeft/hebben gegooid en de broek van die [J] en/of heeft/hebben uitgetrokken en de benen van die [J] uit elkaar heeft/hebben gedaan------- en/of
- tegen die [J] heeft/hebben gezegd dat zij haar kleding moest uittrekken en--- de onderbroek van die [J] van haar lichaam heeft/hebben afgescheurd------- en---
- die [J] heeft/hebben geslagen op de rug en--- het hoofd, en---
- die [J] heeft/hebben geslagen met een zweep op haar voeten en---
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de mond van die [J] heeft/hebben gedaan en vervolgens heeft/hebben gezegd “Als je doet wat wij vragen is er niets aan de hand maar als je weigert mee te werken dan schiet ik je met dit pistool in je mond”, in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking en---
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gedrukt in de nek van die [J]
en--- -aldus- voor die [J] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan
en---
hij in de periode van 4 april 2004 tot en met 17 april 2004 te Almere en--- te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder en/of elders in Nederland-------------tezamen en in vereniging met anderen--------------------------- door geweld------------------------------------ en--- bedreiging met geweld --------- [J] heeft gedwongen tot het plegen van een ontuchtige handeling----, hierin bestaande dat [J] werd gedwongen
- de penis van een hond in haar mond te nemen
en bestaande dat geweld en--- die bedreiging met geweld hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
terwijl hij, verdachte en/of -een of meer van- zijn mededader-s- die [J] tegen haar wil heeft/hebben vastgehouden en--- door haar -stelselmatig- te bedreigen en te mishandelen een zodanige bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan waaraan die [J] zich niet kon onttrekken en---
- die [J] meermalen heeft/hebben geslagen in het gezicht en---
- het hoofd van die [J] heeft/hebben vastgepakt en geduwd/gebracht in de richting van de penis van verdachte en/of een of meer van zijn mededader-s-
- die [J] op het bed heeft/hebben gegooid en de broek van die [J] en/of heeft/hebben uitgetrokken en de benen van die [J] uit elkaar heeft/hebben gedaan------- en/of
- tegen die [J] heeft/hebben gezegd dat zij haar kleding moest uittrekken en--- de onderbroek van die [J] van haar lichaam heeft/hebben afgescheurd------- en---
- die [J] heeft/hebben geslagen op de rug en--- het hoofd, en---
- die [J] heeft/hebben geslagen met een zweep op haar voeten en---
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de mond van die [J] heeft/hebben gedaan en vervolgens heeft/hebben gezegd “Als je doet wat wij vragen is er niets aan de hand maar als je weigert mee te werken dan schiet ik je met dit pistool in je mond”, in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking en---
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gedrukt in de nek van die [J]
en--- -aldus- voor die [J] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
5.
hij in de periode van 15 april 2004 tot en met 17 april 2004 te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder en/of elders in Nederland (meermalen) tezamen en in vereniging met anderen,---------------------------door geweld en--- bedreiging met geweld [A] heeft gedwongen tot het ondergaan van handeling-en- die bestond-en- uit of mede bestond-en- uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [A], hebbende verdachte en/of
-een of meer van- zijn mededader-s- ---------
- zijn/hun penis -------gebracht--------- in de mond en--- de anus van
die [A]
en bestaande dat geweld en--- die bedreiging met geweld hierin dat verdachte en/of -een of meer van- zijn mededader-s-
terwijl hij, verdachte en/of -een of meer van- zijn mededader-s- die [A] tegen haar wil heeft/hebben vastgehouden en--- door haar -stelselmatig- te bedreigen en te mishandelen een zodanige bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan waaraan die [A] zich niet kon onttrekken
- tegen die [A] heeft/hebben gezegd dat zij haar kleding moest uittrekken en---
- die [A] meermalen heeft/hebben geslagen --------------------------------tegen het lichaam en---
- die [A] heeft/hebben geslagen met een zweep op haar voeten en--- op het lichaam en---
- een vuurwapen, in ieder geval een dergelijk voorwerp zichtbaar gedragen en--- getoond aan die [A] en/of
- tegen die [A] heeft/hebben gezegd dat zij hem----------------- een van zijn mededader-s-, moest zuigen omdat hij---- anders een hond zou----- halen die met haar zou neuken, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
en--- -aldus- voor die [A] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan
en----
hij in de periode van 15 april 2004 tot en met 17 april 2004 te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder en/of elders in Nederland ------------tezamen en in vereniging met anderen--------------------------- door geweld en--- bedreiging met geweld [A] heeft gedwongen tot het plegen van een ontuchtige handeling----, hierin bestaande dat [A] werd gedwongen
- de penis van een hond in haar mond te nemen ------------
en bestaande dat geweld en--- die bedreiging met geweld ----------------------------------hierin dat verdachte en/of -een of meer van- zijn mededader-s- terwijl hij, verdachte en/of -een of meer van- zijn mededader-s- die [A] tegen haar wil heeft/hebben vastgehouden en--- door haar -stelselmatig- te bedreigen en te mishandelen een zodanige bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan waaraan die [A] zich niet kon onttrekken
- tegen die [A] heeft/hebben gezegd dat zij haar kleding moest uittrekken en---
- die [A] meermalen heeft/hebben geslagen --------------------------------tegen het lichaam en----- die [A] heeft/hebben geslagen met een zweep op haar voeten en--- op het lichaam en---
- een vuurwapen, in ieder geval een dergelijk voorwerp zichtbaar gedragen en--- getoond aan die [A] en---
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------aldus- voor die [A] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
6.
hij op 18 april 2004 te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder tezamen en in vereniging met anderen----------------- door geweld en--- bedreiging met geweld [F] heeft gedwongen tot het ondergaan van handeling-en- die bestond-en- uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [F], hebbende verdachte en/of -een of meer van- zijn mededader-s- ---------
- -----hun penis geduwd/gebracht--------- in de mond en--- de anus van die [F] en---
- -----haar tenen in de mond van die [F] -------gebracht---------
en bestaande dat geweld en--- die bedreiging met geweld---------------------------------- hierin dat verdachte en/of -een of meer van- zijn mededader-s-
- tegen die [F] heeft/hebben gezegd dat wanneer zij zich niet uit zou kleden, ze haar zouden dwingen om haar kleding uit te doen, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en---
- tegen die [F] heeft/hebben gezegd dat als zij raar deed, dat de honden haar dan op zouden eten, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en---
- die [F] meermalen heeft/hebben geslagen ----------------------------------tegen het hoofd en---
- die [F] heeft/hebben geslagen met een stok op haar borsten en--- op het gehele lichaam
en--- -aldus- voor die [F] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan
en---
hij op 18 april 2004 te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder tezamen en in vereniging met anderen,---------------------------door geweld en--- bedreiging met geweld [F] heeft gedwongen tot het plegen een ontuchtige handeling----, hierin bestaande dat [F] werd gedwongen
- de penis van een hond in haar mond te nemen
en bestaande dat geweld en--- die bedreiging met geweld hierin dat verdachte en/of -een of meer van- zijn mededader-s-
- tegen die [F] heeft/hebben gezegd dat wanneer zij zich niet uit zou kleden, ze haar zouden dwingen om haar kleding uit te doen, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en---
- tegen die [F] heeft/hebben gezegd dat als zij raar deed, dat de honden haar dan op zouden eten, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en---
- die [F] meermalen heeft/hebben geslagen ----------------------------------tegen het hoofd en---
- die [F] heeft/hebben geslagen met een stok op haar borsten en--- op het gehele lichaam
- het hoofd van die [F] heeft/hebben geduwd in de richting van de penis van de hond
en--- -aldus- voor die [F] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
7.
hij in de periode van 4 april 2004 tot en met 18 april 2004 te Almere en--- te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen-----------------------ander-en-, genaamd [J] en--- [A] en--- [F], door geweld of één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------, welk feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen en--- hij in de periode van 4 april 2004 tot en met 18 april 2004 te Brussel tezamen en in vereniging met anderen----------------- -een- ander-en-, genaamd [J] en--- [A] en--- [F] heeft aangeworven of mede genomen met het oogmerk die personen in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, welk feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen, hebbende hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- die [J] en--- [A] en--- [F] vanuit Brussel meegenomen naar Nederland en---
- die [J] en--- die [A] en--- die [F] tegen hun wil opgesloten en------------ bewaakt en---
- die [J] en--- die [A] en/of die [F]------------ bedreigd (met een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) en--- mishandeld en---
- foto's gemaakt van die [J] en--- die [A] en--- die [F] terwijl voornoemden ontbloot waren en--- zich in verschillende seksuele posities bevonden en---
- die foto's geplaatst en/of vervaardigd om te plaatsen op verschillende internetsites en--- chatboxen (om die [J] en/of die [A] en/of die [F] als escorts/prostituees aan te bieden en---
- advertenties op het internet geplaatst waarbij die [J] en--- die [A] werden aangeboden voor het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling en----- -meermalen- afspraken gemaakt met klanten over/voor het verrichten van seksuele handelingen, door die [J] en/of die [A] -------------, tegen betaling en---
- die [J] en/of die [A] -meermalen- meegenomen naar klanten (teneinde daar met die klanten betaalde seks te hebben) en---
- die [A] tegen betaling seksuele handelingen laten verrichten met een of meer klant-en--en---
- die [F] opgemeten met de bedoeling sm-artikelen op maat voor haar te laten maken en---
- contacten gelegd met derden met de bedoeling die [J] en/of die [A] en/of die [F] te doen gebruiken voor het maken van films waarbij seks zou plaatsvinden tussen een of meer van genoemde perso---n-en--en--- dieren en/of waarbij ledematen van genoemde perso(o)n(en) zouden worden afgesneden en/of waarbij een of meer van de genoemde perso---n-en- van het leven zouden worden beroofd;
-------------------------------------------------------------------------------------------------
8.
hij in de periode van 01 februari 2004 tot en met 19 april 2004 te Almere en----te Kraggenburg, gemeente Noordoostpolder en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een organisatie die gevormd werd uit [Y] en--- [W] en--- [V] en--- [X] ----------------------------------------, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk wederrechtelijke vrijheidsberoving en--- verkrachting en--- mensenhandel en--- diefstal ------------------------;
-------------------------------------
9.
hij op 14 maart 2004 te Etten-Leur tezamen en in vereniging met anderen----------------, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een -mobiele- telefoon (merk Nokia) en-------------------- een aantal DVD’s en--- een -digitale- camera (merk Trust)-------------------------------------------- toebehorende aan [D]----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
10.
hij op 20 maart 2004 te Ruurlo tezamen en in vereniging met anderen----------------- met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een motor (merk BMW, type R 1100 Gs) en------------ een kentekenbewijs behorende bij voornoemde motor en--- een horloge en--- een Playstation en--- een digitale camera en--- andere goederen, toebehorende aan [C]--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Nadere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Deelneming aan een criminele organisatie ex artikel 140 Sr (feit 8)
De raadsman heeft overeenkomstig zijn ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnotitie het verweer gevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van deelneming aan de onder 8 tenlastegelegde criminele organisatie nu er geen sprake is geweest van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband.
Het hof verwerpt dat verweer. Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht, is sprake als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, een of meer gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Voor de vaststelling of van dat oogmerk sprake is, is dan voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Dat verdachte met een dergelijke wetenschap tezamen met de medeverdachten – weliswaar gedurende een betrekkelijk korte periode (de feiten strekken zich uit over iets meer dan één maand) maar desalniettemin in een gestructureerd verband met enige duurzaamheid waarin verdachte zelf de boventoon voerde – actief, sturend en leidend heeft deelgenomen aan dat samenwerkingsverband volgt uit hetgeen blijkt uit de bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. In het bijzonder overweegt het hof nog het volgende.
Verdachte besloot een escortbureau te starten en werd daarbij geholpen door zijn broer, [Y]. Vanuit dit bureau werden diverse escortafspraken gemaakt, waarbij het SM-spel centraal stond. De partners van de verdachten, [W] en [X], werden ingezet als SM-meesteres en gingen met verdachte, zijn broer en soms nog enkele anderen diverse escortafspraken af. Bij twee van deze afspraken werden escortklanten bestolen van enkele goederen. Aanvankelijk werden de vrouwen, die door het escortbureau werden ingeschakeld, in de nabije omgeving van verdachte en zijn broer gezocht. Dat werd anders. Nadat een eerdere poging van verdachte om meisjes vanuit België mee naar Nederland te lokken en daar voor hen te laten werken gefaald had – deze vrouwen ontsnapten in Almere uit de auto – zijn de illegaal in België verblijvende [J] en [A] op respectievelijk 4 april en 15 april 2004 door verdachte en enige medeverdachten opgehaald in Brussel. [J] heeft op verzoek van verdachte tien dagen in de woning van verdachtes broer te Almere verbleven. Op 15 april 2004 werd ook [A] in Almere ondergebracht. In de woning zijn de vrouwen bij meerdere gelegenheden misbruikt en is hen geweld aangedaan. Verdachte speelde daarbij een initiërende rol.
Dat de vrouwen daar tegen hun zin werden vastgehouden, volgt onder meer uit een chatgesprek dat door verdachte is gevoerd met medeverdachten [Y] en [X] op 13 april 2004. Verdachte vraagt in dat gesprek om ervoor te zorgen dat de vrouwen niet naar buiten kunnen door de beide deuren op slot te doen (dossierpagina 1252 e.v.). [Y] verklaart op 22 juni 2004, geconfronteerd met dit chatgesprek, dat de vrouwen van zijn broer (verdachte) niet weg mochten, omdat [verdachte] de vrouwen wilde gebruiken voor een film (dossierpagina 1257). [verdachte] had het slot van de achterdeur gerepareerd zodat de vrouwen ook via die deur niet naar buiten konden. Volgens de verklaring van aangeefster [J] werd zij in de woning te Almere door verdachte en zijn partner bewaakt (dossierpagina 1660). Als ze naar het toilet moest, ging één van de twee met haar mee. Toen [J] vanuit de woning poogde te ontsnappen, is er direct naar verdachte gebeld, die haar vervolgens heeft geslagen, uitgekleed en heeft geboeid aan een stoel (dossierpagina 1661). Verdachtes broer zou daarbij hebben geholpen door [J] in bedwang te houden (dossierpagina 1662). De benen van [J] werden uit elkaar geduwd en op haar tepels werden klemmen aangebracht waarmee zij omhoog werd getrokken. Van de mishandelingen werden foto’s gemaakt door verdachtes broer. Toen de verdachte [J] in de woning te Almere gebood hem te pijpen en zij dat weigerde, heeft verdachtes broer [J] duidelijk gemaakt dat zij dat moest doen (dossierpagina 1663). Onder deze druk is [J] bezweken. Later – nog steeds in de woning in Almere – heeft verdachte, geholpen door zijn broer, [J] verkracht (dossierpagina 1664).
Er werden foto’s van de vrouwen gemaakt en deze werden door verdachte en enkele medeverdachten op internet gepresenteerd teneinde de vrouwen te kunnen prostitueren. Dit heeft tot enkele uitgevoerde escortafspraken geleid.
Kort daarna zijn de twee vrouwen gezamenlijk door verdachte, zijn broer en de partner van zijn broer overgebracht naar de loods van medeverdachte [V] te Kraggenburg. In de loods zijn de vrouwen langdurig vernederd, verkracht en gedwongen om ontuchtige handelingen te plegen. Een dag nadat de vrouwen [J] en [A] op weg naar een escortafspraak op 17 april 2004 wisten te ontsnappen, is verdachte met zijn broer wederom naar België gereden om opnieuw op zoek te gaan naar een vrouw. Daar is [F] gevonden en zij is meegebracht naar Kraggenburg.
Op 18 april 2004 stuurde verdachte – voorafgaand aan het bezoek aan de loods in Kraggenburg, waar [F] net als [J] en [A] gedwongen werd allerlei seksuele vernederingen te ondergaan – naar de mobiele telefoon van zijn partner, [W], een sms-bericht, waarin werd aangekondigd dat [verdachte] “een nieuwe vangst had” en dat ze naar de “doggies” gingen. Op 21 april 2004 verklaarde [W], gevraagd naar dit sms-bericht, tegenover de politie over haar nieuwsgierigheid naar dierenseks. Met het zien van het berichtje wist de verdachte dat zij live “animalseks” zou gaan zien (dossierpagina 1289). [W] is vervolgens met verdachte, zijn broer [Y] en [F] naar de loods van [V] in Kraggenburg gereden, waar [F], zoals gezegd, gedwongen allerlei seksuele handelingen moest ondergaan. Toen verdachte, zijn partner en zijn broer de loods hadden verlaten, wist [F] in een onbewaakt moment geheel naakt uit de loods te ontsnappen.
Ondertussen bestonden er plannen voor het maken van een pornografische film. Nog diezelfde dag waarop [F] uit de loods te Kraggenburg ontsnapte, vond in een café te Rotterdam een ontmoeting plaats tussen verdachte, zijn broer, [V] en diens partner. Tijdens dit gesprek kwam de vlucht van [F] aan de orde, de noodzaak om nieuwe vrouwen te halen en de plannen om een film te maken, waar de vrouwen niet levend uit zouden komen (verklaring [U], dossierpagina 123 e.v.).
Uit voorgaande feiten en omstandigheden – in onderling verband en samenhang beschouwd – volgt dat de verdachte een actieve en leidende rol heeft gespeeld in een kleine groep mensen die zich in wisselende samenstelling schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving, verkrachting, mensenhandel en vermogensdelicten. Daarbij heeft verdachte niet alleen (al dan niet tezamen met medeverdachte [V]) een doorslaggevend overwicht gehad op de slachtoffers [A], [J] en [F], maar ook op zijn medeverdachten, waaronder zijn eigen broer. [Y] verklaart dat hij van verdachte zijn bek moest houden en niets mocht vragen toen ze [F] uit België ophaalden (dossierpagina 1265). In de auto zou hij door zijn broer met een pistool zijn bedreigd (dossierpagina 1266). [Y] moest naast het meisje gaan zitten en werd door zijn broer bevelend toegesproken. [Y] was bang voor zijn broer (dossierpagina 1188). Ook [X] verklaart dat zij bang was en dat zij van verdachte haar mond moest houden in de loods (dossierpagina 1519). Aangeefster [J] verklaarde op 25 oktober 2004 tegenover de rechter-commissaris dat [verdachte] in de loods de baas was. Zij merkte dit door de manier waarop [verdachte] zich gedroeg. De toenmalige partner van verdachte, [W], heeft onder meer verklaard dat verdachte iemand is die alleen aan zichzelf denkt en geniet van macht en dan met name de macht die hij kan bereiken door andere mensen te vernederen (dossierpagina 1354). Verdachte zou haar hebben verteld dat [Y] bang voor hem was (dossierpagina 1312). [W] verklaart ook zelf bang te zijn voor haar partner, verdachte (dossierpagina 1311).
De voor het overige aangevoerde bewijsverweren geven geen aanleiding tot een afzonderlijke bespreking daarvan. Zij vinden hun weerlegging in de bewijsmiddelen, zoals deze in geval van cassatieberoep zullen worden uitgewerkt. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde:
telkens:
Medeplegen van:
Opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden.
ten aanzien van het onder 4, 5 en 6 bewezenverklaarde:
telkens:
Medeplegen van:
Verkrachting, meermalen gepleegd.
en
Medeplegen van:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
ten aanzien van het onder 7 bewezenverklaarde:
Een ander door geweld of een andere feitelijkheid dwingen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd,
en
Een persoon aanwerven, met het oogmerk die persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 8 bewezenverklaarde:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
ten aanzien van het onder 9 en 10 bewezenverklaarde:
telkens:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De verdachte en de officier van justitie hebben hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren met aftrek van het voorarrest in combinatie met de maatregel van TBS onder dwangverpleging.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het navolgende in beschouwing genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden.
Bij de straftoemeting is het navolgende van bijzonder belang:
Verdachte heeft zich in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan tien zéér ernstige strafbare feiten, die door de slachtoffers als bijzonder aangrijpend en mensonterend moeten zijn ervaren. Verdachte en zijn broer hadden het – aanvankelijk op zichzelf legitieme – plan opgevat om uit geldnood een escortbureau te starten en van daaruit onder meer SM-activiteiten te verzorgen. De partners van de broers waren met een aantal anderen bereid om dat werk te doen. Het kwam vervolgens tot strafbare praktijken toen op 14 en 20 maart 2004 bij twee van deze escortafspraken het vertrouwen van klanten, die zich in het kader van het SM-spel als “slaaf” op dat moment in een uiterst kwetsbare positie bevonden, ernstig werd beschaamd door van hen tijdens de sessie diverse eigendommen, waaronder een motor, te stelen. Dat gebeurde in de veronderstelling dat de slachtoffers uit schaamte toch geen aangifte van diefstal zouden doen. Deze feiten (9 en 10) luidden het begin in van een reeks misdrijven die elkaar in snel tempo en in toenemende mate van ernst zouden opvolgen.
Voor het escortbureau werden nieuwe dames gezocht in het buitenland. Verdachte is meermalen naar België gereden om daar ten behoeve van de escortactiviteiten dames te zoeken. Nadat een eerste poging was mislukt, zijn in april 2004 bij drie verschillende gelegenheden de slachtoffers [J], [A] en [F], die illegaal in België verbleven (vermoedelijk of zelfs waarschijnlijk prostituees), naar Nederland gelokt met de valse belofte dat zij daar veel geld zouden kunnen verdienen. De vrouwen vormden een gemakkelijke prooi voor wat nog zou volgen, omdat zij gelet op hun achtergrond niet snel gemist zouden worden en zij, gezien hun verblijfstatus, zelf niet snel hun toevlucht zouden nemen tot het doen van aangifte bij de politie. [J] en [A] werden te Almere in de woning van [Y] en diens partner tegen hun wil vastgehouden, daar door [verdachte] en [Y] vernederd, door [verdachte] verkracht en uiteindelijk overgebracht naar de loods van [V] te Kraggenburg. Verdachte heeft de vrouwen bij meerdere gelegenheden als een object gebruikt door ze op momenten waarop hij daar kennelijk behoefte aan had te dwingen allerlei seksuele handelingen te ondergaan. [F] is vanuit België meteen naar Kraggenburg gebracht.
In de loods zijn de vrouwen onder grote druk aan een lange reeks perversiteiten onderworpen en vernederd. Zij werden – overduidelijk tegen hun zin, al dan niet onder bedreiging van een vuurwapen en met toepassing van geweld – herhaaldelijk gedwongen tot onderwerping en in die positie tot participatie aan allerhande vormen van seksueel misbruik. Zij moesten onder dwang bij de gegeven onvrijwilligheid weerzinwekkende handelingen verrichten.
Verdachte is in de loods te Kraggenburg aanwezig geweest toen [J], [A] en [F] daar werden misbruikt en is daarbij samen met zijn medeverdachte [V] initiërend, sturend en overheersend opgetreden. Hij heeft in het geheel van vernederingen een actieve, leidende en vreesaanjagende rol gespeeld door de vrouwen onder meer bevelen te geven, hen te manen zich uit te kleden, hen te verkrachten, een paralyser tegen de tepels van een van de vrouwen te houden, een vrouw te dwingen tot het drinken van verdachtes urine uit een zuigfles en tot het doorslikken van een even daarvoor bij anaal geslachtsverkeer gebruikt condoom, hen te dwingen allerlei seksuele handelingen te verrichten - waaronder orale seks met één van de Rottweilers van medeverdachte [V] – en zich over te geven aan fysiek geweld. Het hof rekent het de verdachte bijzonder aan dat hij tot tweemaal toe bij zo’n sessie in die rol bezig is geweest en gebleven. Het moet voor verdachte steeds glashelder zijn geweest dat de slachtoffers de bejegening daar en eerder al in de woning te Almere, niet vrijwillig ondergingen.
Er bestonden er plannen voor het maken van een film waarin een vrouw seks zou hebben met een paard. Ook werden er contacten gelegd met het doel een snuffmovie op te nemen, waarbij een vrouw voor de camera het leven zou laten. Met deze films zou veel geld worden verdiend. De vrouwen wisten echter tijdig te ontsnappen, zodat aan het daadwerkelijk opnemen van de films nooit uitvoering is gegeven. Uit de handelwijze en uit die niet uitgevoerde plannen blijkt dat verdachte de belangen van de vrouwen – door ze op alle mogelijke manieren uit te buiten – gezien heeft als totaal ondergeschikt aan zijn eigen motieven en lustgevoelens.
Het hof heeft bij de strafoplegging mede gelet op een de verdachte betreffend uittreksel justitieel documentatieregister van de centrale justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte eerder tot onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen is veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten.
Voorts heeft het hof gelet op een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, 19 juni 2004.
Door zich in georganiseerd verband, op de wijze en in de rol zoals beschreven, zonder enig respect te vergrijpen aan de lichamelijke en geestelijke integriteit van [J], [A] en [F] en zich tegenover hen zo hard, mededogenloos en zonder respect te gedragen heeft verdachte niet alleen hen onherstelbaar leed toegebracht, maar ook in ernstige mate de rechtsorde geschokt. De gebeurtenissen in Kraggenburg hebben grote verbijstering gewekt. Voor het hof staat vast dat verdachte steeds een bepalende stem heeft gehad in de bewezenverklaarde feiten en het houdt er rekening mee dat verdachte niet alleen de slachtoffers, maar ook zijn medeverdachten, waaronder zijn eigen broer, heeft bedreigd en herhaaldelijk een grote druk op hen gelegd heeft. Ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep heeft verdachte er op geen enkel moment blijk van gegeven de gevolgen van zijn handelen te overzien.
Voor delicten als de thans bewezenverklaarde feiten is, zoals de wet bepaalt, een langdurige gevangenisstraf mogelijk. Voor de vraag of het tot een dergelijke straf moet komen is evenwel ook van belang de vraag of de door de advocaat-generaal gevorderde TBS met dwangverpleging aan de orde komt.
Oplegging van maatregel
Terbeschikkingstelling met dwangverpleging
Artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht vereist voor een last tot terbeschikkingstelling dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond die op enigerlei wijze heeft doorgewerkt in de begane feiten. Als tweede eis geldt dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist.
PBC-rapport
Verdachte is in 2005 tweemaal ter observatie opgenomen geweest in het Pieter Baan Centrum (PBC). Beide keren heeft verdachte geen medewerking verleend aan onderzoek naar zijn persoon. Desondanks zijn de onderzoekers J.M.J.F. Offermans, psychiater, en A.T. Spangenberg, psycholoog, er de tweede keer in geslaagd een rapportage pro justitia uit te brengen. Dat vindt zijn verklaring in het feit dat het toen gelukt is om een milieuonderzoek te verrichten. Dat milieuonderzoek leverde onderzoeksmateriaal op dat aansluiting gaf op eerdere omtrent verdachte in België uitgebrachte forensisch - psychiatrische rapportage en maakt die rapportages daardoor verifieerbaar en op juistheid controleerbaar.
Het hof ontleent aan het milieuonderzoek het navolgende:
Verdachte, geboren [geboortedatum en -plaats] (België) komt uit een gezin met drie jongens. Verdachte is de oudste. Op de basisschool liet hij toen hij 7 of 8 jaar was forse gedragsproblemen zien, in de genoemde rapportage (zonder directe bronverwijzing) geciteerd als "lastig en koppig gedrag, liegen, stelen, het opzetten van zijn broers tegen zijn ouders etc." (blz. 17 van het PBC-rapport). Hij ging uit huis en verbleef gedurende twee jaar 'intern' op een basisschool te Kortrijk. Vervolgens was hij thuis in de laatste jaren waarin hij de basisschool bezocht en de eerste jaren van de middelbare school. Verdachte werd wegens een diefstal van de middelbare school verwijderd en kwam weer op een internaat terecht. 17 Jaar en toen weer thuiswonend, ging hij aan het werk. Hij maakte zich schuldig aan diefstallen bij zijn werkgever. In april 1986 werd verdachte in een observatiecentrum te Eeklo geplaatst. Rapportage uit die tijd maakt melding van seksuele problematiek bij verdachte, valt het woord "perversie" maar wordt de globale (het hof begrijpt: persoonlijkheids-) structuur gezien als "eerder neurotisch".
In Eeklo onttrok verdachte zich aan de ambulante psychiatrische behandeling waarin was voorzien. In 1986 en 1987 werd verdachte meerdere malen in psychiatrische settings geplaatst, zonder succes. Een agressief incident volgde. De psychiater Van Compernolle rapporteerde in januari 1987 dat bij betrokkene sprake was van een "pervert-psychopatische karakterstructuur". Eind 1987 werd verdachte aangehouden voor verschillende diefstallen. Hij zou ook een vuurwapen hebben aangeschaft met de bedoeling een overval te plegen.
Het hof citeert nu het PBC-rapport:
"Op 4 januari 1988 rapporteerde Dr. Gabriëls in opdracht van de rechtbank Gent dat bij betr. sprake was van een "ernstige staat van geestesstoornis" (een psychopathische persoonlijkheid) en dat betr. een gevaar vormde voor de maatschappij. Op 22 april 1988 werd betr. in België veroordeeld tot internering (De maatregel tot internering is vergelijkbaar met de Nederlandse TBS-maatregel).
(...)
Op 22 mei 1988 werd betr., aansluitend op zijn detentie, in het kader van de interneringsmaatregel voorlopig geplaatst in de psychiatrische afdeling van de gevangenis te Gent. Op 19 december 1988 werd betr. overgeplaatst naar de inrichting tot bescherming van de maatschappij (I.B.M.) te Turnhout."
Verdachte huwde en keerde na een verlof niet terug naar de gevangenis te Turnhout. Hij nam zijn toevlucht tot Nederland en kwam vervolgens hier een aantal malen met justitie in aanraking.
Het is van belang om vast te stellen dat de juistheid van de hiervoor aan het milieuonderzoek ontleende feitelijkheden, niet door of namens verdachte zijn aangevochten.
Het hof ontleent aan het door het PBC omtrent verdachte uitgebrachte rapport, gedateerd 21 september 2005, de navolgende bevindingen en conclusies van voornoemde deskundigen A.T. Spangenberg en J.M.J.F. Offermans:
"Betr. is in het verleden meermalen gediagnosticeerd als een man met een antisociale persoonlijkheidsstoornis, waarbij daarnaast aspecten van psychopathie en van perversie aanwezig waren. Ofschoon betr.'s weigering om aan het onderhavige onderzoek deel te nemen, deze diagnose niet bevestigd is kunnen worden, kan anderzijds gesteld worden, dat het als hoogst onwaarschijnlijk mag worden beschouwd, dat er verandering in zijn problematiek is ontstaan en dat deze tot een andere diagnose zou leiden, enerzijds omdat deze stoornis (c.q. gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens) niet spontaan 'geneest' en dat voorts geen enkele behandeling heeft plaatsgevonden, gericht op afname van de symptomatologie. Zodoende mag verondersteld worden, dat er ten tijde van de ten laste gelegde feiten sub 1 t/m 10 nog steeds sprake was van bovengenoemde persoonlijkheidsstoornis."
De hiervoor geciteerde rapportage en in het bijzonder de vaststelling dat bij verdachte nog steeds sprake moet zijn van deze stoornis, is onderwerp van debat geweest ter zitting van het hof op 3 februari 2006 bij welke gelegenheid de beide rapporteurs uitvoerig zijn ondervraagd.
Offermans merkte bij die gelegenheid op:
"Het klopt dat ik in mijn rapportage een hele kleine slag om de arm heb gehouden, maar bedoeld is een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid. De stoornis is vanaf het achttiende levensjaar gediagnosticeerd en blijft – eenmaal gediagnosticeerd – zonder behandeling aanwezig. De stoornis zal nooit verdwijnen."
Door verdachte of diens raadsman is niets te berde gebracht op grond waarvan het hof zou kunnen aannemen dat verdachte de gevonden stoornis te boven is gekomen. Andere aanwijzingen dat zulks het geval is, ontbreken eveneens terwijl verdachtes justitiële contacten van na het uitbrengen van de rapporten van neuropsychiater A. Gabriëls van 4 januari 1988 en zenuwarts J. Coessens van 9 april 1988 en de bewezenverklaarde feiten zelf op het tegendeel wijzen. Het hof moet er derhalve van uitgaan dat die stoornis nog steeds bestaat en dat er bij verdachte dus nog steeds sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Rapport Van Dijck
Van Dijck, psychiater te Turnhout heeft op 3 juni 1996 omtrent verdachte gerapporteerd omdat verdachte kort daarvoor ("recent", schrijft Van Dijck) was uitgeleverd aan België en weer was ingesloten in de gevangenis in Turnhout. Verdachte wilde dat de voor hem nog steeds geldende internering werd beëindigd.
Van Dijck concludeerde dat slechts sprake was van een oppositionele stoornis. De waarde van die conclusie is evenwel een hoogst twijfelachtige, omdat uit diens rapportage óók blijkt dat verdachte allerlei uit verdachtes documentatie sprekende en uit het milieuonderzoek blijkende feiten en omstandigheden van na het moment waarop verdachte zich aan zijn internering had onttrokken voor die onderzoeker heeft weggehouden. Dat blijkt uit het volgende.
Het hof citeert uit het zo-even genoemde rapport:
"Het oordeel- en kritiekvermogen zijn nu volgens gangbare sociale normen; zijn gewetensfunctie is zwak ontwikkeld. Betrokkene heeft nu blijkbaar houvast gevonden in het geloof. Wat de persoonlijkheid betreft, kan de diagnose van antisociale persoonlijkheid die vroeger werd gesteld niet behouden blijven daar betrokkene blijk gegeven heeft van het feit dat hij zijn leven in positieve zin kan veranderen. Er is nu wel sprake van enige duurzame regulatie: betrokkene kan zichzelf beheersen, hij houdt zich aan de regels en hij heeft een duidelijk toekomstplan samen met zijn vrouw. Hij houdt zich ook aan de gangbare sociale en wettelijke regels. Waarschijnlijk is er toch sprake geweest van een oppositionele opstandige gedragsstoornis voornamelijk in de puberteit en adolescentie die niet tot een volledig ontwikkelde antisociale persoonlijkheid is uitgegroeid maar eerder leeftijdsgebonden is geweest."
Daarbij ging rapporteur (Van Dijck) blijkens het rapport uit van een min of meer stabiel, functionerend huwelijk van verdachte, van een vaste arbeidsrelatie en van een herstel van verdachtes relatie met zijn ouders. Verdachte zou er, gehuwd en met vast werk en zonder nieuwe delicten te plegen, blijk van hebben gegeven "in Nederland een duurzaam leven te (lees: hebben; het hof) kunnen opbouwen". "Op basis van deze nieuwe feiten acht ik, wat betrokkene betreft, geen gevaarscriterium meer aanwezig," aldus Van Dijck.
De gegevens uit het milieuonderzoek van het PBC wijzen uit dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte geheel anders waren dan hij destijds heeft voorgespiegeld aan Van Dijck. Het stabiele huwelijk, waarvan sprake in diens rapportage, is een problematisch huwelijk geweest. Gedurende dat huwelijk (met [R]), dat duurde van 1993 tot 1998, heeft verdachte slechts zeven maanden met haar samen gewoond. Gedurende dat huwelijk hield verdachte er andere vrouwen op na en maakte hij financieel misbruik van haar. [R] kon zich – naar het hof begrijpt; zolang dat tegen de zin van verdachte was – maar moeilijk losmaken van verdachte ("Betr. wist zich steeds weer in te dringen in haar leven"). Binnen dat huwelijk had verdachte extreme wensen op seksueel gebied. De ouders van verdachte hebben niet willen meewerken aan het milieuonderzoek. "Wij laten [verdachte] met rust. Hij moet ons met rust laten. Als wij hieraan meewerken dan zou hij wraak kunnen nemen." Van een vaste min of meer stabiele arbeidsrelatie is niet gebleken. In 1995 werd verdachte in Nederland tweemaal strafrechtelijk veroordeeld: eenmaal tot acht maanden onvoorwaardelijke en eenmaal tot vier weken voorwaardelijke gevangenisstraf wegens diefstallen, oplichting en een mishandeling gepleegd in 1993 en 1994. Ook dit ontleent het hof aan het inhoudelijk niet aangevochten milieuonderzoek van het PBC.
Het hof zal (dus) aan de bevindingen van Van Dijck voorbijgaan, omdat - kort gezegd - de feitelijke uitgangspunten waarop diens conclusie is gebaseerd niet kloppen hetgeen de validiteit van zijn conclusies in de kern aantast.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat verdachte leidende was aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
De stoornis in relatie tot de tenlastegelegde feiten
De volgende vraag waar het hof voor staat is, of de stoornis heeft doorgewerkt in de ten laste gelegde feiten. Rapporteurs merken daaromtrent het navolgende op:
"In hoeverre deze persoonlijkheidsstoornis echter heeft doorgewerkt in de afzonderlijke betr. thans ten laste gelegde feiten valt, gelet op betr.'s weigering, door het onderzoekend team van het PBC niet te beantwoorden. Dat commerciële overwegingen (mede) een rol gespeeld kunnen hebben, valt geenszins uit te sluiten, in ieder geval lijkt betr.'s handelen niet bepaald te zijn door impulsiviteit en er is sprake van een vrij grote controle over zijn handelen. Seksualiteit en macht lijken bij betr. sterk verweven, waarbij de partner door betr. gedomineerd wordt en hieraan ook lust ontleend lijkt te worden.
(...)
Het bleek door de weigering van verdachte onmogelijk "om het verband tussen de beschreven persoonlijkheidsstoornis en het ten laste gelegde nader te exploreren" en het was "derhalve niet mogelijk te verifiëren in welke mate bovengenoemde persoonlijkheidsstoornis heeft doorgewerkt in het ten laste gelegde."
Het hof legt dat verband wél op grond van het navolgende:
a. Het hof is niet gebleken van een duidelijk overheersende drijfveer (zoals genoemd commercieel motief en daarbij behorende berekening), die in samenhang met de stoornis van verdachte en in relatie tot de tenlastegelegde feiten, van aanwijsbaar en meetbaar relevant belang is. Weliswaar is het escortbureau, tot de oprichting waarvan verdachte en zijn broer besloten, opgericht om aan geld te komen, maar dat bij verdachtes handelen steeds en telkens en in overheersende of verdachtes gedrag sterk bepalende mate financiële motieven voorzaten, blijkt niet uit de stukken. Dat aspect speelt wel (zijdelings) bij de feiten gepleegd te Ruurlo en Etten-Leur. Maar daarbij werd van de gelegenheid geprofiteerd, blijkt althans niet dat het bestelen van die 'klanten' van meet af aan het doel was. Bij de gebeurtenissen in de loods in Kraggenburg blijkt in het geheel niet van concrete financiële afspraken of motieven om de gebeurtenissen daar te laten verlopen zoals zij daar en toen zijn verlopen.
b. Uit de verklaringen van verdachtes mededaders, de dominante wijze waarop hij met hen omging en de dwingende, ook weer dominante, grove en ernstig grensoverschrijdende gedragingen die verdachte zich tegenover de slachtoffers permitteerde, blijkt dat deze karaktertrek van verdachte bepalend is geweest waar het verdachtes rol in de tenlastegelegde feiten betreft.
Het hof acht een direct verband aanwezig tussen de stoornis en de bewezenverklaarde feiten, maar op de mate waarin verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, heeft het hof geen zicht kunnen krijgen. Dat is het gevolg van verdachtes hardnekkige weigering om mee te werken aan de beide observaties. Niet aannemelijk is dat bij verdachte sprake zou zijn van het ontbreken van toerekenbaarheid. Nadere vaststelling van de mate van toerekeningsvatbaarheid in de gangbare tussencategorieën is vanwege het gebrek aan medewerking van verdachte niet mogelijk gebleken. Aan een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging hoeft dit evenwel niet in de weg te staan.
Aan de vereisten van artikel 37a, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht is voldaan, waarbij in het bijzonder geldt dat de veiligheid van anderen, te weten personen van wie verdachte zich bij de tenlastegelegde feiten bediend heeft en zich bij toekomstige plannen zou willen bedienen tot het opleggen van deze maatregel dwingt. Het hof verwijst daarbij naar de wijze waarop verdachte met de slachtoffers en in zekere mate ook met enkele van zijn mededaders is omgesprongen. Daarnaast vereist de algemene veiligheid van goederen het opleggen van deze maatregel. Verpleging van overheidswege is geboden, om diezelfde reden. Het hof gaat daarbij voorbij aan het feit dat verdachte geen Nederlander, maar Belg is en als ongewenst verklaard vreemdeling voor uitzetting in aanmerking komt. Nadat verdachte zich eerder aan zijn internering in België had onttrokken, heeft hij gedurende een reeks van jaren ongestoord en onbelemmerd zijn toevlucht genomen tot Nederland. Daar zijn de tenlastegelegde feiten gepleegd. Het is, gelet op de open grenzen tussen Nederland en België, een Nederlands belang dat de Nederlandse samenleving (aldus) tegen verdachte beschermd wordt. De maatregel van TBS met de te bevelen verpleging moet en kan daartoe dienen. Afgestraft en onbehandeld blijft verdachte naar het oordeel van het hof een gevaar voor (ook) de Nederlandse samenleving.
Ten slotte, de tenlastegelegde en bewezenverklaarde feiten waarvoor de maatregel van TBS wordt opgelegd, vormen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraffen van vier jaar of meer zijn gesteld, zodat is voldaan aan het vereiste van artikel 37a, eerste lid onder sub 1 van het Wetboek van Strafrecht. De onder 1 tot en met 6 bewezenverklaarde feiten, zijn in elk geval gericht tegen en veroorzaken gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zoals bedoeld in artikel 38e, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op de wettelijke voorwaarden is de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot dwangverpleging derhalve mogelijk en naar het oordeel van het hof geboden.
Beslissingen met betrekking tot het beslag
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf werden aangetroffen en deze aan verdachte toebehorende
voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De vordering van de benadeelde partij [J]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 10.000,-- ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 1, 4 en 7 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Nu het hof geen zicht heeft op de huidige toestand van deze benadeelde partij en het ook overigens op grond van hetgeen uit het onderzoek is gebleken, moeilijk is in te schatten hoe groot de geleden immateriële schade in totaal is, zal het hof de vordering tot een bedrag van € 5.000,-- bij wijze van voorschot toewijzen. Op dat bedrag komt haar schade, zoals het hof dat inschat, zeker uit.
Voor zover het gevorderde bedrag hoger is, is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet tevens aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
De vordering van de benadeelde partij [A]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 10.000,-- ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 2, 5 en 7 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Nu het hof geen zicht heeft op de huidige toestand van deze benadeelde partij en het ook overigens op grond van hetgeen uit het onderzoek is gebleken, moeilijk is in te schatten hoe groot de geleden immateriële schade in totaal is, zal het hof de vordering tot een bedrag van € 5.000,-- bij wijze van voorschot toewijzen. Op dat bedrag komt haar schade, zoals het hof dat inschat, zeker uit.
Voor zover het gevorderde bedrag hoger is, is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet tevens aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
De vordering van de benadeelde partij [D]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.365,-- ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 814,--. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 9 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Voor zover het gevorderde bedrag hoger is, is de vordering naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet tevens aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 37a, 37b, 47, 57, 140 (oud), 242, 246, 250a (oud), 282, 310 en 311 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
De in beslag genomen voorwerpen
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- GSM merk Nokia type 3310;
- digitale camera;
- 4 simkaarten;
- 2 simkaarten;
- “zilveren” koffer met inhoud van SM-goederen (m.u.v. spuit met injectienaald en flesje met inhoud);
- mobiele telefoon merk Nokia 6610;
- mobiele telefoon merk Nokia 6310i;
- mobiele telefoon merk Samsung Sgh-A 800;
- Semafoon merk Brooklyn.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- stroomstootwapen;
- spuit met injectienaald;
- flesje met inhoud.
De aan [J] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [J], te betalen een bedrag van € 5.000,-- (vijfduizend euro) met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij, [J], in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [J], een bedrag te betalen van € 5.000,-- (vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 100 (honderd) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De aan [A] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [A], te betalen een bedrag van € 5.000,--(vijfduizend euro) met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij, [A], in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd, een bedrag te betalen van € 5.000,-- (vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 100 (honderd) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De aan [D] toegebrachte schade
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [D], te betalen een bedrag van € 814,-- (achthonderd en veertien euro) met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij, [D], in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [D], een bedrag te betalen van € 814,-- (achthonderd en veertien euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 (zestien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter,
mr C.G. Nunnikhoven en mr M. Barels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr R.G.A. Beaujean, griffier,
en op 23 mei 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken.