Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen
Artikel 30 Invorderingsbijstand
Geldend
Geldend vanaf 31-12-2002
- Bronpublicatie:
05-06-2001, Trb. 2001, 136 (uitgifte: 16-08-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
31-12-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-01-2003, Trb. 2003, 2 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1
a.
Op verzoek van de aanzoekende Staat betekent de aangezochte Staat documenten aan de geadresseerde, met inbegrip van documenten betreffende rechterlijke beslissingen, die afkomstig zijn van de aanzoekende Staat en verband houden met een belasting waarop dit Verdrag van toepassing is.
De aangezochte Staat betekent deze documenten volgens een door zijn nationale wetgeving en administratieve praktijk voorgeschreven methode voor de betekening van documenten van in wezen gelijksoortige aard. De aanzoekende Staat verschaft de daarvoor benodigde informatie.
b.
De verdragsluitende Staten verlenen elkander hulp en bijstand voor de invordering van de belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is, alsmede van alle met die belastingen verband houdende opcentiemen, verhogingen, interest, kosten en boeten van niet-strafrechtelijke aard, wanneer het belastingvorderingen betreft die eisbaar zijn en niet langer kunnen worden bestreden, tenzij anders overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten.
2.
De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op elke persoon die overeenkomstig de wetgeving van de aanzoekende Staat gehouden is tot de betaling van belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is.
3.
Op vraag van de aanzoekende Staat zorgt de aangezochte Staat overeenkomstig de wetgeving en de administratieve praktijk die voor de betekening en de invordering van zijn eigen belastingvorderingen van toepassing zijn, voor de betekening en de invordering van de belastingvorderingen van die Staat, tenzij het Verdrag anders bepaalt.
4.
De aangezochte Staat is niet verplicht een verzoek om bijstand voor de invordering in te willigen:
- a.
indien de aanzoekende Staat niet alle op zijn eigen grondgebied beschikbare middelen heeft aangewend, tenzij aanwending van die middelen zou leiden tot onevenredige moeilijkheden;
- b.
indien en voor zover hij de belastingvordering in strijd acht met de bepalingen van dit Verdrag of met enig ander verdrag waarbij beide Staten partij zijn.
5.
De vraag om bijstand voor de invordering van een belastingvordering dient vergezeld te gaan van:
- a.
een officieel afschrift van de uitvoerbare titel in de aanzoekende Staat;
- b.
een officieel afschrift van elk ander document dat in de aanzoekende Staat voor de invordering is vereist; en
- c.
in voorkomend geval, een eensluidend verklaard afschrift van elke op de belastingvordering betrekking hebbende beslissing die kracht van gewijsde heeft verworven en afkomstig is van een administratief lichaam of van een rechtbank.
6
a.
De uitvoerbare titel in Nederland heeft dezelfde uitwerking in België.
b.
De uitvoerbare titel in België wordt, indien passend en in overeenstemming met de in Nederland van kracht zijnde bepalingen, zo spoedig mogelijk na de datum van ontvangst van het verzoek om bijstand aanvaard, erkend of aangevuld, dan wel vervangen door een uitvoerbare titel in Nederland.
7.
Problemen met betrekking tot de verjaringstermijn van de belastingvordering worden uitsluitend door de wetgeving van de aanzoekende Staat geregeld.
8.
De daden van invordering die ten gevolge van een vraag om bijstand door de aangezochte Staat zijn gesteld, alsmede andere omstandigheden die overeenkomstig de wetgeving van die Staat de schorsing of stuiting van de verjaringstermijn tot gevolg zouden hebben, hebben dezelfde uitwerking met betrekking tot de wetgeving van de aanzoekende Staat. De aangezochte Staat stelt de aanzoekende Staat in kennis van de daartoe genomen maatregelen.
9.
Belastingvorderingen waarvoor om invorderingsbijstand is verzocht, genieten in de aangezochte Staat geen enkel voorrecht en kunnen niet worden ingevorderd door middel van in hechtenis nemen wegens schuld van de schuldenaar.
10.
De verplichting om bijstand te verlenen bij het invorderen van belastingvorderingen betreffende een overledene of zijn nalatenschap is beperkt tot de waarde van de nalatenschap of van de goederen verkregen door iedere begunstigde van de nalatenschap, afhankelijk van de vraag of de belastingvordering dient te worden ingevorderd uit de nalatenschap of bij de begunstigden daarvan.
11.
De aangezochte Staat kan uitstel van betaling of betaling in termijnen toestaan indien zijn wetgeving of zijn administratieve praktijk dit toestaat in soortgelijke omstandigheden; hij doet echter eerst de aanzoekende Staat hiervan mededeling.
12.
Op verzoek van de aanzoekende Staat worden met betrekking tot belastingvorderingen die worden bestreden of nog kunnen bestreden worden of nog niet eisbaar zijn, om zijn rechten te vrijwaren, door de bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat de conservatoire maatregelen genomen waarin diens wetgeving voorziet. De bepalingen van de voorgaande paragrafen zijn op die maatregelen van overeenkomstige toepassing.
13.
De Staten zien wederzijds af van de terugbetaling van kosten die voortvloeien uit de onderscheiden hulp en bijstand die zij elkaar verlenen bij de toepassing van dit Verdrag. De aanzoekende Staat zal in ieder geval verantwoordelijk blijven jegens de aangezochte Staat voor de geldelijke gevolgen van de invorderingsdaden die onterecht zijn gebleken ten aanzien van de realiteit van de betrokken belastingvordering of van de rechtsgeldigheid van de uitvoerbare titel in de aanzoekende Staat.
14.
De in geval van betwisting in te stellen actie wordt gebracht voor de bevoegde rechter van de aanzoekende Staat overeenkomstig de bepalingen van zijn fiscale en burgerlijke wetgeving, en wordt tegelijkertijd ter kennis gebracht van de ambtenaar die in de aangezochte Staat met de invordering is belast.
Indien evenwel de betwisting de geldigheid of de gevolgen betreft van de krachtens dit Verdrag genomen conservatoire of executoriale handelingen, moet de actie worden ingesteld bij de bevoegde rechter van de aangezochte Staat, overeenkomstig de wetgeving van die Staat.
15.
De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende Staten plegen desgewenst overleg om de regels vast te leggen ter uitvoering van dit artikel.