Hof Arnhem, 03-05-2005, nr. 2004/753
ECLI:NL:GHARN:2005:AT5459
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
03-05-2005
- Zaaknummer
2004/753
- LJN
AT5459
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2005:AT5459, Uitspraak, Hof Arnhem, 03‑05‑2005; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 96 Burgerlijk Wetboek Boek 6
- Vindplaatsen
JA 2005/59
Uitspraak 03‑05‑2005
Inhoudsindicatie
Geschil over hoogte schadevergoeding na verkeersongeval.
Partij(en)
3 mei 2005
derde civiele kamer
rolnummer 2004/753
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
procureur: mr J.C.N.B. Kaal,
tegen:
1 de vennootschap onder firma [geïntimeerde sub 1].,
2 [geïntimeerde sub 2] en
3 [geïntimeerde sub 3],
gevestigd, respectievelijk wonende te [vestigings-, woonplaats],
geïntimeerden,
procureur: mr J.M. Bosnak.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor de procedure in eerste aanleg wordt verwezen naar de vonnissen van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 31 maart 2004 (tussenvonnis) en 28 juli 2004 (eindvonnis), gewezen tussen appellant (hierna ook te noemen: [appellant]) als eiser en geïntimeerden (hierna ook te noemen: [geïntimeerden]) als gedaagden. Een fotokopie van het eindvonnis is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
[appellant] heeft bij exploot van 6 augustus 2004 [geïntimeerden] aangezegd van het eindvonnis in hoger beroep te komen, met dagvaarding van [geïntimeerden] voor dit hof. Daarbij heeft [appellant] als zijn vordering aangekondigd dat het hof het bestreden eindvonnis zal vernietigen voor zover daarbij het in eerste instantie gevorderde (inclusief kosten) is afgewezen en, opnieuw rechtdoende, bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, de oorspronkelijke vordering alsnog geheel zal toewijzen, althans zodanige beslissing zal geven als het hof juist zal achten, met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van het geding in beide instanties.
2.2
Bij memorie van grieven heeft [appellant] negen grieven tegen het bestreden eindvonnis aangevoerd en toegelicht, bewijs aangeboden, producties in het geding gebracht en gevorderd overeenkomstig het petitum van de appèldagvaarding.
2.3
Daarna heeft [appellant] akte verzocht van een schriftelijke verklaring en het overleggen van een aantal producties, waarna [geïntimeerden] antwoord-akte hebben verzocht.
2.4
Bij memorie van antwoord hebben [geïntimeerden] de grieven bestreden, bewijs aangeboden, producties in het geding gebracht en geconcludeerd dat het hof [appellant] in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren en het bestreden eindvonnis, zo nodig met verbetering en / of aanvulling van gronden zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellant] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest in de kosten van het hoger beroep.
2.5
[appellant] heeft akte verzocht van zijn uitlating over de producties, waarna [geïntimeerden] antwoord-akte hebben verzocht, waarbij zij een bewijsaanbod hebben gedaan.
2.6
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd.
3. De vaststaande feiten
De rechtbank heeft in haar eindvonnis onder 1.1 tot en met 1.11 een aantal feiten vastgesteld. Aangezien tegen deze vaststelling geen grieven zijn aangevoerd of be-zwaren zijn geuit, zal het hof in hoger beroep ook van die feiten uitgaan.
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1
Het gaat in deze zaak om het volgende. [geïntimeerden] hebben aansprakelijkheid erkend wegens een aanrijding op 14 juli 2003 waarbij een aan [appellant] in eigendom toebehorende Peugeot 504TI A12 (uit 1975 met kilometerstand 126.414; zie ook foto productie 33 bij memorie van grieven) werd beschadigd (zie de foto’s onder producties 2 bij akte van 28 januari 2004 en 34 bij memorie van grieven). Ter vervanging daarvan heeft [appellant] op 23 juli 2003 voor € 7.250 een Peugeot 504TI A12 gekocht (uit december 1977 met kilometerstand 110.178; zie ook productie 35 bij memorie van grieven), die hij heeft laten opknappen voor het door hem betaalde bedrag van € 7.557(,39) (zie productie 4 bij akte van 28 januari 2004). In opdracht van de verzekeraar Bovemij Verzekeringen N.V. van de garagemonteur die de Peugeot tijdens de aanrijding bestuurde, heeft Bureau H.A. van Ameyde B.V. in haar rapport van 29 juli 2003 (productie 1 bij conclusie van antwoord) de schade als volgt begroot: reparatiekosten: € 10.000, dagwaarde: € 5.000, restwaarde: € 100 en ongevalschade volgens dagwaarde: € 4.900. Van de vordering van [appellant] tot schadevergoeding ad (€ 7.250 + € 7.557 =) € 14.807 (naast huurkosten van een vervangende auto, welke kwestie thans niet meer van belang is) heeft de rechtbank in haar eindvonnis voormeld bedrag ad € 4.900 toegewezen (te verminderen met de door Bovemij Verzekeringen N.V. aan het garagebedrijf uitgekeerde schadevergoeding ad € 3.817,65 zodra dit aan [appellant] is doorbetaald), maar het meer gevorderde afgewezen.
4.2
Tegen deze afwijzing keert zich het appèl. Omtrent de omvang van de schade leggen de grieven het geschil in volle omvang aan het hof voor en lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.3
Naar tussen partijen vaststaat en blijkt uit voormelde foto’s en het voormelde schaderapport, is de Peugeot door de aanrijding geheel en al verloren gegaan en was herstel niet verantwoord. Mede naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 7 mei 2004, NJ 2005, 76, rov. 3.6 rijst de vraag of de verloren gegane Peugeot een exemplaar is zonder eigen, individueel bepaalde, kenmerken, van een soort waarvoor een voor het publiek toegankelijke markt bestaat, in welk geval de eigenaar van de zaak, wanneer deze door een onrechtmatige daad geheel en al verloren gaat, door dit verlies een nadeel in zijn vermogen zal lijden dat in het algemeen moet worden gesteld op de waarde in het economische verkeer van de zaak ten tijde van het verlies (de marktwaarde; vgl. HR 12 april 1991, nr. 14193, NJ 1991, 434). De verloren gegane Peugeot 504TI dateerde uit 1975 en gold als klassieker. Naarmate een auto ouder wordt en meer in de richting van een klassieker / oldtimer gaat, zal deze in toenemende mate eigen, individueel bepaalde, kenmerken krijgen en naarmate dit verschijnsel toeneemt, zal bij gebreke aan concreet vergelijkingsmateriaal op een markt de waarde in het economisch verkeer aanmerkelijk moeilijker bepaalbaar zijn. Dit betekent dat in een zodanig geval aan een taxatierapport hogere eisen moeten worden gesteld dan in geval van een standaardschade. Met name zal een dergelijk rapport moeten aangeven of er voor dit soort auto’s een voor het publiek toegankelijke markt bestaat en welke marktprijzen daar voor vergelijkbare auto’s gelden.
4.4
In dit geval is het taxatierapport uitgebracht op verzoek van Bovemij Verzekeringen N.V. in verband met de verzekering van het garagebedrijf. Het begrip “tegenpartij” blijkt niet ingevuld. [geïntimeerden] vermoeden wel maar hebben niet gesteld dat [appellant] bij de totstandkoming betrokken is geweest, zodat het hof daarvan niet kan uitgaan.
Hoewel het rapport de schade en de te vervangen onderdelen wel beschrijft, is het voor het overige uiterst summier. Zo geeft het geen blijk van de mate van onderzoek, specificeert het de herstelkosten (materiaal en arbeidsloon) niet, motiveert het niet waarom de toestand van het object slechts “redelijk” was en motiveert het evenmin, bij voorbeeld aan de hand van vergelijkbare auto’s, de dagwaarde. Ook geeft het er geen blijk van dat wel of geen rekening is gehouden met de door [appellant] ingeroepen restauratie(s), nieuwe onderdelen en meer bijzonderheden (individueel bepaalde kenmerken) in de vorm van injectiemotor, open dak, leren bekleding, rolgordels achter, mistachterlicht, trekhaak etc.
Daarom kent het hof aan dit rapport geen waarde toe. Het beroep van [geïntimeerden] op het ontbreken van een contra-expertise zijdens [appellant] snijdt reeds daarom geen hout.
4.5
Volgens dat rapport heeft het verzekerde garagebedrijf een dagwaarde van € 6.000 verdedigd. [appellant] heeft een zodanige mededeling echter gemotiveerd betwist. Dit is niet komen vast te staan.
Ook met een beroep op een taxatierapport van Jan Adolfs Classic Car Consultancy van 31 mei 1997, dat de oude Peugeot destijds taxeerde op f 15.000 (productie 11 bij akte ter comparitie) bestrijden [geïntimeerden] de hoogte van de waarde op de datum van de aanrijding. Deze taxatie sluit echter niet zonder meer in dat de eigenaar voor dat bedrag op een markt een soortgelijke auto in min of meer dezelfde staat van onderhoud zou kunnen kopen. Aan de onderschrijving van dit rapport door [...] van Classic Vehicle Consult bij zijn brief van 9 augustus 2004 (productie 35 bij memorie van grieven) komt dan ook geen zelfstandige betekenis toe.
Een en ander betekent dat de vervangingswaarde niet vaststaat. Veronderstellenderwijs wil het hof echter aannemen dat de dagwaarde van de oude Peugeot € 4.900 beliep.
4.6
Volgens [geïntimeerden] verkeerde de oude Peugeot geenszins in een uitstekende staat. Zoals hiervoor reeds overwogen, kent het hof geen betekenis toe aan het taxatierapport van Bureau H.A. van Ameyde B.V. van 29 juli 2003, waarin de toestand van het object enkel als “redelijk” wordt beschreven. Bij akte ter comparitie heeft [appellant] een reeks van facturen en APK-keuringsrapporten in het geding gebracht, waaruit blijkt dat hij in de loop van de jaren ingrijpende opknapbeurten aan de Peugeot heeft gegeven. Dit onderstreept haar individuele voorgeschiedenis en maakt haar eens te meer niet (zonder meer) vergelijkbaar met andere Peugeots van die leeftijd.
4.7
De leeftijd en hiervoor aangeduide individualiteit van de Peugeot rechtvaardigden dat [appellant] zo veel als redelijkerwijs mogelijk herstel in zijn oude toestand nastreefde. Een dergelijk herstel kan ook verantwoord zijn indien de daarmee gemoeide kosten het bedrag van de als gevolg van de toegebrachte schade opgetreden waardevermindering overtreffen. Of dat het geval zal zijn, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de functie van de zaak voor de eigenaar, de mogelijkheid om elders een zaak te verwerven die wat betreft uiterlijk, gebruiksmogelijkheden, prijs en andere relevante factoren als gelijkwaardig aan de zaak - in onbeschadigde toestand - kan worden beschouwd, alsmede de mate waarin de kosten van herstel in de oude toestand het bedrag van de waardevermindering overtreffen. Omstandigheden als hiervoor aangeduid kunnen meebrengen dat, hoewel de herstelkosten de waardevermindering overtreffen, toch van de getroffen eigenaar in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij, ter wille van de belangen van de schadeveroorzaker, zijn aanspraak beperkt tot het bedrag van de waardevermindering (HR 1 juli 1993, nr. 15070, NJ 1995, 43 en, voor een gebouw, vergelijk HR 7 mei 2004, NJ 2005, 76, rov. 3.6).
4.8
Thans komen de vragen aan de orde of de koopsom van € 7.250 en de opknapkosten ad € 7.557 noodzakelijk waren om ongeveer een zelfde klassieker in ongeveer dezelfde staat te verkrijgen.
4.9
De oude en nieuwe Peugeot 504TI A12 hebben gemeen: injectiemotor, open dak en leren bekleding, dateren beide uit de tweede helft van de zeventiger jaren van de vorige eeuw en hebben een kilometerstand van nog niet zo ver over de 100.000. Zij verschillen in bouwjaar (de oude uit 1975 en de nieuwe uit december 1977) en enigszins in kilometerstand (de oude 126.414 en de nieuwe 110.178) en in kleur (de oude blauw metallic en de nieuwe bruin). Belangrijk is voorts dat de nieuwe Peugeot voor [appellant] op korte termijn (binnen enkele weken na de aanrijding) en uit een hem bekende omgeving (bij zijn vaste garagebedrijf) beschikbaar kwam. [geïntimeerden] hebben wel bij memorie van antwoord gewezen op websites waarop klassiekers te koop staan, maar, hoewel dat ter motivering van hun betwisting op hun weg lag, niet aangegeven welke alternatieven destijds voor [appellant] reëel bestonden om een Peugeot 504TI A12 met injectiemotor, open dak en leren bekleding, uit de tweede helft van de zeventiger jaren en met een kilometerstand van nog niet zo ver over de 100.000 aan te kopen voor de dagwaarde van € 4.900 die ook overigens goed vergelijkbaar was met het verloren gegane exemplaar. Kortom, zij hebben geen reëel beeld geschetst van een voor een particulier als [appellant] redelijk toegankelijke markt, zodat moet worden aangenomen dat deze er voor [appellant] niet was. Niet terzake doet of [appellant] zich verder heeft georiënteerd omdat [geïntimeerden] niet concreet hebben aangevoerd dat dit tot een beter passend resultaat zou hebben kunnen leiden. Een en ander rechtvaardigde voor [appellant] dan ook om tot een snel en praktisch herstel van zijn oude toestand deze nieuwe Peugeot te kopen, ook al was deze wat jonger in jaren en had deze wat minder kilometers op de teller.
Deze beide laatste aspecten kunnen een aftrek nieuw voor oud rechtvaardigen. Hoewel terzake daarvan de stelplicht op [geïntimeerden] rust, hebben zij dit verweer niet gekwantificeerd, zodat het hof dit verweer daarom verwerpt.
4.10
Blijkens de factuur van [appellant]’s garagebedrijf “Classic Jaap, Vintage and Thoroughbred Car Restauration” van 7 augustus 2003 ten bedrage van € 7.557,39 inclusief BTW (productie 4 bij akte van 28 januari 2004) heeft zij aan de nieuwe Peugeot de volgende werkzaamheden verricht: velgen gestraald, gespoten en overgezet, trekhaak gemonteerd en gericht, mistlamp achter gemonteerd en aangesloten, startknop gemonteerd, nieuwe portierontgrendeling gemaakt, startslot gedemonteerd en gemonteerd en stuurslot verwijderd, nieuwe spiegels gemonteerd, driepunts rolgordels bij de achterbank gemonteerd, radio overgebouwd, nieuwe speakers gemonteerd, diverse delen gedemonteerd en gemonteerd voor het volledig overspuiten en gedeel-telijk ontroesten van de auto, een antiroest behandeling gegeven en diverse onderdelen van de oude auto voor hergebruik gemonteerd.
Volgens de schriftelijke verklaring van de garagehouder [...] van 24 maart 2004 sub 7 (productie 10 bij akte zijdens [appellant] ter comparitie) wilde [appellant] de nieuwe auto zoveel mogelijk gelijk hebben aan de oude, moesten zij daarom de trekhaak overzetten, gordels achter monteren, velgen ontroesten, het startsysteem en het stuurslot aanpassen, andere spiegels aanbrengen, de radio ombouwen, ontroesten, een antiroestbehandeling geven, de auto overspuiten in blauw, is daarvoor deze factuur verzonden en is de auto geleverd met zes maanden garantie.
[geïntimeerden] hebben hun betwisting dat [appellant] daarmee de nieuwe Peugeot zoveel als redelijkerwijs mogelijk in dezelfde staat liet brengen als de oude Peugeot niet van een motivering voorzien. Met name hebben zij ook niet uiteengezet waarom [appellant] een aantal accessoires (die de individualiteit onderstrepen) niet mocht laten overbouwen.
4.11
De functie van de zaak voor de eigenaar [appellant] (zowel vervoermiddel als liefhebbersobject), de hiervoor beschreven beperkte mogelijkheden om elders een auto te verwerven die wat betreft gebruiksmogelijkheden, prijs en andere relevante factoren als gelijkwaardig aan de auto - in onbeschadigde toestand - kan worden beschouwd, alsmede de mate waarin de kosten van aanschaf en herstel in de oude toestand het bedrag van de waardevermindering (veronderstellenderwijs begroot op € 4.900) overtreffen, brengen mee dat, hoewel de kosten van aanschaf en herstelkosten tezamen de waardevermindering overtreffen, toch van de getroffen eigenaar [appellant] in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij, ter wille van de belangen van de schadeveroorzaker, zijn aanspraak beperkt tot het bedrag van de waardevermindering. [appellant] heeft steeds gepoogd zoveel mogelijk een toestand te bereiken die vergelijkbaar is met die van vóór de aanrijding en daartoe ook concrete opdrachten gegeven én betalingen gedaan. Er bestaat ten slotte ook geen enkele aanwijzing voor dat hij mogelijk zou trachten om van (de gevolgen van) de aanrijding te profiteren.
4.12
Op grond van het voorgaande zijn [geïntimeerden] gehouden tot betaling van een schadevergoeding aan [appellant] ad (€ 7.250 + € 7.557 =) € 14.807. De restwaarde van de oude Peugeot ad € 100 komt niet voor aftrek in aanmerking nu uit het voorgaande blijkt dat onderdelen van die auto zijn hergebruikt in de nieuwe Peugeot.
4.13
Op grond van de akte van [appellant] van 4 januari 2005 neemt het hof aan dat [geïntimeerden] omstreeks de betekening d.d. 24 december 2004 van het eindvonnis aan de veroordeling tot betaling van € 4.900 met rente zullen hebben voldaan. In het dictum hierna wordt daarmee rekening gehouden.
4.14
[geïntimeerden] hebben geen feiten of omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel kunnen leiden. Daarom wordt aan hun bewijsaanbod voorbijgegaan.
5. De slotsom
5.1
Het hoger beroep slaagt, zodat het bestreden eindvonnis wordt vernietigd. De vordering is voor toewijzing vatbaar zoals hieronder vermeld.
5.2
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen [geïntimeerden] (een vennootschap onder firma en haar beide vennoten) hoofdelijk in de kosten van beide instanties worden veroordeeld.
6. De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
vernietigt het eindvonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 28 juli 2004 en, opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerden] hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellant] een bedrag te betalen van € 14.807, vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van 15 juli 2003 tot de dag van volledige betaling, waarop de door [geïntimeerden] zo nodig aan te tonen voldoening aan het eindvonnis in mindering wordt gebracht;
veroordeelt [geïntimeerden] hoofdelijk in de kosten van beide instanties, aan de zijde van [appellant] gevallen en
- -
tot het eindvonnis voor de eerste aanleg begroot op € 780 voor salaris van de procureur, € 83,78 voor explootkosten en € 285 voor griffierecht en
- -
tot dit arrest voor het hoger beroep begroot op € 948 voor salaris van de procureur, € 83,78 voor explootkosten en € 450 voor griffierecht;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs Steeg, De Boer en Tjittes en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 3 mei 2005.