RFR 2019/34
Vervangende toestemming medische behandeling minderjarige (art. 1:265h BW).
Hof Den Haag 21-11-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3225
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
21 november 2018
- Magistraten
Mrs. P.B. Kamminga, E.A. Mink, J. Calkoen-Nauta
- Zaaknummer
200.242.599/01
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS13830:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:GHDHA:2018:3225, Uitspraak, Hof Den Haag, 21‑11‑2018
- Wetingang
Art. 1:265h, 7:450, 7:465 BW; art. 3 IVRK
Essentie
Vervangende toestemming. Medische behandeling minderjarige.
Wanneer kan de rechtbank verzocht worden vervangende toestemming te verlenen voor een medische behandeling van een minderjarig kind en wie kan dat verzoek doen?
Samenvatting
De ouders oefenen het gezamenlijk gezag uit over hun zestienjarig kind. De gezaghebbende vader heeft zijn toestemming voor de medische behandeling onthouden. De moeder heeft wel toestemming verleend. Volgens de gecertificeerde instelling vergt het belang van de minderjarige (art. 3 IVRK) echter dat er een inbreuk wordt gemaakt op het gezagsrecht van vader. Het verzoek van de gecertificeerde instelling tot het verlenen van vervangende toestemming voor ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.