AB 2024/259
Verhoging bagatelgrens tot € 1.000. Bij fiscale vorderingen tot dit kruimelbedrag bestaat in beginsel geen aanspraak meer op bijkomende schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn.
HR 14-06-2024, ECLI:NL:HR:2024:853, m.nt. R. Stijnen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 juni 2024
- Magistraten
Mrs. J.A.R. van Eijsden, E.N. Punt, M.W.C. Feteris, M.T. Boerlage, A.E.H. van der Voort Maarschalk
- Zaaknummer
22/04592
- Noot
R. Stijnen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS977459:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Belastingen van lagere overheden / Waterschapsbelastingen
Invordering / Invorderingsrente en betalingskorting
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:853, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑06‑2024
Conclusie, Hoge Raad, 14‑06‑2024
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑06‑2024
ECLI:NL:PHR:2023:1042, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 17‑11‑2023
- Wetingang
Essentie
Verhoging bagatelgrens tot € 1.000. Bij fiscale vorderingen tot dit kruimelbedrag bestaat in beginsel geen aanspraak meer op bijkomende schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn.
Samenvatting
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad, die is samengevat in zijn arrest van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252 (red.: AB 2017/266, m.nt. R. Stijnen), wordt in belastingzaken waarin de redelijke termijn voor berechting is overschreden, als regel — dat wil zeggen behoudens bijzondere omstandigheden — verondersteld dat de belanghebbende immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. Het bestuursorgaan respectievelijk de Staat (de Minister van Justitie ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.