Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
16-05-2019, Stb. 2019, 198 (uitgifte: 05-06-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-11-2019, Stb. 2019, 437 (uitgifte: 29-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / Bijzondere onderwerpen
1.
Het bestuur legt geen eigen bijdrage op in geval van een toevoeging ten behoeve van rechtsbijstand aan:
- a.
personen die uitsluitend zijn aangewezen op verstrekkingen, weergegeven in zowel de Regeling opvang asielzoekers als de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005;
- b.
personen wier vrijheid rechtens is ontnomen en die geen inkomsten meer hebben uit een dienstbetrekking, beroep of bedrijf, sociale verzekering of sociale voorziening;
- c.
minderjarigen ten behoeve van wie een bijzonder curator als bedoeld in artikel 250 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is benoemd; en
- d.
echtgenoten als bedoeld in artikel 817, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.
Het bestuur kan beslissen om geen eigen bijdrage op te leggen in geval van een toevoeging ten behoeve van rechtsbijstand, indien de rechtzoekende geen inkomen of vermogen heeft.
3.
Met inachtneming van artikel 2, negende lid, legt in afwijking van het eerste en tweede lid, het bestuur de laagste eigen bijdrage bedoeld in de artikelen 2, eerste en tweede lid, en 2a, tweede en derde lid, op indien een opvolgend deskundigenoordeel wordt gevraagd.