Deze zaak hangt samen met de nrs. 12/00649 ([medeverdachte 2]), 11/00924 ([medeverdachte 9]), 11/01074 ([medeverdachte 4]), 11/01106 ([medeverdachte 5]), 11/01188 ([medeverdachte 6]), 11/01297 ([medeverdachte 8]), 11/00920 ([medeverdachte 1]), 12/00643 ([medeverdachte 3]), in welke zaken ik ook vandaag concludeer.
HR, 13-11-2012, nr. 11/02617
ECLI:NL:HR:2012:BY0051
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13-11-2012
- Zaaknummer
11/02617
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BY0051
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BY0051, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑11‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BY0051
ECLI:NL:HR:2012:BY0051, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑11‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BY0051
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2012-0290
Conclusie 13‑11‑2012
Mr. Machielse
Partij(en)
Nr. 11/02617
Mr. Machielse
Zitting 18 september 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]1.
1.
Het Gerechtshof Amsterdam heeft verdachte op 24 februari 2011 van het onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken en haar voor: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd (feit 1) veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden.
2.
Mr. T. Nieuwenburg, advocaat te Amsterdam, heeft namens verdachte cassatie ingesteld. Mr. K.A. Krikke, advocaat te Amersfoort, heeft een schriftuur ingezonden houdende twee middelen van cassatie.
3.1.
Het eerste middel klaagt dat het hof uit de gebezigde bewijsmiddelen de bewezenverklaring niet heeft kunnen afleiden.
3.2.
Het hof heeft bewezen verklaard dat
"zij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 3 juli 2007 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, telkens onderstaande voorwerpen heeft verworven en/of van onderstaande voorwerpen gebruik heeft gemaakt, te weten -1 bankstel en zonwering en gordijnen en een sprei en beeld- en geluidapparatuur (van het merk Bang & Olufsen) ter waarde van ongeveer (in totaal 38.810,- EURO, terwijl verdachte en verdachtes mededader telkens wisten, dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf."
3.3.
In zijn arrest heeft het hof ten aanzien van de wetenschap van verdachte dat het uitgegeven geld van misdrijf afkomstig was het volgende overwogen:
"Verdachte en haar partner, medeverdachte [medeverdachte 1], kennen elkaar al geruime tijd, woonden destijds samen en hebben samen een kind. Verdachte kent de familie van [medeverdachte 1], dus ook enkele medeverdachten, bijzonder goed. Het kan niet anders dan dat zij in de loop van al die jaren heeft geconstateerd dat de legale inkomsten van [medeverdachte 1] niet in verhouding stonden tot de regelmatige, soms bijzonder forse uitgaven aan bijvoorbeeld luxe vermogensbestanddelen en reizen, waarvan zij deelgenoot was. Verder moet verdachte op de hoogte zijn geweest van de criminele aard van de activiteiten van haar partner nu die kennelijk niet in het openbaar konden worden afgewikkeld en er - zoals uit afgeluisterde telefoongesprekken blijkt (in het dossier aanwezig, ook met verdachte) - in versluierde en soms ronduit geheimzinnige taal werd gesproken.
Gelet op deze feiten en omstandigheden en gezien het ontbreken van (voldoende) legale inkomsten van verdachte zelf komt het hof tot het oordeel dat verdachte wist van de criminele herkomst van de contante bedragen zodat het aanschaffen en vervolgens het gebruik van de daarmee aangeschafte goederen witwassen oplevert.
De door de raadsman aangedragen stelling dat een deel van de kosten door de verdachte zelf met geld van haar ouders betaald zou zijn mist voldoende feitelijke onderbouwing. De door de raadsheer-commissaris gehoorde getuigen (ouders [verdachte]) en de door de raadsman over gelegde stukken overtuigen op dit punt niet tegen over de andersluidend de verklaringen van [betrokkene 11] van 9 oktober 2007 (blz. 000997 en 000998), [betrokkene 10] van 9 oktober 2007 (blz. 001001) [betrokkene 12] (blz. 001004 e.v.) van 12 februari 2008 en [medeverdachte 1] van 16 maart 2009. De overgelegde bankafschriften behelzen niet de periode waarop het ten laste gelegde betrekking heeft."
3.4.
In wezen herhaalt het eerste middel grotendeels allerlei bedenkingen van feitelijke aard tegen de tenlastelegging, die door het hof zijn verworpen, en miskent het middel aldus de toetsing in cassatie.
Maar toch wringt er iets. Onder 6 klaagt het middel dat van bijzonder forse uitgaven aan bijvoorbeeld luxe vermogensbestanddelen en reizen niets uit de gehanteerde bewijsmiddelen kan blijken, terwijl dat feit juist richtinggevend was voor het aan verdachte toegeschreven vermoeden dat het huishouden niet (geheel) draaide op legale inkomsten. Ten behoeve van de inrichting van de woning aan de [a-straat] te Zandvoort is een bedrag van ongeveer € 38.000 in contanten betaald, volgens mij toch bepaald geen kinderachtig bedrag voor de goederen die daarmee werden betaald. Een bankstel waarvoor € 3450 moest worden betaald is met biljetten van € 20 en € 50 afgerekend. Het hof heeft - zo merk ik op - echter niet vastgesteld of verdachte bij deze betaling aanwezig is geweest. Deze betaling heeft plaatsgevonden in het kantoor van [medeverdachte 1] (bewijsmiddel 8).
Het hof heeft inderdaad in zijn bewijsoverweging verwezen naar de reizen die zijn gemaakt, maar heeft nagelaten aan te geven op welk wettig bewijsmiddel dit gegeven is gebaseerd.2. Voorts heeft het hof niet aangewezen uit welk bewijsmiddel iets kan blijken over de legale inkomsten van [medeverdachte 1]. De constatering dat verdachte zelf geen legale inkomsten had is ook niet aan een wettig bewijsmiddel te ontlenen.
Van forse uitgaven voor het maken van reizen is dus nergens steun te vinden. Ik kan niet zeggen dat het verzuim van het hof in het licht van de hele bewijsvoering een omstandigheid van zo ondergeschikte aard is dat het aan de toereikendheid van de bewijsmotivering niet zou afdoen. Het doen van forse uitgaven is immers gerelateerd aan het ontbreken van voldoende legale inkomsten, en van dat laatste blijkt evenmin.
Voor zover het middel bedoelt te klagen over dit gebrek in de bewijsvoering gaat het mijns inziens op.
4.1.
Het tweede middel klaagt over schending van de redelijke termijn, omdat na de uitspraak tot het moment van indiening van de schriftuur al bijna 14 maanden zijn verstreken. De steller van het middel betoogt dat onzeker is wanneer de Hoge Raad uitspraak zal doen, dat er daarom sprake is van schending van de redelijke termijn en dat de straf zal moeten worden verminderd.
4.2.
Op 9 maart 2011 is cassatie ingesteld en op het moment dat deze conclusie wordt genomen is de redelijke termijn in cassatie nog niet overschreden. Er zijn immers sindsdien nog geen twee jaren verstreken.
Het middel faalt.
5.
Het eerste middel komt mij gegrond voor. Het tweede middel faalt en kan met de aan artikel 81 RO ontleende motivering worden verworpen. Ambtshalve heb ik overigens geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
6.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 13‑11‑2012
HR 23 oktober 2007, LJN BA5851, NJ 2008, 69.
Uitspraak 13‑11‑2012
Inhoudsindicatie
Bewijsoverweging. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit HR LJN BA5858 t.a.v. in nadere bewijsoverwegingen genoemde f&o. In de bewijsoverweging heeft het Hof f&o opgenomen die voor de bewezenverklaring redengevend zijn, maar het heeft verzuimd met voldoende mate van nauwkeurigheid de bewijsmiddelen aan te geven waaraan het die f&o heeft ontleend. Het middel klaagt daarover terecht.
Partij(en)
13 november 2012
Strafkamer
nr. S 11/02617
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 24 februari 2011, nummer 23/002375-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.
1. Geding in cassatie
Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de vrijspraak van feit 2 - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. K.A. Krikke, advocaat te Amersfoort, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen de bewezenverklaring niet kunnen dragen.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"zij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 3 juli 2007 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, telkens onderstaande voorwerpen heeft verworven en/of van onderstaande voorwerpen gebruik heeft gemaakt, te weten - een bankstel en zonwering en gordijnen en een sprei en beeld- en geluidapparatuur (van het merk Bang & Olufsen) ter waarde van ongeveer (in totaal) 38.810,- euro, terwijl verdachte en verdachtes mededader telkens wisten, dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1.
Proces-verbaal van [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden werkzaam bij de afdeling zware en georganiseerde criminaliteit van de regiopolitie Kennemerland, opgesteld op 22 februari 2008 (dossier p. 000973 e.v.), waarin onder meer het volgende is gerelateerd:
Door de Regionale Recherche is, onder de codenaam NERVUS een onderzoek ingesteld naar de criminele activiteiten van onder andere:
[Medeverdachte 1]
geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats].
Blijkens GBA ingeschreven:
[adres].
en
[Verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats].
Blijkens GBA ingeschreven:
[adres].
Gedurende het onderzoek Nervus bleek dat [medeverdachte 1] en [verdachte] ten behoeve van de woninginrichting van hun nieuwe woning aan de [a-straat] te Zandvoort een groot aantal goederen hebben aangeschaft en deze cash hebben afgerekend.
Zij hebben onder andere een televisie en bijbehorende geluidsinstallatie, een bankstel en gordijnen ten behoeve van de woninginrichting aangeschaft.
GEKOCHTE GOEDEREN:
Gekocht goed Op naam van Betaald Gekocht bij
Bankstel [verdachte] 3.450 euro [A] [adres]
Bang en Olufsen produkten [verdachte] 16.860 euro [B] [adres] serienummer:
[001]
Sprei [C] 1.000 euro [D] [adres]
Gordijnen/ Zonwering [C] 17.500 euro [D] [adres]
2.
Schriftelijk stuk, te weten een offerte van de firma '[D]' betreffende gordijnen en zonwering ter waarde van in totaal 18.500 euro (dossierpagina 001009).
3. Schriftelijk stuk, te weten een nota van 19 juni 2007 ten name van [C] van de firma '[D]' in verband met de aankoop van een sprei ter waarde van 1000 euro (dossierpagina 001011).
4. Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 10] op 9 oktober 2007 (dossierpagina 001001), waarin hij onder meer het volgende heeft verklaard:
Ik heb gordijnen, zonwering en raambekleding voor zijn kantoor geleverd aan [medeverdachte 1] te Zandvoort voor ongeveer € 16.000,- à € 17.000,-. [medeverdachte 1] heeft alles contant betaald in twee delen. Later is er ook nog een sprei gekocht.
Blz. 001009: prijsopgave van [D] aan [C] 20-2-2007 ten bedrage van 18500,00.
Blz. 001011: nota d.d. 19 juni 2007 voor [C], van [D]: 1 sprei ten bedrage van € 1000,00.
5. Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] op 17 december 2007 (dossierpagina 000986 e.v.), waarin zij onder meer heeft verklaard:
- U.
toont mij een rekening van de gordijnen van 18.500 euro. Dat is een hoop geld voor gordijnen. Ik geef wel mijn mening over de gordijnen die ik wil hebben, maar [medeverdachte 1] trekt zich niets van mijn mening aan. [Medeverdachte 1] regelt dit allemaal.
6. Proces verbaal van verhoor van [betrokkene 11] op 9 oktober 2007 (dossierpagina 000997), waarin hij onder meer heeft verklaard:
Ik heb aan [medeverdachte 1] te Zandvoort geleverd:
Een televisie, Beovision type 7/40 met een motorfloorstand en twee luidsprekers, type Beolab 9. De huidige prijs van de televisie is € 10.000,-. De losse stand kost € 995,- en de luidsprekers kosten € 7500,- per paar. Het grootste gedeelte van de aankoop is contant betaald.
7. Schriftelijk stuk, te weten een door [B] aan de politie gestuurd faxbericht betreffende de contante betalingen door [medeverdachte 1] ten bedrage van in totaal € 16.860,- (dossierpagina 000998 e.v.).
Betreft: [medeverdachte 1], diverse betalingen a contant.
Totaal € 18.403,00
Minus inruil apparatuur € 1.000,00
Totaal € 17.403,00
Minus Korting € 543,00
Totaal € 16.860,00
Donderdag 5 april 2007 € 6.500,00 contant betaald.
Vrijdag 6 april 2007 € 6.500,00 contant betaald.
Zaterdag 7 april 2007 € 3.000,00 contant betaald.
Dinsdag 10 april 2007 € 860,00 contant betaald.
8. Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 12] (het hof begrijpt: van [A]) op 12 februari 2008 (dossierpagina 001004 en 001005), waarin hij onder meer het volgende heeft verklaard:
Begin 2007 heeft [verdachte], de vrouw/vriendin van [medeverdachte 1], hier een bankstel besteld. Wij hebben dat geleverd op [a-straat 1] te Zandvoort. In totaal ging het hierbij om een bedrag van € 4.450,00. Nadat het bankstel was geleverd, werd ik gebeld door de transporteur dat het bankstel beschadigd was. Ik ben erheen gegaan en trof daar onder anderen [verdachte] en [medeverdachte 1]. [Medeverdachte 1] wilde het bankstel wel houden als er € 1.000,- van de prijs af zou gaan. Hij heeft het bedrag gelijk afgerekend en betaalde mij in zijn kantoor in coupures van 20 en 50 euro.
Factuur van 4.3.7 (blz. 001006 map 03 zaak 10): omschrijving (onder meer) Bank
9. Tapgesprekken
TA006-8437, 1-02-07 (blz. 00974 A10, map 03)
[Medeverdachte 1] wgd [verdachte]
... [verdachte] wil voor nieuwe gordijnen gaan kijken.
TA006-8437, 13-02-07 (blz. 00975 A10, map 03)
[Medeverdachte 1] belt uit met [verdachte]
[Medeverdachte 1] zegt jij moet even dat stof weghalen boven want die schilders komen morgen weer ... [Verdachte] zegt ja maar ik ben nu nog in Haarlem bij die gordijnenvent en ik moet nog koken.
TA006-8437, 21-05-07 (blz. 00976 A10, map 03)
[Medeverdachte 1] vraagt aan [verdachte] wanneer zijn bankstel komt.
Vandaag of morgen zegt [verdachte].
10. Verklaring van verdachte ter zitting van de rechtbank op 30 maart 2009:
Met betrekking tot de woninginrichting van de [a-straat] te Zandvoort. Ik zeg U dat we (het hof begrijpt gelet op de rest van dit proces-verbaal: [medeverdachte 1] en ik) in april 2007 in de woning zijn getrokken.
Met betrekking tot de overweging op blz. 3 onderaan en 4 van het verkort arrest:
Tapgesprek:
28-03-07 te 11:32:36 uur.
TA005-5032 Gesprek 207 In/uit: U
[Medeverdachte 1] wgd [verdachte].
[Verdachte] vraagt of het diegene is die onder de eettafel is gevallen. Ja dat denk ik zegt [medeverdachte 1], die met dat stickertje op de onderkant die moet hij hebben. [Medeverdachte 1] vraagt of er gebeld in staat. Ja zegt [verdachte] 11 oproepen gemist. [Medeverdachte 1] zegt dat [verdachte] er effe eentje moet bellen en zegt dat er zeker 'stink' staat. [Verdachte] kijkt even en zegt dat er stinkie staat.
[Medeverdachte 1] zegt dat [verdachte] stink even moet bellen en zeggen dat [medeverdachte 1] in zijn huis is en dat [Verdachte] nu die telefoon naar [medeverdachte 1] brengt. [Medeverdachte 1] vraagt of [verdachte] nu komt. Ja, zegt [verdachte].
Tapgesprek:
18-05-07 te 16:13:03 uur.
TA006-8437 Gesprek 4967. In/uit: I
[Medeverdachte 1] wgd [verdachte].
[Medeverdachte 1] vraagt aan [verdachte] even of ze het nummer wil sms-en dat op het papiertje staat wat in haar portemonnee zit. [verdachte] zegt zo direct want ik ben boodschappen aan het doen. [Medeverdachte 1] zegt kijk effe wat je kan doen, want ik sta nu in een telefooncel.
[Medeverdachte 1] zegt, ik bel je zo, ik bel je zo. Hallo.
(paallokatie [medeverdachte 1]: [locatie])
Tapgesprek:
21-05-07 te 11:11:40 uur.
TA016-7212 Gesprek 37. In/uit: U
[Verdachte] bum [medeverdachte 1].
[Medeverdachte 1]: Ja.
[Verdachte]: Het waren toch die twee pakjes tientjes wat ik aan hem moest geven?
[Medeverdachte 1]: Ja, eentje is achthonderd, een (1) is duizend.
[Verdachte]: Oh ja.
[Medeverdachte 1]: Achttienhonderd. Doei.
TA006-8437 uit
- 18.
mei 2007
TA006-8437 uit
21:31:44
Gespreksnummer: 4987.
Mastlokatie: BOLWERK <> A9, AMSTELVEEN (NH)
[Medeverdachte 1] bum [verdachte]. Op de achtergrond hoor je stemmen op de achtergrond, en piepgeluidjes. Tevens hoor je de engelsprekende man zeggen you call it a project (fon). [Medeverdachte 1] zegt een halfuurtje, hij is vertraagd. Hij heeft geen beltegoed om het te zeggen. [Medeverdachte 1] zal ik zeggen dat hij maar naar mijn huis moet komen. [Verdachte] zal ik vast voor hem boeken. [Medeverdachte 1] zegt hij weet toch niet jouw achternaam, ga ik toch niet door de telefoon zeggen. [Verdachte] geeft wel het kamernummer wel door. [Verdachte] is is er al en gaat wel een kamer boeken onder haar naam.
Oke doei.
- 18.
mei 2007
21:54:04
Gespreksnummer: 4988. [verdachte] IS IN ZANDVOORT OM IEMAND OP TE HALEN.
Mastlokatie: RIJKSWEG WEST 29 <> PRUISENBERGEN <> Al, LAREN (NH)
[Medeverdachte 1] bum [verdachte] Op de achtergrond hoor je [medeverdachte 8] met de Engelssprekende man praten. Woorden zijn prisoner, thirty, thirtyfive. [Medeverdachte 8] zegt ntv what the point is, i can pay you... ntv.
[Verdachte] rijdt nu naar het hotel. [Verdachte] vraagt hoe laat zou hij er zijn.
[Medeverdachte 1] zegt elk moment, ik doe zo al mijn telefoons uit.
[Verdachte] vraagt, wat dan? Ben je naar het sexhuis.
[Medeverdachte 1] zegt ja, nee ik ben onderweg en wil ze uitdoen. Ik wil hem uitdoen.
[Medeverdachte 1] zegt, wat zal ik doen, wacht even.
[Verdachte] zegt ik denk dat je alleen je creditcard moet laten zien.
[Medeverdachte 1] zegt je bent toch bij die bij het cirquit daaro?
[Verdachte] zegt ja. Vraag effe hoe lang het nog duurt?
[Medeverdachte 1] staat op een parking, ondertussen hoor je mensen uitstappen.
[Medeverdachte 1] zegt dat Stinkie er helemaal in het wit uitziet.
[Medeverdachte 1] zegt dat hij niet terug smst.
[Verdachte] zegt zeg even waar hij is, desnoods haal ik hem op van de trein.
[Medeverdachte 1] belt zo terug."
- 2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts nog het volgende overwogen:
"Verdachte en haar partner, medeverdachte [medeverdachte 1], kennen elkaar al geruime tijd, woonden destijds samen en hebben samen een kind. Verdachte kent de familie van [medeverdachte 1], dus ook enkele medeverdachten, bijzonder goed. Het kan niet anders dan dat zij in de loop van al die jaren heeft geconstateerd dat de legale inkomsten van [medeverdachte 1] niet in verhouding stonden tot de regelmatige, soms bijzonder forse uitgaven aan bijvoorbeeld luxe vermogensbestanddelen en reizen, waarvan zij deelgenoot was. Verder moet verdachte op de hoogte zijn geweest van de criminele aard van de activiteiten van haar partner nu die kennelijk niet in het openbaar konden worden afgewikkeld en er - zoals uit afgeluisterde telefoongesprekken blijkt (in het dossier aanwezig, ook met verdachte) - in versluierde en soms ronduit geheimzinnige taal werd gesproken.
Gelet op deze feiten en omstandigheden en gezien het ontbreken van (voldoende) legale inkomsten van verdachte zelf komt het hof tot het oordeel dat verdachte wist van de criminele herkomst van de contante bedragen zodat het aanschaffen en vervolgens het gebruik van de daarmee aangeschafte goederen witwassen oplevert.
De door de raadsman aangedragen stelling dat een deel van de kosten door de verdachte zelf met geld van haar ouders betaald zou zijn mist voldoende feitelijke onderbouwing. De door de raadsheer-commissaris gehoorde getuigen (ouders Hehl) en de door de raadsman over gelegde stukken overtuigen op dit punt niet tegen over de andersluidend de verklaringen van [betrokkene 11] van 9 oktober 2007 (blz. 000997 en 000998), [betrokkene 10] van 9 oktober 2007 (blz. 001001) [betrokkene 12] (blz. 001004 e.v.) van 12 februari 2008 en [medeverdachte 1] van 16 maart 2009. De overgelegde bankafschriften behelzen niet de periode waarop het ten laste gelegde betrekking heeft."
- 2.3.
Bij de beoordeling van het middel dient het volgende te worden vooropgesteld. Indien het gaat om feiten of omstandigheden die door de rechter redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring, dient de rechter die zich aldus
- -
al dan niet in reactie op een bewijsverweer - beroept op bepaalde niet in de bewijsmiddelen vermelde gegevens, met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging
- (a)
die feiten of omstandigheden aan te duiden, en
- (b)
het wettige bewijsmiddel aan te geven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend (vgl. HR 23 oktober 2007, LJN BA5858, NJ 2008/70).
- 2.4.
Het Hof heeft verzuimd in zijn hiervoor onder 2.2.3 weergegeven overwegingen met voldoende mate van nauwkeurigheid de bewijsmiddelen aan te geven waaraan het heeft ontleend dat
- -
de legale inkomsten van verdachtes mededader niet in verhouding stonden tot de door het Hof genoemde "regelmatige, soms bijzonder forse uitgaven aan bijvoorbeeld luxe vermogensbestanddelen";
- -
de verdachte zelf niet over "(voldoende) legale inkomsten" beschikte.
- 2.5.
Voor zover het middel daarover klaagt is het gegrond.
- 3.
Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak - voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen - niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
- 4.
Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 13 november 2012.