RvdW 2018/229
Begrip ‘levensgezel’ als bedoeld in art. 304 aanhef en onder 1° Sr.
HR 30-01-2018, ECLI:NL:HR:2018:113
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30 januari 2018
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, V. van den Brink
- Zaaknummer
16/00720
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:113, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑01‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:1491, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑11‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑12‑2016
- Wetingang
Art. 304 Sr
Essentie
Begrip ‘levensgezel’ als bedoeld in art. 304 aanhef en onder 1° Sr.
Verdachte en aangeefster, die beiden dakloos waren, hebben gedurende een periode van ongeveer zes maanden dag en nacht samen opgetrokken, verdachte had de zorg voor aangeefster — die gebruik maakte van een rolstoel — op zich genomen, aangeefster moest zich ten opzichte van verdachte verantwoorden over haar doen en laten en er was sprake van seksuele omgang tussen verdachte en aangeefster. Mede op basis daarvan heeft verdachte, die aangeefster mishandeld heeft, het misdrijf van mishandeling begaan tegen ‘zijn levensgezel’ als bedoeld in art. 304 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.