Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht
Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/2.2:2.2 Inbreuken op het recht op persoonlijke vrijheid
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/2.2
2.2 Inbreuken op het recht op persoonlijke vrijheid
Documentgegevens:
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De rechtswaarborgen tegen onrechtmatigheid en willekeur, zoals neergelegd in artikel 37(b) IVRK, artikel 9, eerste lid IVBPR en artikel 5, eerste lid EVRM, zijn uitsluitend van toepassing als sprake is van een inbreuk op het recht op persoonlijke vrijheid. Dit betreft het recht om fysiek vrijelijk te kunnen bewegen in strikte zin, hetgeen onderscheiden moet worden van het recht op vrije verplaatsing (zie par. 2.2.2).1 Het recht op persoonlijke vrijheid leent zich echter het best voor definiëring aan de hand van hetgeen waartegen het bescherming biedt, te weten vrijheidsbeneming.2 Schabas & Sax beschouwen dit als de ‘negatieve kant’ van het recht op persoonlijke vrijheid.3Artikel 37 IVRK beperkt zich zelfs volledig tot deze ‘negatieve kant’, daar deze bepaling – anders dan artikel 9, eerste lid IVBPR en artikel 5, eerste lid EVRM – het recht op persoonlijke vrijheid niet expliciet verwoordt, maar niettemin voorziet in waarborgen tegen inbreuken op dit recht.4
2.2.1 Definitie en reikwijdte van ‘vrijheidsbeneming’2.2.2 Vrijheidsbeneming versus vrijheidsbeperking