Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW
Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/32.5.3:32.5.3 Beoordeling van de heffing van btw ter zake van samenwerkingsverbanden van het derde niveau naar wenselijk recht
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/32.5.3
32.5.3 Beoordeling van de heffing van btw ter zake van samenwerkingsverbanden van het derde niveau naar wenselijk recht
Documentgegevens:
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS363256:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
EU-recht / Marktintegratie
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In een btw-systeem, waarin vrijstellingen zonder recht op aftrek en andere aftrekbeperkingen niet voorkomen, bestaan er geen belemmeringen, om de inbreng in natura in een als een entiteit te beschouwen contractueel samenwerkingsverband, aan de heffing van btw te onderwerpen, onder een volledig recht op aftrek van voorbelasting. Maar ook in het huidige btw-stelsel, waarin vrijstellingen zonder recht op aftrek en andere aftrekbeperkingen voorkomen, zijn de voordelen van het aan de btw onderwerpen van de inbreng in natura groter dan het onbelastbaar laten van inbreng, dan wel het uitsluiten van een recht op aftrek voor goederen en diensten, die voor de inbreng worden gebruikt. In geen geval acht ik het belasten van inbreng in natura via met leveringen en diensten onder bezwarende titel gelijkgestelde prestaties een juiste oplossing, omdat de aldus verschuldigd geworden btw niet voor aftrek in aanmerking komt en zo tot ongewenste belastingcumulatie en daarmee gepaard gaande concurrentieverstoringen leidt.
Het belastbaar stellen van inbreng in natura noopt in het huidige stelsel tot het maken van keuzes. Onvermijdelijk leidt het belastbaar stellen hiervan namelijk tot ongelijkheden. Daar staat tegenover, dat het onbelastbaar laten van inbreng in natura ook tot ongelijkheden leidt. Als deze inbreng in een contractueel samenwerkingsverband als een belastbare handeling met een volledig recht op aftrek van voorbelasting wordt aangemerkt, moet mijns inziens ook het storten in natura op aandelen in een kapitaalsvennootschap belast worden, onder volledig recht op aftrek. Een ongelijkheid op het subjectniveau druist zozeer in tegen de doelstellingen van het btw-stelsel, dat het niet geaccepteerd kan worden.
Noch de Btw-richtlijn, noch de Wet OB, noch de nationale jurisprudentie, noch de jurisprudentie van het HvJ EG biedt thans de zekerheid dat de inbreng in natura aan de heffing van btw is onderworpen. Wil uitvoering worden gegeven aan de wens om inbreng als belaste prestatie aan te merken, onder een volledig recht op aftrek van voorbelasting, dan moet daartoe mijns inziens een afzonderlijke maatregel worden getroffen. Het nationale en Europese positieve recht op het gebied van de heffing van btw biedt niet slechts te weinig zekerheid met betrekking tot de inbreng in een contractueel samenwerkingsverband, het is bovendien niet voldoende geëquipeerd om de inbreng in natura op een neutrale wijze in de heffing van btw te betrekken.