Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW
Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/32.3:32.3 Model van samenwerkingsvormen
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/32.3
32.3 Model van samenwerkingsvormen
Documentgegevens:
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS365690:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
EU-recht / Marktintegratie
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Aan de hand van de mate, waarin partijen van elkaar taakafhankelijk zijn en gedrag op elkaar afstemmen, heb ik op basis van de organisatiewetenschappelijke literatuur een model van samenwerkingsvormen ontwikkeld. Het model bestaat uit drie niveaus van samenwerking (afgezien van het niveau nul, waarin van enige samenwerking geen sprake is). De indeling van samenwerkingsverbanden in niveaus van samenwerking, is een indeling op het subjectniveau. Het vertelt niets over het objectniveau; het laat niet zien, welke handelingen de subjecten op elk niveau verrichten. De indeling op subjectniveau in één van de drie samenwerkingsniveaus heeft evenwel gevolgen voor de onderverdeling op objectniveau. Op de samenwerkingsniveaus 1 en 2 zijn nog enkel transacties tussen de samenwerkende partijen denkbaar. Op samenwerkingsniveau 3 zijn naast de transacties, die zich ook op de eerste twee niveaus voordoen, ook transacties tussen de participanten met het samenwerkingsverband denkbaar. Op het objectniveau kan dus een andere onderverdeling gemaakt worden dan op subjectniveau. Op objectniveau kunnen drie archetypen van contractuele samenwerkingsverbanden worden onderscheiden.
Het eerste archetype is dat, waarin de samenwerking geen entiteit doet ontstaan en waarin de participanten niet met elkaar versmelten. Kenmerkend is, dat zich transacties tussen de participanten voor kunnen doen. Het tweede archetype is dat, waarbij partijen (in fiscale zin) ophouden te bestaan en met elkaar versmelten (fiscale eenheid). Dat brengt met zich mee dat er zich geen transacties tussen de participanten voor kunnen doen. Dit archetype kent geen civielrechtelijk equivalent (althans niet in de vorm van een contractueel samenwerkingsverband). Het derde archetype is dat, waarbij een nieuwe, van de participanten te onderscheiden entiteit ontstaat, die voorheen nog niet bestond. De participanten versmelten niet, maar blijven in hun oude hoedanigheid voortbestaan. Kenmerkend is, dat zich zowel transacties tussen de participanten alsook transacties tussen de participanten en het samenwerkingsverband als entiteit voor kunnen doen.
Aan het aldus ontwikkelde model heb ik vervolgens de diverse, in het recht onderscheiden, voor samenwerkingsverbanden gebruikte rechtsvormen gekoppeld. Daartoe heb ik onderzocht in welke mate het civielrechtelijke begrippenapparaat (wat is een subject en wat is een object in het burgerlijk recht) overeenkomt met het fiscale begrippenapparaat (wat is een subject en een object in het fiscale recht). Ik heb vastgesteld, dat het begrippenapparaat in het burgerlijk recht grotendeels aansluit bij het begrippenapparaat in de btw. Die vaststelling maakte het mogelijk de in de uitvoeringspraktijk onderkende contractuele samenwerkingsvormen in te delen in het model van samenwerking. Daartoe heb ik een overzicht gecreëerd van de contractuele samenwerkingsvormen, die worden onderkend. Daarbij heb ik opgemerkt, dat er contractuele samenwerkingsverbanden bestaan, die geen specifieke afzonderlijke regeling in het burgerlijk recht kennen, maar waaraan in het fiscale recht wel een bijzondere positie toekomt. Bij de selectie van de relevante samenwerkingsvormen heb ik noodzakelijkerwijs keuzen moeten maken. Voor dit onderzoek heb ik de samenwerkingsverbanden geselecteerd, die ten minste een specifieke afzonderlijke regeling in het burgerlijk recht kennen of die ten minste in het bijzonder zijn gesanctioneerd in de btw. Bovendien heb ik de reikwijdte van het onderzoek beperkt door slechts “zuivere” samenwerkingsverbanden te selecteren. Mengvormen van samenwerkingsvormen (bijvoorbeeld een pot- of poolovereenkomst, waarvan de bijeengebrachte vermogensbestanddelen worden aangewend om handelingen jegens derden te verrichten) heb ik buiten beschouwing gelaten. Aldus ben ik tot de volgende selectie gekomen:
Kartelovereenkomsten;
Pot- of poolovereenkomsten;
Overeenkomsten tot het verrichten van transacties voor gezamenlijke rekening en andere participatieovereenkomsten;
Overeenkomsten tot verdeling van kosten voor gemene rekening;
Partageovereenkomsten;
Beleggingsfondsen;
Personenvennootschappen en feitelijke samenwerkingsverbanden;
Het EESV.
Deze samenwerkingsverbanden heb ik vervolgens ingedeeld in het door mij ontwikkelde model van samenwerking, waarbij ik, naar maatschappelijke en juridische maatstaven beoordeeld, van ieder samenwerkingsverband heb bepaald aan welk archetype het samenwerkingsverband beantwoordt. Dit laat zich het best samenvatten in de vorm van onderstaand overzicht.
Figuur 64. Model van samenwerking, contractuele samenwerkingsverbanden
Aan de hand van dit integrale model ben ik vervolgens allereerst per samenwerkingsvorm nagegaan, hoe de heffing van btw verloopt naar nationaal positief recht en hoe de heffing van btw naar Europees positief recht beoordeeld, behoort te verlopen. Telkens heb ik aangegeven of er verschillen tussen de nationale wijze van heffing en de Europese wijze van heffing bestaan. Vervolgens heb ik, wederom aan de hand van dit model, naar Europees wenselijk recht beoordeeld hoe de heffing van btw (het aftrekrecht daaronder begrepen) dient te verlopen met betrekking tot handelingen in het kader van de geselecteerde en gecategoriseerde samenwerkingsverbanden. Ten slotte heb ik de uitkomsten van het onderzoek naar het positieve recht vergeleken met die van het onderzoek naar het wenselijke recht.