Rb. Overijssel, 07-04-2022, nr. C/08/270710 / FA RK 21-2199
ECLI:NL:RBOVE:2022:962
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
07-04-2022
- Zaaknummer
C/08/270710 / FA RK 21-2199
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2022:962, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 07‑04‑2022; (Eerste aanleg - meervoudig, Beschikking)
Uitspraak 07‑04‑2022
Inhoudsindicatie
Rechtbank wijst het subsidiaire verzoek van verzoeker toe, in die zin dat de ambtenaar wordt gelast om de geboorteakte van verzoeker bij wijze van latere vermelding te wijzigen en als vermelding van het geslacht op te nemen: ‘X’. De rechtbank vindt het belangrijk om ten aanzien van de geslachtsvermelding zoveel mogelijk aan te sluiten bij de visie en bedoeling van de wetgever. Het primaire verzoek tot doorhaling van de geboorteakte wijst de rechtbank af.
Partij(en)
RECHTBANK OVERIJSSEL
locatie Zwolle
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/270710 / FA RK 21-2199
beschikking van de meervoudige kamer van 7 april 2022
inzake
[verzoeker] ,
verder te noemen: verzoeker,
wonende te [woonplaats] ,
advocaten: mr. A.P. Koburg en mr. W. de Kort.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de [gemeente],
verder te noemen: de ambtenaar.
1. Het procesverloop
1.1.
De rechtbank heeft kennis genomen van:
- het verzoek met bijlagen, binnengekomen op 2 september 2021;
- een op 16 september 2021 ingekomen brief van mr. Koburg, met bijlagen;
- een op 27 januari 2022 ingekomen brief van mr. Koburg, met bijlagen.
1.2.
Op 31 januari 2022 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- verzoeker, bijgestaan door mr. Koburg en mr. de Kort;
- [A] , de ambtenaar namens de [gemeente] .
1.3.
De meervoudige kamer van de rechtbank heeft bijzondere toegang verleend aan de partner van verzoeker, [B] van Bureau Clara Wichmann en [C] van PILP.
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben mr. Koburg en mr. de Kort het woord gevoerd aan de hand van pleitnotities.
1.5.
Na de mondelinge behandeling zijn met toestemming van de rechtbank binnengekomen:
- een op 31 januari 2022 binnengekomen brief van mr. Koburg, met bijlage;
- een 8 maart 2022 binnengekomen brief van mr. de Kort;
- een op 15 maart 2022 binnengekomen brief van mr. de Kort, met bijlage.
2. De feiten
2.1.
Op de geboorteakte van de [gemeente] , [nummer] van [jaar] , staat verzoeker, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , vermeld als ‘ [verzoeker] ’, dochter van de echtgenoten: [vader] en [moeder] .
3. Het verzoek
3.1.
De rechtbank zal, net zoals de advocaat van verzoeker heeft gedaan, naar verzoeker verwijzen met ‘die’ als voornaamwoord en ‘diens’ gebruiken als bezittelijk voornaamwoord.
3.2.
Verzoeker verzoekt de rechtbank bij beschikking aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de [gemeente] te gelasten dat het register van de burgerlijke stand van verzoek wordt aangepast door:Primair:
I. de geboorteakte van verzoeker door te halen;
II. een nieuwe geboorteakte op te laten maken door de burgerlijke stand en daarbij als
geslacht op te nemen: “het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld”;
III. het wijzigen van de [voornaam 1] naar [voornaam 2] in de nieuw op te maken
geboorteakte, zodat verzoeker voortaan “ [nieuwe naam] ” zal heten;
Subsidiair:
verbetering van de geboorteakte bij wijze van latere vermelding en als vermelding
van het geslacht op te nemen: “het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld” met
een wijziging van de voornamen als bedoeld onder punt III;
Meer subsidiair:
verbetering van de geboorteakte bij wijze van latere vermelding en als vermelding
van het geslacht op te nemen: “het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld”.
4. De beoordeling
4.1.
De ambtenaar conformeert zich aan de beslissing van de rechtbank en neemt een neutraal standpunt in ten aanzien van het verzoek.
Wijziging geboorteakte
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken is komen vast te staan dat de vermelding van het vrouwelijke geslacht op de geboorteakte niet in overeenstemming is met de bij verzoeker bestaande duurzame overtuiging niet tot het vrouwelijke, maar ook niet tot het mannelijke geslacht te behoren. Verzoeker identificeert zich niet met één gender en heeft een non-binaire genderbeleving en genderidentiteit. Naast diens advocaat heeft verzoeker zelf via een persoonlijke brief aan de rechtbank uiteengezet waarom de verbetering van diens geboorteakte naar een genderneutrale omschrijving zo belangrijk is voor hen.
4.3.
De huidige wettelijke bepalingen voorzien in beginsel niet in de mogelijkheid om het verzoek toe te wijzen. Verzoeker baseert diens verzoek op de artikelen 1:19d van het Burgerlijk Wetboek (BW), 1:24 BW en 1:28 BW. Op grond van artikel 1:19d BW is het mogelijk om, in het geval dat het geslacht van het kind (om medische redenen) twijfelachtig is, in de geboorteakte de vermelding op te nemen dat het geslacht van het kind niet is kunnen worden vastgesteld. Hiervan is bij verzoeker geen sprake.Daarnaast is het voor transgenders mogelijk om de geslachtsaanduiding op grond van artikel 1:28 BW tot en met 1:28c BW te verbeteren, maar daarbij kan alleen worden gekozen voor ‘vrouwelijk’ of ‘mannelijk’ en niet voor een genderneutrale optie.
4.4.
Verzoeker heeft voor de toewijsbaarheid van diens verzoek onder meer verwezen naar recente jurisprudentie van verschillende rechtbanken, waaruit de maatschappelijk en juridische erkenning van een neutrale geslachtelijke identiteit blijkt.
4.5.
Op 17 december 2021 heeft de rechtbank Den Haag prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad, – kort gezegd – inhoudende of de rechter een geboorteakte kan wijzigen/verbeteren op verzoek van een non-binaire persoon die zich niet identificeert met het geslacht dat in de geboorteakte is opgenomen, en zo ja hoe deze wijziging/verbetering vorm gegeven dient te worden in de akte van de burgerlijke stand.1.
4.6.
Op 4 maart 2022 heeft de Hoge Raad naar aanleiding van voornoemde gestelde prejudiciële vragen uitspraak gedaan en beslist om af te zien van beantwoording van de prejudiciële vragen.2.De Hoge Raad verwijst – kort gezegd – naar de ontwikkelingen die zich na het stellen van de prejudiciële vragen hebben voorgedaan bij de wetgever en de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk
Wetboek in verband met het veranderen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte. Hieruit blijkt dat de mogelijkheid van genderneutrale registratie in een geboorteakte recent hernieuwde aandacht heeft gekregen van de wetgever en dat wetgeving op dit terrein in de nabije toekomst valt te verwachten. De Hoge Raad concludeert als volgt:
‘Bij de hiervoor geschetste stand van zaken, waaruit blijkt dat wetgeving in voorbereiding is, lenen de prejudiciële vragen zich niet voor beantwoording. Die beantwoording zou op dit moment de rechtsvormende taak van de Hoge Raad te buiten gaan. Zolang er geen wettelijke regeling is, is het aan de rechter om in elke concrete zaak aan de hand van de aard en inhoud van het verzoek en de verdere omstandigheden van het geval te beslissen, met inbegrip van de mogelijkheid om de beslissing op het verzoek aan te houden.’
4.7.
De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling met de aanwezigen gesproken over het voornemen van de rechtbank om in aanvulling op de door de rechtbank Den Haag gestelde vragen (aanvullende) prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad over de noodzaak en mogelijke inhoud van een deskundigenverklaring. Nu de Hoge Raad afziet van het beantwoorden van de prejudiciële vragen, is verzoeker door de rechtbank in de gelegenheid gesteld zich hieromtrent uit te laten. Verzoeker heeft hierop de rechtbank verzocht de zaak af te doen.
4.8.
Zoals hiervoor is overwogen in 4.2. heeft verzoeker voldoende aannemelijk gemaakt zich niet te herkennen in de duiding van ‘man’ of ‘vrouw’. Verzoeker heeft in een persoonlijke brief aan de rechtbank en tijdens de mondelinge behandeling de psychische en sociale gevolgen toegelicht die worden ondervonden doordat diens officiële documenten niet overeenstemmen met de feitelijke situatie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verzoeker het belang te worden erkend als non-binair duidelijk kunnen toelichten. Gelet op de maatschappelijke erkenning en (een trend naar) juridische erkenning naar een neutrale geslachtelijke identiteit op nationaal en internationaal niveau, de visie van de wetgever op dit onderwerp en de ruimte die de Hoge Raad de rechter biedt om in elke concrete zaak aan de hand van de aard en inhoud van het verzoek en de verdere omstandigheden van het geval te beslissen, is de rechtbank van oordeel dat op dit moment het individuele belang van verzoeker bij juridische erkenning van de duurzame overtuiging niet tot het ene maar ook niet tot het andere geslacht te horen zwaarder weegt dan het algemene belang bij handhaving van de huidige wettelijke regeling of het afwachten van de ontwikkelingen in de wetgeving.
4.9.
Anders dan verzoeker primair heeft verzocht, zal de rechtbank de ambtenaar gelasten de geboorteakte te verbeteren door het toevoegen van een latere vermelding. De rechtbank is van oordeel dat er geen doorhaling van de akte gelast kan worden, nu de akte niet ten onrechte in de registers van de burgerlijke stand is opgenomen. Verzoeker is immers geboren op de datum, tijd en plaats die in de akte staan vermeld. Doorhaling van de huidige geboorteakte en het opmaken van een nieuwe akte heeft ook als gevolg dat de oude akte niet meer voorhanden is om de persoonshistorie na te gaan en in dwingend bewijs te voorzien. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad van 20 oktober 1995.3.
De rechtbank zal het primaire verzoek dan ook afwijzen.
4.10.
Subsidiair verzoekt verzoeker verbetering van de geboorteakte bij wijze van latere vermelding en als vermelding van het geslacht op te nemen: ‘het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’. In punt 2.8 van het verzoekschrift staat het volgende:
‘Een non-binaire geslachtsaanduiding (een X) is voor verzoeker passender, nu verzoeker zich man noch vrouw voelt. Een ‘X’ zal daarnaast verschillende nadelen opheffen, en ongemakken voorkomen die verzoeker onder de huidige omstandigheden in het dagelijkse leven ervaart.’
4.11.
De rechtbank overweegt dat uit de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat het verzoek van verzoeker ertoe strekt om een genderneutrale omschrijving van het geslacht te krijgen in de geboorteakte. Uit de jurisprudentie blijkt dat dergelijke verzoeken op dit moment worden toegewezen door als vermelding van het geslacht op te nemen: ‘X’ of ‘het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’.
4.12.
De rechtbank vindt het belangrijk om ten aanzien van de geslachtsvermelding zoveel mogelijk aan te sluiten bij de visie en bedoeling van de wetgever. De rechtbank laat zich hierbij leiden door het amendement dat door de Tweede Kamer is aangenomen en dat voorziet in een wijziging die het mogelijk maakt om zonder tussenkomst van de rechter de geslachtsregistratie van ‘m’ of ‘v’ te wijzigen in ‘X’.4.Verder baseert de rechtbank zich op het Regenboogakkoord dat in 2021 op initiatief van het COC is gesloten, dat door veel politieke partijen is ondertekend en waarin in de paragraaf 'Gender en geslacht' het volgende is te lezen:
'Het streven blijft om onnodige geslachtsregistratie door de overheid zoveel mogelijk af te schaffen; een ieder krijgt de mogelijkheid om, zonder tussenkomst van de rechter, de geslachtsvermelding in officiële documenten zoals het paspoort te laten doorhalen met een 'X'.'5.
4.13.
De rechtbank leidt hieruit af dat de tendens van de wetgever is om een genderneutrale omschrijving van het geslacht in de geboorteakte mogelijk te maken in de vorm van een ‘X’. De rechtbank zal bij deze tendens aansluiten en zal het subsidiaire verzoek van verzoeker toewijzen, in die zin dat de ambtenaar wordt gelast om de geboorteakte van verzoeker bij wijze van latere vermelding te wijzigen en als vermelding van het geslacht op te nemen: ‘X’, ondanks dat een wettelijke grondslag ontbreekt.
Voornaamswijziging
4.14.
Op grond van artikel 1:4 lid 4 BW kan de rechtbank wijziging van de voornamen gelasten op verzoek van de betrokken persoon. Voor de wijziging van een voornaam dient een voldoende zwaarwichtig belang te bestaan.
4.15.
De rechtbank is van oordeel dat met de door verzoeker aangevoerde gronden, tegenover het publieke belang bij naamconsistentie, een voldoende zwaarwichtig belang staat om te komen tot de verzochte wijziging van de eerste voornaam van verzoeker. Daarbij is in aanmerking genomen dat verzoeker heeft aangevoerd dat [voornaam 2] goed bij de genderneutrale identiteit past en deze sinds een aantal jaren ook in het dagelijks leven al gebruikt. Mensen in verzoekers omgeving kennen verzoeker onder deze naam en noemen verzoeker ook bij de [voornaam 2] . Omdat de door verzoeker gewenste voornaam geoorloofd is naar de maatstaven van artikel 1:4 lid 2 BW, zal de rechtbank het verzoek toewijzen. Uit artikel 1:4 lid 4 BW volgt dat wijziging van de voornaam geschiedt door een latere vermelding aan de geboorteakte toe te voegen.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de [gemeente] om aan de geboorteakte ingeschreven in het register van de [gemeente] van [jaar] met [nummer] , een latere vermelding toe te voegen van de wijziging van het geslacht in die zin dat het geslacht zal zijn: X;
5.2.
gelast de wijziging van de voornaam van [verzoeker] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , in die zin dat de voornaam na wijziging zal luiden ‘ [voornaam 2] ’;
5.3.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de [gemeente] een latere vermelding van de voornaamswijziging aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
5.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. K. van Leeuwen, mr. G.M.J. Vijftigschild enmr. H.M. Jongebreur, allen rechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2022 in tegenwoordigheid van mr. M.J. Jans, griffier. | ||
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 07‑04‑2022
ECLI:NL:HR:1995:ZC1853 m.nt. J. de Boer.
Kamerstukken II 2021/22, 35825, nr. 10. Nadien ter vervanging gewijzigd bij Kamerstukken II2021/22, 35825, nr. 13.