NJB 2021/1464
Opzegging duurovereenkomst. Een leverancier zegt een distributieovereenkomst op met een opzegtermijn van een jaar en daarna voorzover nodig opnieuw, maar met een opzegtermijn van twee jaar. Het hof acht de eerste opzegging niet rechtsgeldig en de tweede wel. Hoge Raad: 1. Unierechtelijk mededingingsrecht. Het uitgangspunt dat het hof heeft geoordeeld dat het Unierechtelijke mededingingsrecht van toepassing is, berust op een onjuiste lezing van het bestreden arrest. 2. Noodzaak tot reorganisatie. Het hof heeft een door het HvJ EU ontwikkelde beoordelingsmaatstaf aangelegd. In het midden kan blijven of deze beoordelingsmaatstaf op een lijn kan worden gesteld met een marginale dan wel een volle toetsing. 3. Conversie. Het hof kon een nadere toelichting van de leverancier verlangen welk belang zij heeft bij conversie van de eerste opzegging. Het onderdeel doet geen beroep op stellingen die de leverancier in dit verband heeft ingenomen en door het hof zijn miskend. 4. Grondslag voor aansprakelijkheid. Het hof heeft de grondslag voor de aansprakelijkheid van de leverancier voldoende duidelijk vastgesteld
HR 30-04-2021, ECLI:NL:HR:2021:667
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
30 april 2021
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff, A.E.B. ter Heide
- Zaaknummer
20/00140
- Conclusie
; A-G mr. T. Hartlief)
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:667, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 30‑04‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:1220, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑11‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑02‑2020
- Wetingang
(art. 3 lid 5 onder b onder (ii) Verordening 1400/2002; art. 3:42 BW; art. 612 Rv)
Essentie
Opzegging duurovereenkomst. Een leverancier zegt een distributieovereenkomst op met een opzegtermijn van een jaar en daarna voorzover nodig opnieuw, maar met een opzegtermijn van twee jaar. Het hof acht de eerste opzegging niet rechtsgeldig en de tweede wel. Hoge Raad: 1. Unierechtelijk mededingingsrecht. Het uitgangspunt dat het hof heeft geoordeeld dat het Unierechtelijke mededingingsrecht van toepassing is, berust op een onjuiste lezing van het bestreden arrest. 2. Noodzaak tot reorganisatie. Het hof heeft een door het HvJ EU ontwikkelde beoordelingsmaatstaf aangelegd. In het midden kan blijven of deze beoordelingsmaatstaf op een lijn kan worden gesteld met een marginale dan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.