Verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering
Artikel 18
Geldend
Geldend vanaf 27-04-1909
- Bronpublicatie:
17-07-1905, Stb. 1909, 120 (uitgifte: 22-05-1909, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
27-04-1909
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-07-1905, Stb. 1909, 120 (uitgifte: 22-05-1909, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
1.
De veroordeelingen in de kosten van het geding, uitgesproken in een der contracteerende Staten tegen den eischer of de tusschenkomende partij, die hetzij krachtens de bepalingen van artikel 17, lid 1 en 2, hetzij krachtens de wet van den Staat, op wiens grondgebied het geding is aangelegd, vrijgesteld zijn van de zekerheidstelling, dépôt of storting, worden, ingevolge een langs diplomatieken weg gedaan verzoek, kosteloos uitvoerbaar verklaard door de bevoegde autoriteit in iederen der andere contracteerende Staten.
2.
Dezelfde regel is van toepassing op de rechterlijke uitspraken, waardoor het bedrag der kosten van het geding later is bepaald.
3.
De voorafgaande bepalingen beletten niet, dat twee contracteerende Staten zich verstaan om toe te laten, dat het verzoek om uitvoerbaarverklaring ook rechtstreeks door de belanghebbende partij wordt gedaan.