voetnoten.
Hof Amsterdam, 20-07-2022, nr. 23-000552-21
ECLI:NL:GHAMS:2022:2083
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
20-07-2022
- Zaaknummer
23-000552-21
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2022:2083, Uitspraak, Hof Amsterdam, 20‑07‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1700
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2021:805
Uitspraak 20‑07‑2022
Inhoudsindicatie
Coldcase-zaak uit 2002. Veroordeling ter zake doodslag en medeplegen van het wegmaken van het stoffelijk overschot. Overwegingen t.a.v. de rechtmatigheid van het WOD-traject. De tegen de undercoveragenten afgelegde bekentenis van verdachte is bruikbaar voor het bewijs en vindt steun in ander bewijsmateriaal. Gevangenisstraf 16 jaar, met aftrek voorarrest.
Partij(en)
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000552-21
datum uitspraak: 20 juli 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 maart 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-650242-17 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
adres: [adres 1] .
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 november 2021, 16 juni 2022, 21 juni 2022, 22 juni 2022 en 20 juli 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van het Openbaar Ministerie, hetgeen de verdachte en diens raadsman naar voren hebben gebracht, alsook van het standpunt van de gemachtigde van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] .
2. Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode van 31 december 2001 tot en met 21 januari 2002 te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk (en met voorbedachten rade), in elk geval opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), voornoemde [slachtoffer] één of meermalen (door zijn hoofd) geschoten en/of één of meermalen met een houten balk, en/of een ander voorwerp (tegen) het hoofd van die [slachtoffer] (in)geslagen, althans zodanig geweld op die [slachtoffer] uitgeoefend, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2. hij in of omstreeks de periode van 31 december 2001 tot en met 16 juni 2022 te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een lijk, te weten het stoffelijk overschot van een overledene in leven genaamd [slachtoffer] heeft verborgen (gehouden) met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden te verhelen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
3. Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
4. Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging
4.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat in deze zaak, door een cumulatie van niet (volledig) herstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv, de beginselen van een behoorlijke procesorde op ernstige wijze zijn geschonden door met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren. Dientengevolge is doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte een inbreuk gemaakt op diens recht op een eerlijk proces, zoals gewaarborgd in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), alsook andere fundamentele rechten. De raadsman acht in dit verband de navolgende feiten en omstandigheden, in cumulatie beschouwd, van belang:
- i.
het WOD-traject is in 2017 aangevraagd c.q. gestart zonder het College van procureurs-generaal en (telkenmale) de rechter-commissaris in te lichten over het feit dat een verklaring van de getuige [getuige 1] uit 2004 voorhanden was waaruit bleek dat [slachtoffer] toen nog in leven was;
- ii.
aan de getuige [getuige 1] , die dient te worden aangemerkt als een kwetsbare getuige, is door opsporingsambtenaren medegedeeld dat hij de inhoud van zijn eerdere – hiervoor onder i) genoemde – verklaring diende te herzien;
- iii.
gedurende het voorbereidend onderzoek zijn herhaaldelijk (cruciale momenten van) verhoren niet auditief dan wel audiovisueel opgenomen;
- iv.
door opsporingsambtenaren is nagelaten om voor de verdachte ontlastende uitlatingen van de getuige [getuige 2] op te nemen in het proces-verbaal van het verhoor van 3 april 2019;
- v.
door de teamleider van het politieonderzoek is een proces-verbaal opgemaakt waaruit volgt dat de getuige [getuige 3] over daderinformatie beschikt (te weten: het plaatsen van een telefoon in een trein) zonder daarbij te vermelden dat bedoelde ‘daderwetenschap’ door hem zelf aan [getuige 3] is ingegeven;
- vi.
een voor de verdachte (zeer) ontlastende WhatsApp-conversatie tussen de getuige [getuige 2] en [getuige 4] van 13 maart 2019 is buiten het dossier gehouden;
- vii.
het Openbaar Ministerie en de politie hebben gekozen voor een wijze van verslaglegging van het WOD-traject waarvan aanstonds duidelijk was dat deze onvolledig zou zijn en waardoor achteraf onvoldoende inzicht kan worden verkregen in het verloop van het traject teneinde te kunnen beoordelen of en, zo ja, in welke mate de verklaringen van de verdachte door de undercoveragenten zijn beïnvloed;
- viii.
de door de verdachte en [partner van verdachte ] opgemaakte PowerPointpresentatie over het restaurant ‘ [naam restaurant] ’ is buiten het dossier gehouden;
- ix.
het Openbaar Ministerie heeft medegedeeld dat het alle tips die naar aanleiding van de uitzending van het televisieprogramma Opsporing Verzocht over deze zaak zijn binnengekomen, in het dossier heeft gevoegd, terwijl nadien is gebleken dat de tip “ [voornaam slachtoffer] in de coffeeshop” niet in het dossier gevoegd was;
- x.
gedurende het WOD-traject is slechts (hoogstens) 8% van de contacten tussen de undercoveragenten en de verdachte auditief opgenomen. Gelet op deze wijze van verslaglegging kan (tenminste) 92% van het WOD-traject niet getoetst worden, zodat geen sprake is van een verslaglegging die past in een fair trial.
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft zich, kort gezegd, op het standpunt gesteld dat het niet-ontvankelijkheidsverweer niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, reeds omdat de verdediging niet ten aanzien van elk afzonderlijk (vermeend) vormverzuim uiteen heeft gezet of aan de vereisten van artikel 359a Sv is voldaan. Voorts heeft het Openbaar Ministerie de (vermeende) vormverzuimen inhoudelijk betwist.
4.3.
De overwegingen van het hof
Het toetsingskader
Vooropgesteld wordt dat indien de verdediging een beroep doet op een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, van haar mag worden verlangd dat duidelijk en gemotiveerd, aan de hand van de in het tweede lid van die bepaling vermelde factoren, wordt aangegeven tot welk in art. 359a Sv omschreven rechtsgevolg dit dient te leiden. De daarbij in acht te nemen factoren zijn: “het belang dat het geschonden voorschrift dient”, “de ernst van het verzuim” en “het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt”. Alleen op een zodanig verweer is de rechter gehouden een met redenen omklede beslissing te geven (vgl. HR 30 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AM2533).
De niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging komt slechts in uitzonderlijke gevallen als rechtsgevolg in aanmerking, namelijk als een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is gemaakt dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Het moet dan gaan om een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd. Daarbij moet die inbreuk het verstrekkende oordeel kunnen dragen dat – in de bewoordingen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens – “the proceedings as a whole were not fair”. In gevallen waarin zich een of meerdere vormverzuimen hebben voorgedaan die aanvankelijk het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van de zaak in het gedrang hebben gebracht, maar die in voldoende mate zijn hersteld om het proces als geheel eerlijk te laten verlopen, biedt deze maatstaf in beginsel geen ruimte voor niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging (vgl. HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889 en ECLI:NL:HR:2020:1890).
Het hof overweegt als volgt.
Ad i)
De door de raadsman onder i) gestelde eis – te weten: dat het College van procureurs-generaal en de rechter-commissaris voorafgaand aan de aanvraag c.q. de inzet van het WOD-traject in kennis hadden moeten worden gesteld van de door de raadsman aangeduide zaaksinhoudelijke informatie – vindt geen steun in het recht. Reeds om die reden kan geen sprake zijn van het onder i) gestelde vormverzuim, zodat het verweer van de verdediging op dit punt geen nadere bespreking behoeft.
Ad ii)
De stelling van de raadsman, dat de getuige [getuige 1] er door uitlatingen van opsporingsambtenaren toe is bewogen de strekking van zijn verklaringen van 16 januari 2004, 17 januari 2004 en 8 mei 2019 – kort gezegd inhoudende dat hij [slachtoffer] op 16 januari 2004 nog levend heeft gezien – te herzien, mist feitelijke grondslag.
Daartoe acht het hof het volgende redengevend. Op 15 mei 2019 heeft de getuige [getuige 1] uit eigen beweging aan de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kenbaar gemaakt, dat hij zich eerder heeft vergist in het hebben gezien van [slachtoffer] . Dat sprake was van een vergissing heeft getuige [getuige 1] op 8 oktober 2019 bevestigd in zijn verhoor bij de rechter-commissaris en daarbij ook aangegeven waarom hij eerder andersluidend had verklaard.
Voor de in het verweer besloten liggende suggestie van de raadsman, die overigens op geen enkele wijze is onderbouwd, bestaan op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen solide aanknopingspunten. Voor zover op enig moment door één of meer opsporingsambtenaren tegen [getuige 1] is gezegd dat hij goed na moest denken en de waarheid diende te spreken, en aan hem ( [getuige 1] ) is gevraagd of hij niet wilde dat zijn vriend, [slachtoffer] , gevonden zou worden c.q. de zaak zou worden opgelost, is het hof van oordeel dat de getuige [getuige 1] hierdoor niet op de door de raadsman bedoelde wijze is ‘gestuurd’. Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat de inhoud van de laatste twee verklaringen van de getuige [getuige 1] op dit punt op enigerlei wijze (onbedoeld) door opsporingsambtenaren is beïnvloed.
Ad iii), v), vii) en x)
Het hof constateert dat door de raadsman onder iii), v), vii) en x) stellingen worden betrokken, maar geenszins onderbouwd wordt – aan de hand van de in artikel 359a, tweede lid, Sv genoemde wegingsfactoren – dat en waarom sprake zou van zijn van een vormverzuim. Het door de raadsman aangevoerde behoeft daarom geen verdere bespreking.
Ad iv), vi), viii) en ix)
Ten aanzien van het onder iv), viii) en ix) aangevoerde – kort gezegd inhoudende dat stukken ontbreken in het dossier – stelt het hof vast dat, voor zover al sprake zou zijn geweest van één of meer vormverzuimen in de zin van artikel 359a Sv, die verzuimen zijn hersteld. Het onder iv) bedoelde verhoor is – op verzoek van de raadsman – letterlijk uitgewerkt en deze uitwerking is bij de stukken gevoegd (p. 762 e.v. Algemeen dossier). Ook de onder vi) aangehaalde WhatsApp-conversatie is volledig in het dossier gevoegd (p. 1235 e.v. Algemeen dossier). De PowerPointpresentatie genoemd onder viii) is door de raadsman bij pleidooi in eerste aanleg overgelegd en bevindt zich derhalve ook bij de stukken van het dossier.
Het verweer behoeft ten aanzien van deze onderdelen dan ook geen nadere bespreking.
Conclusie Het hof is, alles afwegende, van oordeel dat geen sprake is van een schending van het recht op een eerlijk proces zoals gewaarborgd in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, dan wel enig ander fundamenteel recht. De onderdelen van het verweer van de raadsman strekkende tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie dienen – noch op zichzelf noch in onderlinge samenhang bezien – te leiden tot de door de raadsman gestelde conclusie. Het verweer wordt verworpen.
5. Inleiding
Algemene overwegingen
Op 25 januari 2002 ontving de politie een melding dat [slachtoffer] sinds 3 januari 2002 spoorloos verdwenen was. [benadeelde partij 1] – de toenmalige partner van [slachtoffer] – heeft hem in de avond van 2 januari 2002 voor het laatst gezien. [slachtoffer] zou rond 22:30 uur nog een telefoongesprek hebben gevoerd, maar sindsdien is niets meer van hem vernomen.
In de maand januari 2002 ontving de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) regiopolitie Brabant Zuidoost, via een informant de navolgende informatie:
“ [slachtoffer] , een Surinaamse man, geboren te Suriname op [geboortedatum slachtoffer] , is kort na een poging om hem te rippen, ontvoerd naar België. Dit voorval vond plaats op 31 december 2001. De ripdeal vond plaats op de weg van Schiphol naar Amsterdam. [voornaam slachtoffer] was in het bezit van 50 kg cocaïne. De taxi waarin [slachtoffer] zat werd door twee andere auto’s, van het merk Audi geramd. Door [slachtoffer] werd een smoes opgehangen tegen de politie dat hij ruzie had met zijn vrouw. In het bijzijn en met hulp van de ter plaatse gekomen politie is de bagage, waaronder de cocaïne, overgeladen in een auto van een vriend van [slachtoffer] . Op 21 januari 2002 is door een onbekende medegedeeld dat hij was vermoord en in België is gedumpt.”
“De groep rondom “De lange man” zijn verantwoordelijk voor een groot aantal ripdeals in Nederland. Zij zijn o.a. verantwoordelijk voor een gepleegde ripdeal op 31 december 2001 waarbij een Surinaamse man; [slachtoffer] het slachtoffer werd en een ripdeal waarbij de vriendin van [naam 1] , genaamd [getuige 5] , het slachtoffer is geworden. Beide ripdeals zijn gepleegd tussen de luchthaven Schiphol en Amsterdam.”
De verstrekte informatie werd door de toenmalig plaatsvervangend chef van de Criminele Inlichtingen Eenheid als betrouwbaar aangemerkt.
Naar aanleiding hiervan zijn in januari 2002 en in 2011 onder de namen Pergamon en 13Borkum politieonderzoeken gestart, die geen concreet resultaat hebben opgeleverd.
In november 2015 is onder de naam 13Beaufort voor de derde maal een politieonderzoek gestart in verband met de vermissing van [slachtoffer] . De verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hof: [medeverdachte] is op 8 oktober 2021 overleden) zijn in de loop van het onderzoek 13Beaufort naar voren gekomen als personen die mogelijk samen met [slachtoffer] actief waren in het criminele milieu ten tijde van zijn verdwijning. In 2017 zijn de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] als verdachten aangemerkt. Er zijn onder meer verschillende getuigen gehoord en in 2017 is een zogenoemd WOD (Werken Onder Dekmantel)-traject gestart op de verdachte en (korte tijd later) op zijn partner [partner van verdachte ] .
De resultaten van het WOD-traject, in samenhang met ander onderzoek uit 13Beaufort, zijn aanleiding geweest om de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in 2019 aan te houden in verband met de verdenking van de doodslag/moord op [slachtoffer] en het wegmaken van diens stoffelijk overschot. Het onderzoek 13Beaufort heeft niet geleid tot het aantreffen van [slachtoffer] of zijn stoffelijk overschot.
Drugstransport 31 december 2001
Niet ter discussie staat dat [slachtoffer] zich op maandagochtend 31 december 2001 op de luchthaven Schiphol bevond om drugskoerierster [getuige 5] op te halen. [getuige 5] was die dag ingevlogen vanuit Suriname met een partij cocaïne.1.[slachtoffer] werd hierbij, om een eventuele ripdeal te verijdelen, op zijn verzoek onder meer vergezeld door de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte] en de getuige [getuige 6] . De afspraak was dat [getuige 6] [slachtoffer] en de koerierster naar een auto zou brengen. Medeverdachte [medeverdachte] zou het tweetal vervolgens wegbrengen naar de [adres 2] te Amsterdam, terwijl de verdachte in een andere auto achter hen aan zou rijden om bij een eventuele ripdeal tussenbeide te kunnen komen.2.De verdachte heeft deze gang van zaken en zijn rol ter terechtzitting in hoger beroep (opnieuw) bevestigd.3.
Voorts is vast komen te staan dat [slachtoffer] en de koerierster in verband met de aanwezigheid van meerdere rippers op Schiphol, tegen de afspraken in, samen met [getuige 6] in een taxibusje zijn gevlucht richting Eindhoven. Onderweg probeerden de rippers hen tevergeefs klem te rijden op de snelweg, waarna de taxichauffeur de politie belde en parkeerde bij een tankstation te Breukelen.4.Daar arriveerde ook medeverdachte [medeverdachte] , gewaarschuwd door [slachtoffer] , om de koerierster, inclusief de partij cocaïne, naar de [adres 2] te brengen. De verdachte was daar inmiddels ook al naar onderweg en enige tijd later die dag vertrok ook [slachtoffer] naar de [adres 2] in Amsterdam.5.
6. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft, onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir, gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het medeplegen van de onder 1 tenlastegelegde moord op [slachtoffer] , alsook het medeplegen van het onder 2 tenlastegelegde verbergen en verborgen houden van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] . Daartoe is, samengevat, aangevoerd dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] is overleden, alternatieve doodsoorzaken in alle redelijkheid kunnen worden uitgesloten en het dossier voldoende redengevend bewijs bevat voor de betrokkenheid van de verdachte bij de gewelddadige dood van [slachtoffer] . De gedurende het WOD-traject door de verdachte afgelegde bekennende verklaringen zijn bruikbaar voor het bewijs. Hetgeen de verdachte in het kader van het WOD-traject heeft verklaard wordt bovendien ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van de getuige [getuige 3] van 6 juni 2019 ten aanzien van de telefoon die weg moest, OVC-gesprekken tussen de verdachte en zijn vriendin [partner van verdachte ] op hun woonboot, WhatsApp-conversaties tussen de verdachte en undercoveragent ‘Patrick’ en een intakeverslag van GGZ Oost-Brabant uit 2015.
7. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep, onder verwijzing naar de op schrift gestelde pleitnotities, op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal van het onder 1 en 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe is – kort samengevat – het volgende betoogd.
Allereerst kan op grond van het dossier niet worden uitgesloten dat [slachtoffer] nog leeft, dan wel op een andere wijze om het leven is gekomen dan door een misdrijf. Het stoffelijk overschot van [slachtoffer] is immers nooit gevonden en het dossier bevat diverse aanwijzingen die wijzen in de richting van een (vrijwillige) verdwijning. Evenmin kan op grond van het dossier worden uitgesloten dat één of meer alternatieve daders verantwoordelijk zijn voor de vermeende dood van [slachtoffer] . De geschetste alternatieve scenario’s zijn in de optiek van de raadsman onvoldoende onderzocht.
Met betrekking tot het WOD-traject heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat dit traject onrechtmatig is ingezet, dat de wijze van uitvoering niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, dat de verkregen resultaten niet bruikbaar zijn als bewijsmiddel en dat de verdachte in het WOD-traject een ‘broodje aap’-verhaal heeft verteld toen hij kennelijk sprak over zijn betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] . In paragraaf 9 zal het hof uitgebreid overwegen omtrent het WOD-traject en hetgeen door de raadsman in dat kader is aangevoerd.
Verder is betoogd dat de verklaringen van de getuigen [getuige 3] en [getuige 2] van het bewijs dienen te worden uitgesloten, omdat deze onbetrouwbaar zijn. Tot slot worden de verklaringen van de verdachte in de opvatting van de raadsman niet gestaafd door andere (betrouwbare) bewijsmiddelen, zodat niet is voldaan aan het wettelijk bewijsminimum als bedoeld in artikel 342, tweede lid, Sv.
Ten slotte heeft de verdediging een aantal voorwaardelijke verzoeken gedaan. Het hof zal deze verzoeken later in het arrest nader bespreken.
8. Is [slachtoffer] overleden en zo ja, op welke wijze?
Het hof ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of bewezen kan worden dat [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) is overleden. Nu geen stoffelijk overschot is gevonden, zal het hof deze vraag moeten beantwoorden op grond van de overige feiten en omstandigheden in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting.
Laatste waarneming
Het hof stelt vast dat [slachtoffer] voor het laatst in levenden lijve is gezien op woensdag 2 januari 2002 rond 19:00 uur. Dit was in de woning van de getuige [benadeelde partij 1] , de toenmalige partner van [slachtoffer] . Dat blijkt onder meer uit de getuigenverklaringen van [benadeelde partij 1] en [getuige 7] .6.De getuigen [getuige 6] en [getuige 8] hebben [slachtoffer] die avond telefonisch nog gesproken. [slachtoffer] zou die avond naar zijn zus [getuige 8] gaan, maar is daar nooit verschenen.7.Vanaf dat moment, inmiddels ruim twintig jaar geleden, is [slachtoffer] niet meer gezien en is er niets meer van hem vernomen.
Geen teken van leven sinds 3 januari 2002
Op verschillende afspraken die [slachtoffer] voorafgaand aan zijn vermissing heeft gemaakt, is hij, tegen zijn gewoonte in, zonder afmelding niet verschenen.8.Zo had [slachtoffer] op woensdag 2 januari 2002 rond 22:30 uur telefonisch met de getuige [getuige 6] afgesproken dat zij elkaar de volgende dag om 09:00 uur in Den Haag zouden ontmoeten, maar is hij niet verschenen.9.Evenmin verscheen [slachtoffer] diezelfde dag op een afspraak met de getuige [getuige 9] .10.Ook de afspraak op vrijdag 4 januari 2002 met getuige [benadeelde partij 1] om kleding te kopen werd, zonder kennisgeving hiervan, niet nagekomen.11.
Er hebben na 2 januari 2002 geen geldopnames of overschrijvingen van zijn rekeningen plaatsgevonden en evenmin heeft [slachtoffer] na zijn vermissing nog een nieuw paspoort of rijbewijs op zijn naam aangevraagd.12.Ook zijn er geen verklaringen van getuigen die [slachtoffer] persoonlijk kenden waaruit volgt dat zij hem na zijn vermissing nog hebben gezien of op andere wijze contact met hem hebben gehad. Dit terwijl [slachtoffer] een uitgebreide kennissenkring had en er meerdere intieme relaties op na hield.13.Ook met zijn familie (waaronder zijn moeder, halfzus en destijds jonge zoontje) heeft [slachtoffer] nooit meer contact opgenomen.14.
Voorts is op de bekende sociale media geen enkel teken van activiteit gebleken van een persoon genaamd [slachtoffer] .15.
[slachtoffer] in het buitenland?
Het scenario dat [slachtoffer] zou zijn ondergedoken in het buitenland is onderzocht.
Het hof stelt voorop dat [slachtoffer] vanwege zijn vermissing sinds 2002 internationaal gesignaleerd staat (ter zake opsporing van zijn verblijfplaats). Op 13 januari 2022 is de signalering uitgebreid naar een wereldwijde signalering.16.Uit het dossier blijkt niet dat de Nederlandse autoriteiten naar aanleiding van de signalering tot op heden relevante informatie hebben ontvangen.
Met betrekking tot een verblijf van [slachtoffer] in Brazilië is het volgende gebleken. De getuige [getuige 8] heeft verklaard dat zij op enig moment een bericht heeft ontvangen van ene [getuige 10] , de Braziliaanse vriendin van [slachtoffer] .17.[getuige 10] schreef dat zij tot aan de verdwijning van [slachtoffer] een relatie met hem had, [slachtoffer] een huis had gekocht in Brazilië waar zij samen zouden gaan wonen en dat bij het tekenen van het koopcontract een man genaamd ‘ [naam 2] ’ aanwezig was. [getuige 10] verklaarde tevens dat [slachtoffer] in december 2001 naar Nederland is gereisd. [slachtoffer] is nooit teruggekeerd naar Brazilië. Toen [getuige 10] op enig moment naar het huis ging, bleek [naam 2] de eigenaar van de woning te zijn geworden en had hij de sloten veranderd. [getuige 10] heeft verder nooit meer iets van [slachtoffer] vernomen.18.Naar aanleiding van deze informatie is door de Nederlandse autoriteiten een informatieverzoek aan de Braziliaanse autoriteiten gericht. Uit de verkregen informatie blijkt dat uit de in Brazilië beschikbare systemen geen bevestiging kan worden gevonden dat [slachtoffer] in leven is. Voorts is gebleken dat de laatst geregistreerde migratiebeweging van [slachtoffer] in Brazilië een uitreis betrof naar Suriname met vlucht [vluchtnummer] op 9 oktober 2001.19.
Tevens is onderzoek verricht naar een verblijf van [slachtoffer] in Suriname. In dat verband is door [benadeelde partij 1] nagegaan of [slachtoffer] in Suriname nog actieve bankrekeningen had lopen; dit bleek niet het geval. De resultaten van haar onderzoek zijn gedeeld met de politie.20.Naar aanleiding van een informatieverzoek van de Nederlandse autoriteiten gericht aan de Surinaamse autoriteiten is op 21 december 2021 de informatie ontvangen dat [slachtoffer] niet voorkomt in de registers van het Surinaamse Centraal Bureau voor Burgerzaken, [slachtoffer] nimmer de Surinaamse nationaliteit heeft gekregen en dat [slachtoffer] niet voorkomt in de registers van de Surinaamse Vreemdelingendienst.21.Ook heeft [slachtoffer] zijn moeder, die woonachtig is in Suriname, nooit meer opgezocht nadat hij in december (het hof begrijpt: van het jaar 2001) naar Nederland is gegaan.22.
De suggestie van de raadsman dat [slachtoffer] mogelijk nog in andere landen – zoals Colombia of Afrika – zou kunnen verblijven, is onvoldoende gesubstantieerd en wordt door het hof als speculatief terzijde geschoven.
Op grond van het voorgaande sluit het hof het namens de verdachte geschetste scenario, dat [slachtoffer] in het buitenland verblijft, uit.
Tips via Opsporing Verzocht
Ten aanzien van de verklaringen van de getuigen die naar aanleiding van het tv-programma Opsporing Verzocht hebben verklaard dat zij [slachtoffer] mogelijk ná 2 januari 2002 nog hebben gezien, overweegt het hof het volgende. Het hof neemt in aanmerking dat dit waarnemingen betreffen van personen die [slachtoffer] niet persoonlijk kenden, maar hem slechts van een naderhand door hen waargenomen foto meenden te herkennen. Aan dergelijke herkenningen kan over het algemeen minder waarde worden gehecht dan aan een herkenning door iemand die de herkende persoon persoonlijk kent. De waarnemingen van deze getuigen vallen voorts niet te rijmen met de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden. Het hof gaat er derhalve van uit dat deze herkenningen vergissingen betreffen, zodat het hof deze buiten beschouwing zal laten.
Conclusie: [slachtoffer] is niet langer in leven
De genoemde feiten en omstandigheden brengen het hof tot de conclusie dat buiten redelijke twijfel vast staat dat [slachtoffer] niet meer in leven is.
Vervolgens ziet het hof zich gesteld voor de vraag op welke wijze [slachtoffer] is overleden. Nu geen stoffelijk overschot is gevonden, dient ook deze vraag beantwoord te worden op basis van de feiten en omstandigheden zoals deze uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijken.
Doodsoorzaak
Voor zover bekend had [slachtoffer] geen medische klachten of (ernstige) ziektes. Een overlijden om medische redenen was dus niet te verwachten. Ook voor een onverwachte, natuurlijke dood is in het dossier geen enkel aanknopingspunt te vinden. Voor beide gevallen geldt bovendien dat het dan voor de hand had gelegen dat daarvan vanuit het medisch circuit melding zou zijn gedaan aan de familie van [slachtoffer] dan wel aan het Openbaar Ministerie, en er een stoffelijk overschot zou zijn aangetroffen. Hetzelfde geldt voor een scenario waarin [slachtoffer] zou zijn overleden door een ongeval of zelfdoding. Er is niets in het dossier dat daarop wijst.
De doodsoorzaken natuurlijke dood, zelfdoding en ongeval, kunnen op grond van het voorgaande naar het oordeel van het hof in redelijkheid worden uitgesloten. Dit laat, al het voorgaande in acht genomen, slechts de mogelijkheid open dat [slachtoffer] door het handelen van een ander om het leven is gekomen en dat het lichaam met opzet is weggemaakt om onderzoek naar de sporen van dat dodelijke handelen onmogelijk te maken. Daarmee staat buiten redelijke twijfel vast dat [slachtoffer] door het handelen van een ander om het leven is gekomen.
9. Het WOD-traject
9.1.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – samengevat – het volgende aangevoerd. De resultaten van het WOD-traject moeten worden uitgesloten van het bewijs. Er is sprake van schending van artikel 6 EVRM en van onherstelbare vormverzuimen als bedoeld in artikel 359a Sv. Artikel 126j, eerste lid, Sv biedt onvoldoende wettelijke grondslag voor het ingezette traject. Er was onvoldoende verdenking om het traject te starten. Verder is er gehandeld in strijd met het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel, nu er in deze vermissingszaak andere manieren van opsporing voorhanden waren. Voorts is de verdachte feitelijk in een verhoorsituatie gebracht en is zijn verklaringsvrijheid geschonden. De criteria die de Hoge Raad heeft geformuleerd terzake van de zogenaamde ‘mr. Big’-methode in HR 17 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1982 en HR 17 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1983 dienen in deze zaak te worden toegepast.
De verdachte is een kwetsbare man, gebroken door een decennialange harddrugsverslaving. Hij had er alles voor over om weer bij zijn dochter in Thailand te kunnen zijn. Hij moest van € 60,00 per week leefgeld rondkomen en gebruikte dagelijks harddrugs en drank. De verdachte voelde psychische, emotionele en financiële druk in relatie tot undercoveragent ‘Patrick’. Hij was ook fysiek beperkt doordat hij wondroos aan zijn been had en nauwelijks kon lopen. De op de verdachte toegepaste misleiding is te groot. De verdachte verkeerde in de veronderstelling dat hij te maken had met een machtige en gewelddadige criminele organisatie die de beschikking had over corrupte contacten bij de politie, welke contacten informatie zouden kunnen laten verdwijnen, en die zich voorts bezighield met incasso’s, vals geld transacties, handel in bitcoins en witwassen. Undercoveragent ‘ Sammy ’ vertelde aan de verdachte een verhaal over zijn vlucht voor criminelen en vervolgens het onderduiken. De verdachte wilde zich toen ook laten gelden met een stoer verhaal over een vlucht. De undercoveragent ‘ Sammy ’ heeft de verdachte daardoor gemanipuleerd om ook een “vluchtverhaal” te vertellen en undercoveragent ‘Patrick’ heeft de verdachte zijn “bekennende verklaring” volledig voorgekauwd.
Het traject heeft 16 maanden geduurd en was erg intensief met talloze fysieke en telefonische contacten tussen de verdachte, zijn vriendin [partner van verdachte ] en de undercoveragenten. Het traject begon sociaal, maar later is de verdachte (criminele) klussen gaan uitvoeren en kwam hij in een ondergeschikte houding ten opzichte van undercoveragent ‘Patrick’ terecht. De verdachte trad toe tot zijn criminele organisatie en moest klusjes voor hem doen, waarbij hij moest wedijveren met undercoveragent ‘ Sammy ’. De undercoveragent ‘Patrick’ heeft de verdachte gedurende een langere tijd gefêteerd middels dure etentjes, het geven van geschenken, leningen en cashgeld voor klusjes. Daarnaast heeft hij de verdachte lekker gemaakt met allerlei beloftes en toezeggingen over financiële beloningen.
De verdachte werd financieel geïsoleerd omdat undercoveragent ‘Patrick’ hem verbood om voor anderen wietklussen te doen. Het einddoel dat de verdachte voor ogen had was de functie op de boot in Portugal waarmee hij vals geld kon vervoeren, waardoor hij rijk zou worden en zou kunnen verhuizen naar Cambodja om daar samen met zijn dochter te kunnen zijn. De verdachte had ook geld nodig voor zijn drugs. Er zijn diverse financiële toezeggingen gedaan aan de verdachte die zien op grote geldbedragen voor een restaurant in Cambodja, terwijl hem later is toegezegd dat hij “bakken met geld” kon gaan verdienen in Portugal door vanaf Albufeira met een boot vals geld te gaan vervoeren. Ten tijde van de vermeende “bekentenis gesprekken” werd de verdachte de baan op de boot met vals geld voorgehouden en undercover ‘Patrick’ hield hem de positieve en negatieve consequenties voor indien hij opheldering gaf over het vermeende om het leven brengen van [slachtoffer] . De mate van opheldering geven, koppelde undercover ‘Patrick’ aan de vraag of de verdachte wel of niet mee mocht gaan naar Portugal.
De verslaglegging door de undercoveragenten is onduidelijk en onvoldoende nauwkeurig terwijl het drankgebruik van undercoveragent ‘Patrick’ afdoet aan de betrouwbaarheid van zijn processen-verbaal. Voorts zijn er slechts drie gesprekken opgenomen. Aldus is controle op het gehele WOD-traject onvoldoende mogelijk en is niet na te gaan wat er precies over Cambodja en Portugal is besproken.
Indien het hof oordeelt dat er geen sprake is van een schending van de verklaringsvrijheid en dat de resultaten van het WOD-traject voor het bewijs kunnen worden gebezigd, dan geldt dat de verklaringen van de verdachte ten overstaan van de undercoveragent ‘Patrick’ onbetrouwbaar zijn en om die reden moeten worden uitgesloten van het bewijs. De toepassing van de ‘Mr Big’-methode of een variant daarop vergroot de kans op valse bekentenissen. De verdachte heeft een ‘broodje aap’-verhaal verteld, een fantasieverhaal, om indruk te maken op undercoveragent ‘Patrick’ en op die manier met klussen voor hem geld te kunnen verdienen.
9.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat er in het onderhavige WOD-traject, getoetst aan de door de Hoge Raad bij gebruik van de ‘mr. Big’-methode van belang geachte aspecten, geen sprake is van een aantasting van de verklaringsvrijheid van de verdachte. De verklaringen die de verdachte gedurende het WOD-traject tegenover de undercoveragenten heeft afgelegd zijn geen ‘broodje aap’-verhaal en deze verklaringen zijn alle bruikbaar voor het bewijs.
Mocht het hof voor wat betreft de onderwerpen Cambodja en Portugal evenals de rechtbank tot de conclusie komen dat de verslaglegging onvoldoende nauwkeurig is, dan vordert het Openbaar Ministerie dat de undercoveragenten A-4083 (‘Patrick de Ridder’) en A-4156 (‘ Sammy ’), alsmede de begeleiders B-2784, B-2785 en B-2844 worden gehoord als getuigen.
9.3.
Overwegingen van het hof met betrekking tot het verloop van het WOD-traject
9.3.1.
Inleiding
In de onderhavige zaak is een traject van stelselmatige informatie-inwinning (WOD-traject) toegepast. Het hof dient te oordelen of dit WOD-traject rechtmatig is geweest en of de gedurende dit traject door de verdachte afgelegde verklaringen kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
Kort samengevat is het WOD-traject als volgt verlopen. Op 27 oktober 2017 vindt de eerste ontmoeting plaats tussen enerzijds de undercover agent ‘Sanne’ (A-4084) en anderzijds [partner van verdachte ] en de verdachte. Dit is op een kunstbeurs in Eindhoven, waar [partner van verdachte ] een stand heeft en schilderijen verkoopt. ‘Sanne’ spreekt [partner van verdachte ] aan over haar kunst en raakt verder met haar in gesprek. Ook de verdachte komt erbij. ‘Sanne’ zegt [partner van verdachte ] toe dat ze contact met haar zal opnemen over een schilderij. Op 29 januari 2018 (na telefonisch een afspraak te hebben gemaakt) gaan ‘Sanne’ en undercover agent ‘Patrick’ (A-4083), die zich voordoen als een stel, naar de woonboot van [partner van verdachte ] en treffen daar ook de verdachte. ‘Patrick’ en ‘Sanne’ kopen een schilderij van [partner van verdachte ] en hebben sociale gesprekken met de verdachte en [partner van verdachte ] . Vervolgens zijn ‘Patrick’ en ‘Sanne’ deel gaan uitmaken van het leven van de verdachte en [partner van verdachte ] . ‘Patrick’ heeft zich voorgedaan als een succesvol persoon in de maritieme wereld, die veel (legaal) aan het werk was, ook in het buitenland. Daarnaast heeft hij de verdachte verteld over het smokkelen van grote hoeveelheden vals en niet-vals geld (verklaring van A-4083 – ‘Patrick’ – bij de rechter-commissaris op 28 februari 2020). De verdachte is ook klussen gaan uitvoeren voor ‘Patrick’. Na verloop van tijd heeft de verdachte tegenover ‘Patrick’ verklaringen afgelegd over zijn betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten, laatstelijk op 24 januari 2019.
9.3.2.
Wettelijk kader en wetsgeschiedenis
Art. 126j, eerste lid, Sv luidt thans als volgt:
“In geval van verdenking van een misdrijf kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek bevelen dat een opsporingsambtenaar als bedoeld in de artikelen 141, onderdelen, b, c en d, en 142, zonder dat kenbaar is dat hij optreedt als opsporingsambtenaar, stelselmatig informatie inwint over de verdachte.”
Over de bevoegdheid tot het stelselmatig inwinnen van informatie is in de memorie van toelichting (Kamerstukken II 1996/97, 25 403, nr. 3, p. 34-35) het volgende te lezen:
“In artikel 126j wordt voorgesteld te regelen dat de officier van justitie bevoegd is te bevelen dat een opsporingsambtenaar in het belang van het onderzoek stelselmatig informatie inwint over de verdachte, zonder dat kenbaar is dat hij optreedt als opsporingsambtenaar. In de praktijk is het niet ongebruikelijk dat een opsporingsambtenaar onder een andere identiteit, dus undercover, stelselmatig informatie over een verdachte inwint, teneinde informatie of bewijsmateriaal te verzamelen. Een opsporingsambtenaar kan dit doen door stelselmatig in de omgeving van de verdachte te verkeren en aan activiteiten en gesprekken deel te nemen, waaraan ook de verdachte of personen uit de directe omgeving van de verdachte deelnemen. (...) Bij deze vorm van opsporing kan dus, evenals bij infiltratie, niet alleen de privacy van de betrokken burgers in het geding zijn, maar kan tevens sprake zijn van misleiding: de burger weet niet dat de persoon met wie hij van doen heeft, een vertegenwoordiger van de overheid is. (...) Deze bevoegdheid is alleen toegestaan ter opsporing van misdrijven.
De bevoegdheid tot het undercover stelselmatig inwinnen van informatie omtrent een verdachte onderscheidt zich van de politiële infiltrant doordat niet wordt deelgenomen of meegewerkt aan een groep van personen of een georganiseerd verband waarbinnen misdrijven worden beraamd of gepleegd. De opsporingsambtenaar zal dan ook niet deelnemen aan het plegen of beramen van misdrijven. Aan de bevoegdheid zijn daarom minder risico's verbonden dan aan de infiltratie. Daarom is zij aan minder strenge voorwaarden gebonden. Het onderscheid met de stelselmatige observatie is daarin gelegen dat de opsporingsambtenaar uitdrukkelijk tot opdracht heeft om op zodanige wijze aanwezig te zijn in de omgeving van de verdachte, dat de verdachte of personen uit de directe omgeving van de verdachte met hem contacten onderhouden zonder dat zij weten dat zij met een opsporingsambtenaar van doen hebben. De opsporingsambtenaar observeert dus niet alleen, maar interfereert actief in het leven van de verdachte. Hij gaat daarbij verder dan alleen waarnemen of luisteren. Gelet op de stelselmatigheid waarmee dit kan gebeuren, kan deze bevoegdheid een inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte.”
In dit verband is verder van belang hetgeen in genoemde memorie van toelichting is opgemerkt met betrekking tot de in de art. 126h en 126p Sv geregelde politiële infiltratie, welke samenhang vertoont met de in art. 126j Sv gegeven bevoegdheid (Kamerstukken II 1996/97, 25 403, nr. 3, p. 30):
“Een bijzonder aspect bij de bevoegdheid tot infiltratie is, evenals bij de hierna te bespreken bevoegdheid tot het stelselmatig undercover inwinnen van informatie, dat het zich kan voordoen, en deels zelfs onvermijdelijk zal zijn, dat de opsporingsambtenaar in gesprek komt met een verdachte. Voor alle duidelijkheid zij opgemerkt dat een dergelijk gesprek belangrijk verschilt van een verhoor. De verdachte wordt namelijk niet ‘als verdachte’ gehoord (artikel 29 Wetboek van Strafvordering). Op hem wordt niet de druk gelegd, die kenmerkend is voor de verhoorsituatie. Die druk is, doordat de opsporingsambtenaar niet als zodanig herkenbaar is, afwezig. Het feit dat de opsporingsambtenaar undercover optreedt brengt met zich mee dat hij niet zijn bevoegdheden jegens burgers kan uitoefenen, die hem normaal gesproken toekomen. Hij mag dus ook geen verhoor afnemen. De cautie, die de verdachte erop attendeert dat hij niet aan de op hem uitgeoefende druk hoeft toe te geven, is hier dan ook niet aan de orde.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens stelt in zijn uitspraken over de verklaringsvrijheid van de verdachte eveneens de op de verdachte uitgeoefende druk centraal (vgl. recentelijk Case of Saunders v. the United Kingdom, 17 december 1996, nr. 43/1994/490/572). Die nu zal, zoals gezegd, bij toepassing van deze bevoegdheid gewoonlijk afwezig zijn. Het probleem in de situatie als geschetst is niet de vrijheid van de verdachte ten opzichte van de opsporingsambtenaar om niet te verklaren, maar de schending van het vertrouwen van de verdachte door de opsporingsambtenaar. De verdachte zal niet verwachten dat de informatie die hij prijs geeft, wordt gebruikt voor opsporingsdoeleinden. De opsporingsambtenaar misleidt de verdachte.”
9.3.3.
De Hoge Raad en de ‘Mr. Big’-methode
Op 17 december 2019 heeft de Hoge Raad een tweetal arresten gewezen met betrekking tot de op artikel 126j, eerste lid, Sv gebaseerde, zogenaamde ‘Mr. Big’-methode (ECLI:NL:HR:2019:1982 en 1983). Kenmerkend voor deze methode is dat door opsporingsambtenaren, zonder dat kenbaar is dat zij als zodanig optreden, binnen het verband van een gefingeerde criminele organisatie het vertrouwen van een verdachte wordt gewonnen, waarna hem in het kader van die organisatie voordelen in het vooruitzicht worden gesteld als hij een (bekennende) verklaring aflegt tegenover ‘de grote baas’ omtrent zijn betrokkenheid bij een bepaald strafbaar feit. De Hoge Raad heeft overwogen (zie ECLI:NL:HR:2019:1983):
“5 Beoordeling van het eerste middel
Het middel komt onder meer op tegen de verwerping van het verweer dat art. 126j Sv niet een toereikende wettelijke grondslag vormt voor de inzet van de opsporingsmethode die in het onderhavige geval is toegepast, en dat het optreden van de opsporingsambtenaren heeft geleid tot een inbreuk op zijn verklaringsvrijheid.
Algemene uitgangspunten
In zijn arrest van 9 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN9195, heeft de Hoge Raad het volgende overwogen naar aanleiding van de vraag naar de toelaatbaarheid van het stelselmatig inwinnen van informatie door een opsporingsambtenaar ingeval een verdachte voorlopig gehecht is, terwijl die opsporingsambtenaar zich onder een andere identiteit, dus zonder dat voor de verdachte kenbaar is dat hij optreedt als opsporingsambtenaar, bevindt in de omgeving van de verdachte op de plaats waar deze is ingesloten:
“5.4 Mede in het licht van de wetsgeschiedenis biedt art. 126j Sv een voldoende duidelijke en voorzienbare wettelijke grondslag als bedoeld in art. 8 EVRM voor het stelselmatig inwinnen van informatie waarbij een opsporingsambtenaar, zonder dat kenbaar is dat hij als zodanig optreedt, onder een andere identiteit in de omgeving van de verdachte verkeert en, met schending van diens vertrouwen, met de verdachte in contact komt.
Uit de ontstaansgeschiedenis van die bepaling en van de titel waarin zij is opgenomen volgt dat daaronder ook is begrepen het inwinnen van informatie door contacten met de verdachte zelf, terwijl tekst noch geschiedenis van die bepaling steun biedt aan de opvatting dat een dergelijk inwinnen van informatie op voorhand is uitgesloten ten aanzien van een verdachte die zich in voorlopige hechtenis bevindt.
Het vorenoverwogene neemt niet weg dat toepassing van art. 126j Sv ten aanzien van een voorlopig gehechte verdachte licht het gevaar in zich bergt dat de verdachte op zodanige wijze feitelijk komt te verkeren in een verhoorsituatie waarbij de waarborgen van een formeel verhoor door een politiefunctionaris ontbreken, dat aldus verklaringen worden verkregen die in strijd met de in art. 29, eerste lid, Sv tot uitdrukking gebrachte en in art. 6, eerste lid, EVRM besloten liggende verklaringsvrijheid van de verdachte zijn afgelegd. Gelet daarop zal vooreerst bij de toetsing van een zodanige toepassing van art. 126j Sv aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit uitgangspunt moeten zijn dat die toepassing eerst in aanmerking komt als de bijzondere ernst van het misdrijf zulks rechtvaardigt en andere wijzen van opsporing redelijkerwijs niet voorhanden zijn.
Indien aan voornoemd uitgangspunt is voldaan, kan de rechter voor de vraag komen te staan of informatie van de verdachte niet in strijd met voormelde bepalingen is verkregen. De beantwoording van die vraag hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij komt onder meer betekenis toe aan de proceshouding die de verdachte met betrekking tot de strafbare feiten waarvan hij wordt verdacht heeft ingenomen en hetgeen zich in het voorbereidend onderzoek voor en gedurende de periode waarin de informant optreedt heeft afgespeeld, de aard en intensiteit van de door de informant ondernomen activiteiten jegens de verdachte, de mate van druk die daarvan jegens de verdachte kan zijn uitgegaan en de mate waarin de handelingen en gedragingen van de informant tot de desbetreffende verklaringen van de verdachte hebben geleid (vgl. EHRM 5 november 2002, Appl. nr. 48539/99, Allan v. The United Kingdom, NJB 2003, p. 80, nr. 2).
Zowel in het geval dat de rechter bevindt dat de hier bedoelde toepassing van art. 126j Sv niet strookt met de daaraan op grond van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit te stellen eisen, als in het geval dat de rechter bevindt dat die toepassing wel aan die eisen voldoet, maar tot het oordeel komt dat de verklaringen van de verdachte in strijd met zijn verklaringsvrijheid zijn afgelegd, past daarop in de regel slechts uitsluiting van het bewijs van die verklaringen.”
Deze overwegingen zijn, in het bijzonder waar het gaat om de in art. 29, eerste lid, Sv tot uitdrukking gebrachte en in art. 6, eerste lid, EVRM besloten liggende verklaringsvrijheid, tevens van belang in gevallen als de onderhavige, die hierdoor worden gekenmerkt dat door een of meer opsporingsambtenaren, zonder dat kenbaar is dat zij als zodanig optreden, binnen het verband van een gefingeerde criminele organisatie het vertrouwen van een niet-gedetineerde verdachte wordt gewonnen, waarna hem in het kader van die organisatie voordelen in het vooruitzicht worden gesteld als hij een (bekennende) verklaring aflegt omtrent zijn betrokkenheid bij een bepaald strafbaar feit. Ook bij de uitvoering van zo een operatie bestaat immers het gevaar dat de verdachte feitelijk in een verhoorsituatie terechtkomt waarbij de waarborgen van een formeel verhoor door een politiefunctionaris ontbreken en verklaringen worden verkregen die in strijd met de verklaringsvrijheid van de verdachte zijn afgelegd.Ook in deze gevallen moet daarom worden beoordeeld of de in het kader van zo een operatie door de verdachte afgelegde verklaring niet is verkregen in strijd met zijn verklaringsvrijheid. Voor die beoordeling of de verklaringsvrijheid van de verdachte in zo een geval is aangetast, is in bijzonder van belang het verloop van het opsporingstraject, de eventueel reeds door de verdachte ingenomen proceshouding met betrekking tot de strafbare feiten waarvan hij wordt verdacht, de mate van (psychische) druk die in dat traject op de verdachte is uitgeoefend, de mate en de wijze van binnen dat traject toegepaste misleiding van de verdachte en de bemoeienis die opsporingsambtenaren hebben gehad met de inhoud van (wezenlijke onderdelen van) de door de verdachte afgelegde verklaring. Bij deze beoordeling is voorts van belang de duur en intensiteit van dat traject, de strekking en frequentie van de contacten met de verdachte zelf en de in het vooruitzicht gestelde positieve of negatieve consequenties als de verdachte wel of juist geen opheldering geeft over bepaalde zaken.Bij deze beoordeling dient de rechter, naast het feitelijke optreden van de opsporingsambtenaren jegens de verdachte, tevens acht te slaan op de wettelijke grondslag waarop het optreden van de opsporingsambtenaren heeft plaatsgevonden, en in het geval dat het optreden is gebaseerd op een bevel tot het stelselmatig inwinnen van informatie als bedoeld in art. 126j Sv, in het bijzonder op de inhoud van dat bevel waar het gaat om de wijze waarop aan dat bevel uitvoering wordt gegeven, alsmede de eventueel nader aan dat bevel verbonden voorwaarden die verband houden met het verkrijgen van een verklaring van de verdachte.Teneinde de rechter in staat te stellen een en ander te kunnen beoordelen, is van groot belang dat hij inzicht heeft in het concrete verloop van de uitvoering van de opsporingsmethode en de interactie met de verdachte die daarbij heeft plaatsgevonden. Mede met het oog daarop is een voldoende nauwkeurige verslaglegging aangewezen, door naleving van de wettelijke eisen met betrekking tot de inhoud van het bevel waarop het optreden van opsporingsambtenaren berust alsook de in art. 152 Sv bedoelde verplichting van de opsporingsambtenaar tot het opmaken van proces-verbaal en de in art. 126aa Sv en art. 149a Sv omschreven verplichtingen tot voeging van processtukken. Deze verslaglegging dient inzicht te geven in het verloop van de uitvoering van de opsporingsmethode over de gehele periode waarin deze is ingezet, en in het bijzonder een voldoende nauwkeurige weergave van de communicatie met de verdachte te omvatten. Naast verslaglegging door middel van verbalisering ligt het in de rede dat, voor zover dat bij de uitvoering van het opsporingstraject mogelijk is, die communicatie auditief of audiovisueel wordt geregistreerd. Voor die registratie is een bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie, zoals bedoeld in art. 126l Sv, vereist.
Indien de rechter oordeelt dat binnen het onder 5.2.2 aangeduide opsporingstraject verklaringen van de verdachte in strijd met zijn verklaringsvrijheid zijn afgelegd, past daarop in de regel slechts uitsluiting van het bewijs van die verklaringen.Indien de rechter voor het bewijs wel gebruikmaakt van die verklaringen, moet hij motiveren waarom dit gebruik in het licht van het onder 5.2.2 weergegeven beoordelingskader toelaatbaar is en dient hij voorts ervan blijk te geven – op grond van de concrete omstandigheden van het geval – zelfstandig de betrouwbaarheid van de verklaringen te hebben onderzocht. De rechter toetst dan ook voor het overige de rechtmatigheid van de wijze van opsporing jegens de verdachte, onder meer met betrekking tot de vraag of het optreden door de opsporingsambtenaren in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.”
De Hoge Raad heeft in deze jurisprudentie geoordeeld dat art. 126j, eerste lid, Sv een voldoende wettelijke basis biedt voor een vorm van stelselmatig inwinnen van informatie in een ‘Mr. Big’-traject of een traject dat hier elementen van vertoont. Verder heeft de Hoge Raad een toetsingskader uiteengezet om te beoordelen of een dergelijk traject rechtmatig is verlopen en of de door een verdachte gegeven informatie niet in strijd met zijn verklaringsvrijheid is verkregen.
Naar het oordeel van het hof is in de onderhavige zaak geen sprake van een methode die zonder meer kwalificeert als ‘Mr. Big’, maar vertoont het traject wel kenmerken daarvan. Ook bij een operatie als de onderhavige bestaat het gevaar dat de verdachte feitelijk in een verhoorsituatie terecht komt, waarbij de waarborgen van een formeel politieverhoor ontbreken en verklaringen worden verkregen die in strijd met de verklaringsvrijheid van de verdachte zijn afgelegd. Het hof zal de vraag naar de toelaatbaarheid van de inzet van het WOD-traject en de vraag of inbreuk is gemaakt op de verklaringsvrijheid van de verdachte dan ook beoordelen langs de lijn van het door de Hoge Raad ontwikkelde toetsingskader.
9.3.4.
Het verloop van het WOD-traject
Bevelen als bedoeld in art. 126j Sv en de uitvoering van het traject
Op 23 augustus 2017 is door de politie een bevel stelselmatige informatie-inwinning aangevraagd bij de officier van justitie, welke aanvraag als volgt is gemotiveerd:
“Sinds januari 2002 wordt voornoemde [slachtoffer] onder verdachte omstandigheden vermist. In die periode werd door een vrouw, genaamd [benadeelde partij 1] , aangifte gedaan van zijn vermissing. [benadeelde partij 1] had een relatie met [slachtoffer] , die de vader was van haar zoon. Volgens [benadeelde partij 1] was [slachtoffer] op woensdag 2 januari 2002 omstreeks 19.15 uur vertrokken, waarbij hij aangaf zo weer terug te zijn. Sinds die tijd ontbrak echter elk spoor van hem en kregen zowel [benadeelde partij 1] , als de familieleden van [slachtoffer] op geen enkele wijze meer contact met hem. Dit was volgens [benadeelde partij 1] zeer ongebruikelijk. In de loop van de jaren is er bij de politie informatie binnen gekomen, waaruit valt op te maken dat [slachtoffer] vermoedelijk door misdrijf om het leven is gebracht en dat zijn lichaam vermoedelijk is begraven in de kelderruimte van een woning aan de [adres 3] in België. Onder verwijzing van het opgemaakte proces-verbaal van verdenking met nummer [nummer 1] , kan in deze zaak als verdachte terzake artikel 287 / artikel 289 Wetboek van Strafrecht worden aangemerkt:
Naam [hof: verdachte]
Als tweede verdachte kan worden aangemerkt:
Naam: [medeverdachte] (…)
Rechtshulpverzoeken België:
Er zijn inmiddels 3 rechtshulpverzoeken naar de autoriteiten te België verstuurd. (…) De
verwachting is dat de Belgische autoriteiten zullen instemmen met het uitvoeren van een
doorzoeking.
Motivatie aanvraag stelselmatige informatie inwinning
Gezien het lange tijdsverloop sinds de verdwijning van [slachtoffer] , acht het onderzoeksteam het zeer onwaarschijnlijk dat de verdachten spontaan over deze gebeurtenis zullen gaan communiceren of op welke andere wijze dan ook handelingen zullen verrichten, betrekking hebbend op de verdwijning van [slachtoffer] . Het onderzoek te [adres 3] in België zou echter bij de verdachten dusdanig veel "reuring" kunnen veroorzaken, dat zij hierover wel met elkaar of met anderen zullen gaan spreken of handelingen zullen gaan verrichten. Deze reuring zou eventueel met opzet bij de verdachten kunnen worden bewerkstelligd door het uitdelen van een gerichte trigger". Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan uitgebreide media-aandacht voor de doorzoeking. De strategie van het onderzoeksteam bestaat er uit om tijdens en na dit reuring-moment uitgebreide controle over de verdachten te bewerkstelligen, door middel van de inzet van diverse bijzondere opsporingsbevoegdheden, zoals telefoontaps, direct afluisteren en observatie. Gezien de zwaarte van de verdenking en het eerder genoemde tijdsverloop is het echter voorstelbaar dat de verdachten ook na het reuring-moment nog terughoudend zullen zijn in hun gedrag, waardoor de inzet van deze bevoegdheden mogelijk niet het beoogde resultaat zal opleveren. Het is hierdoor van belang dat een opsporingsambtenaar zich, voor, tijdens en na het reuring-moment, in de vertrouwenskring van de verdachte beweegt, in het kader van het traject "stelselmatige informatie inwinning", teneinde mogelijk in een meer vertrouwelijke setting informatie over de verdachte in te winnen en bewijs te verzamelen.”
Op 24 augustus 2017 is ten aanzien van de verdachte door de officier van justitie een bevel stelselmatige informatie-inwinning afgegeven in verband met de verdenking dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord dan wel doodslag op [slachtoffer] . Daarin is bepaald dat de wijze waarop uitvoering aan het bevel wordt gegeven als volgt is: “zonder dat kenbaar is dat hij optreedt als opsporingsambtenaar, stelselmatig informatie inwint over de verdachte, teneinde bewijs te verzamelen in het onderzoek naar de ontvoering/moord/doodslag van de vermiste [slachtoffer] .” Het bevel is afgegeven voor een periode van maximaal 3 maanden, ingaande vanaf de datum van de eerste daadwerkelijke inzet van de opsporingsambtenaar.
De officier van justitie heeft op van 25 oktober 2017 de volgende uitbreiding van het bevel stelselmatige informatie-inwinning afgegeven: “Dat opsporingsambtenaren door stelselmatig in de omgeving van de verdachte te verkeren en/of aan activiteiten en gesprekken deelnemen waaraan ook de verdachte of [partner van verdachte ] als genoemd of andere personen in zijn directe omgeving deelnemen”.
Het bevel is vervolgens vanaf de eerste inzet (die op 27 oktober 2017 was) telkens tijdig verlengd, laatstelijk op 7 februari 2019.
Verantwoording
In het op 18 mei 2019 opgemaakte proces-verbaal van relaas van het team WOD (nummer [nummer 2] , ongenummerde pagina’s in WOD-dossier) staat het volgende opgenomen:
“Wij, begeleiders B-2784, B-2785 en B-2844, als zodanig ingeschreven bij het Team Operationeel Support, werkzaam bij het team Werken Onder Dekmantel, afdeling Afgeschermde Operaties, Dienst Landelijke Operationele Samenwerking van de Landelijke Eenheid, verklaren hierbij het volgende;
Voorbesprekingen:
Op vrijdag 12 mei 2017 is er een 1e overleg geweest tussen de politie teamleiders van onderzoek 13-Beaufort, [teamleider 1] en [teamleider 2] , de Officier van Justitie Mr. [officier van justitie] en begeleiders van het team Werken onder Dekmantel.
Doelstelling:
Tijdens dit overleg is de doelstelling van 13-Beaufort als volgt geformuleerd:
• Informatie verzamelen omtrent de mogelijke betrokkenheid van [verdachte] en [medeverdachte] bij de vermissing c.q. mogelijk onnatuurlijke dood van [slachtoffer] .
Afgifte bevelen:
Naar aanleiding van de voorbespreking ten behoeve van de inzet, is door het onderzoeksteam een proces-verbaal, waarin de inzet van de bijzondere opsporingsbevoegdheid, welke het inzetten van de Unit Werken Onder Dekmantel rechtvaardigde, opgemaakt en aangevraagd. Daarop is door de Officier van Justitie Mr. [officier van justitie] van het Parket te Amsterdam onder parketnummer [parketnummer] het bevel stelselmatige inwinning van informatie (art. 126j Sv) afgegeven contra de verdachte:
Naam [verdachte]
(…)
Ingezette ambtenaren:
De in dit onderzoek betrokken politionele informatie inwinners zijn opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 141 onder b van het Wetboek van Strafvordering, opgeleid tot politieel infiltrant en als zodanig ingeschreven bij het Team Operationeel Support, werkzaam bij het team Werken Onder Dekmantel, afdeling Afgeschermde Operaties, Dienst Landelijke Operationele Samenwerking van de Landelijke Eenheid.
Begeleiding:
Gedurende de uitvoering van het eerder genoemde bevel werden de ingezette opsporingsambtenaren begeleid door begeleiders van het team Werken Onder Dekmantel, allen opgeleid tot begeleider en als zodanig ingeschreven bij genoemd Team Operationeel Support.
Periodiek overleg:
In de periode van onderzoek is er regelmatig overleg geweest tussen begeleiders van het team Werken Onder Dekmantel, de Officier van Justitie mr. [officier van justitie] en het onderzoeksteam. Tijdens dit overleg zijn continue afspraken gemaakt over de voortgang van het traject stelselmatige informatie inwinning.
(…)
WhatsApp contact:
Gedurende het onderzoek is door A-4083 en A-4084 via WhatsApp contact onderhouden met [verdachte] en [partner van verdachte ] . Van de inhoud van deze Whatsapp-gesprekken is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. Een chronologische weergave van deze gesprekken is als bijlage bij dit dossier gevoegd.
Chronologische weergaven van inzetten:
• Op vrijdag 27 oktober 2017 heeft de politiële informatie inwinner A-4084, contact gehad met [partner van verdachte ][partner van verdachte ] , de vriendin van [verdachte] en met [verdachte] zelf. Hierbij zijn telefoonnummers uitgewisseldtussen A-4084 en [partner van verdachte ] ;
• In de periode van medio december 2017 tot 12 januari 2018 zijn [verdachte] en [partner van verdachte ] opvakantie geweest naar Cambodja.
• Op 22 januari 2018 is er telefonisch contact geweest tussen A-4084 en [partner van verdachte ] ;
• Op 29 januari 2018 is er een bezoek gebracht door A-4084 en A-4083 aan [partner van verdachte ] en [voornaam verdachte] ;
• Op 6 februari 2018 is er een bezoek gebracht door A-4084 en A-4083 aan [partner van verdachte ] en [voornaam verdachte] , hierbij is eenschilderij gekocht en zijn telefoonnummers uitgewisseld tussen A-4083 en [voornaam verdachte] ;
• Op 23 februari 2018 is er app en telefonisch contact geweest tussen A-4083 en [voornaam verdachte] , hierbij is een afspraakgemaakt over het aanstaande bezoek door [voornaam verdachte] en [partner van verdachte ] aan de woning van A-4083;
• Op 2 maart 2018 zijn [voornaam verdachte] en [partner van verdachte ] op bezoek geweest in de woning van A-4083 en A-4084;
• Op 20 maart 2018 is A-4083 op bezoek geweest in de woning van [voornaam verdachte] en [partner van verdachte ] ;
• Op 27 maart 2018 zijn A-4083 en A-4084 op bezoek geweest in de woning van [voornaam verdachte] en [partner van verdachte ] ;
• Op 12 april 2018 is A-4083 samen met [voornaam verdachte] op stap geweest en heeft later contact gehad met A-4130.
• Op 9 mei 2018 is A-4083 op bezoek geweest bij [voornaam verdachte] en [partner van verdachte ] en aansluitend uit eten geweest.
• Op 6 juni 2018 is A-4083 op bezoek geweest bij [voornaam verdachte] en [partner van verdachte ] .
• Op 14 juni 2018 zijn A-4083 en A-4084 gezamenlijk met [voornaam verdachte] en [partner van verdachte ] uit eten geweest in Amsterdam.
• Op 13 juli 2018 heeft A-4083 de twee schilderijen gekocht en gesproken over een eventuelesamenwerking tussen A-4083 en [voornaam verdachte] .
• Op 8 augustus 2018 is A-4083 op bezoek geweest bij [voornaam verdachte] en [partner van verdachte ] .
• Op 21 september 2018 is A-4083 samen met [voornaam verdachte] op stap geweest en heeft [voornaam verdachte] contact gehad met A-4156.
• Op 27 september 2018 heeft [voornaam verdachte] aan A-4083 verklaard over zijn betrokkenheid bij de moord c.q.verdwijning van [slachtoffer] .
• Op 10 oktober 2018 zijn A-4083 en A-4084 bij [voornaam verdachte] en [partner van verdachte ] op bezoek geweest.
• Op 16 oktober 2018 heeft [voornaam verdachte] aan A-4083 nogmaals verklaard over de moord op [slachtoffer] .
• Op 1 november 2018 is A-4083 samen met [voornaam verdachte] op stap geweest en heeft [voornaam verdachte] hierbij contact gehad metA-4165.
• Op 6 december 2018 is A-4083 op bezoek geweest bij [voornaam verdachte] .
• Op 19 december 2018 zijn A-4083 en A-4084 met [voornaam verdachte] en [partner van verdachte ] uit eten geweest.
• Op 11 januari 2019 is A-4083 met [voornaam verdachte] op stap geweest en heeft [voornaam verdachte] hierbij contact gehad met A-4156 enA-4180.
• Op 24 januari 2019 heeft A-4083 [voornaam verdachte] geconfronteerd met het feit dat zijn naam in een politie-onderzoekvoorkwam.
• Op 26 februari 2019 hebben A-4156 en A-4196 [voornaam medeverdachte] [medeverdachte] bezocht en hem bevraagd over het genoemdefeit.
• Op 26 februari 2019 is A-4084 bij [partner van verdachte ] op bezoek geweest.
De laatste inzet heeft plaats gevonden op dinsdag 26 februari 2019. Het laatste Whatsapp-verkeer tussen A-4084 en [partner van verdachte ] vond plaats op zondag 3 maart 2019.
Volledigheidshalve verwijzen wij, verbalisanten, naar het bij iedere inzet door de politionele informatie inwinners en de begeleiders afzonderlijk opgemaakte proces-verbaal. Voorafgaand aan en na iedere inzet heeft een briefing c.q. debriefing plaatsgevonden.
Opnemen vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel:
De gesprekken tussen A-4083 en [verdachte] d.d. 27 september 2018, 16 oktober 2018 en 24 januari 2019 zijn onder het bevel opnemen vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel (art. 1261 Sv.) opgenomen. Voor de letterlijke weergave van deze gesprekken verwijzen wij, verbalisanten, naar de
door het onderzoeksteam uitgewerkte geluidsopnames. Een kopie van de audio-opnames zal, na stembewerking, bij dit dossier gevoegd worden.
Opmaak dossier:
In verband met de afscherming en veiligheid kan het voorkomen dat de ondertekening van een proces-verbaal op een later moment heeft plaatsgevonden dan het proces-verbaal is gesloten. Dit blijkt in voorkomend geval uit een latere datum onder de handtekening.”
Handelen en de bevindingen van de opsporingsambtenaren
Hieronder wordt een groot aantal van de ontmoetingen die plaats hebben gevonden beschreven en wordt WhatsApp-verkeer tussen de undercoveragent ‘Patrick’ en de verdachte weergegeven. Deze ontmoetingen staan beschreven in het ongenummerde WOD-dossier en het WhatsApp verkeer is opgenomen in bijlage 2 van het WOD-dossier. Een en ander geeft inzicht in het begin van het traject, het tot stand komen van het contact, de toegepaste misleiding, de onderlinge communicatie, de sfeer en dynamiek tijdens onderling contact en tijdens de ontmoetingen, alsmede het handelen en de uitlatingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder deze handelingen en uitlatingen hebben plaatsgevonden. Daarbij geldt dat de verdachte (uiteindelijk) tijdens drie ontmoetingen heeft gesproken over zijn betrokkenheid bij de dood en het wegmaken van het lijk van [slachtoffer] , namelijk op 27 september 2018, 16 oktober 2018 en op 24 januari 2019. Deze drie gesprekken zijn woordelijk uitgewerkt in processen-verbaal. De gesprekken van 27 september 2018 en 16 oktober 2018 neemt het hof in hun geheel op.
Het traject
De contacten hebben plaatsgevonden in de periode van 27 oktober 2017 tot en met 26 februari 2019, een periode van ongeveer 16 maanden. Uit het WOD-dossier blijkt dat de undercoveragenten voor iedere ontmoeting met verdachte en/of [partner van verdachte ] een concrete opdracht ontvingen van hun begeleiders, B-2784 en B-2785. Van ieder contactmoment (zij het in persoon, telefonisch of via WhatsApp), hebben de undercoveragenten een proces-verbaal opgesteld, waarin een beschrijving is opgenomen van wat met verdachte en/of [partner van verdachte ] besproken en ondernomen is. Dat er sprake zou zijn geweest van meer ontmoetingen en contactmomenten dan gerelateerd, is weliswaar gesteld door de verdediging maar is op geen enkele wijze gebleken.
Uit de processen-verbaal van de undercoveragenten en de verhoren bij de rechter-commissaris leidt het hof af dat het WOD-traject in grote lijnen als volgt is verlopen:
- -
Op 27 oktober 2017 wordt door ‘Sanne’ het eerste contact gelegd met de verdachte op de Dutch Design Beurs te Eindhoven. Daaraan voorafgaand had ‘Sanne’ met [partner van verdachte ] gesproken. [partner van verdachte ] stond op de Dutch Design Beurs met een stand en ‘Sanne’ deed zich voor als geïnteresseerde. Er werd gesproken over de vakantieplannen van ‘Sanne’ naar Vietnam of Cambodja en of [partner van verdachte ] in verband hiermee ook schilderijen op verzoek maakte. [partner van verdachte ] gaf aan dat dit geen probleem was en gaf ‘Sanne’ haar visitekaartje. Verder is er nog gesproken over dat de verdachte en [partner van verdachte ] mogelijk ook op vakantie gingen naar Cambodja.
- -
Op 22 januari 2018 heeft ‘Sanne’ gebeld met [partner van verdachte ] en maakte zij een afspraak om op maandag 29 januari 2018 bij [partner van verdachte ] op de woonboot in [plaats 1] langs te komen om haar kunstwerken te bekijken.
- -
Op 29 januari 2018 waren ‘Sanne’ en ‘Patrick’ te gast op de woonboot van [partner van verdachte ] , waar ook verdachte verbleef. Daar werden de kunstwerken van [partner van verdachte ] bekeken en werd een schilderij aangekocht voor € 1.500,00. Verder werd er onder meer gesproken over de in Thailand woonachtige dochter van verdachte die hij al 11 jaar niet had gezien en dat de verdachte voor softdrugs 2 jaar had vastgezeten in Thailand. [partner van verdachte ] vertelde dat ze samen met de verdachte in Cambodja geweest was en dat ze daar een restaurant hadden gezien dat ze graag wilden overnemen. De prijs die ze daarvoor moesten betalen was € 125.000,00. Ook vertelde [partner van verdachte ] dat ze de dochter van de verdachte in Cambodja hadden getroffen en dat dat heel goed was gegaan.
- -
Op 6 februari 2018 brachten ‘Patrick’ en ‘Sanne’ een bezoekje op de woonboot, om het aangekochte schilderij op te halen. Bij een hapje en een drankje hadden de verdachte en ‘Patrick’ gesprekken van sociale aard die gingen over onder meer Portugal, [plaats 2] waar de verdachte woonde, restaurants en de kachel die intussen was gerepareerd. [partner van verdachte ] gaf aan op de vraag van ‘Sanne’ hoe zij en verdachte het restaurant in Cambodja wilden financieren, dat zij nog geen idee hadden op welke wijze. De verdachte gaf ‘Patrick’ zijn telefoonnummer en hij en [partner van verdachte ] werden uitgenodigd om bij ‘Patrick’ op bezoek te komen in zijn appartement en uit eten te gaan bij de Thai in IJmuiden.
- -
In de periode van 9 februari 2018 tot en met 1 maart 2018 hebben er diverse WhatsApp contacten plaatsgevonden tussen de verdachte en ‘Patrick’ over het gekochte schilderij.
- -
Op 2 maart 2018 bezochten [partner van verdachte ] en de verdachte ‘Patrick’ op “zijn” woonadres in IJmuiden. ‘Sanne’ die elders woonde was daarbij ook aanwezig. Er is over verschillende sociale onderwerpen gesproken en over het feit dat de verdachte geen operatie aan zijn knie kon krijgen omdat de anesthesist geen verdoving durfde te geven wegens het drugsgebruik van de verdachte. Verder is er gesproken over het restaurant in Cambodja dat € 125.000,00 zou kosten. De verdachte en [partner van verdachte ] vertelden zo snel mogelijk naar Cambodja te willen verhuizen om voor de dochter van de verdachte en haar zusje te zorgen. [partner van verdachte ] vertelde dat als ze het geld voor het restaurant niet op korte termijn bij elkaar konden krijgen ze toch naar Cambodja zouden gaan om daar een klein appartement te huren en een heel klein horeca hokje, zodat [voornaam verdachte] kroketten kon maken en verkopen aan de hotels in de buurt. ‘Patrick’ en ‘Sanne’ spraken over het mogelijk investeren in het restaurant in Cambodja, maar daar wel eerst goed over na te willen denken. De verdachte zei dat hij bereid was € 5.000,00 bij elkaar te sprokkelen om de eigenaar van het restaurant te betalen zodat hij het in de tussentijd niet aan een ander zou verkopen. Hij vertelde dat hij het geld nog niet had liggen en nog niet wist hoe hij eraan ging komen maar dat dat hem wel ging lukken. Hij wilde het risico nemen om de € 5.000,00 kwijt te zijn in het geval ‘Patrick’ en ‘Sanne’ toch niet wilden investeren. De verdachte wilde dezelfde week nog afspreken om aan ‘Patrick’ en ‘Sanne’ de foto’s en de filmpjes van het restaurant te laten zien en hun plannen te vertellen over de toekomst van het restaurant.
- In de periode van 3 maart 2018 tot en met 15 maart 2018 is er WhatsApp contact geweest tussen de verdachte en ‘Patrick’ over nieuwe schilderijen en het restaurant in Cambodja. Er werd afgesproken elkaar te zien op 20 maart 2018. Onder meer zijn de volgende berichten uitgewisseld:
“[03-03-18 16:27:50] [voornaam verdachte] : Super gezellig gisteren avond. .. heb geen oog dicht gedaan.. .we zouden graag vd week de foto’s film plan en cijfers laten zien indien mogelijk Groetjes [partner van verdachte ] & [voornaam verdachte]
[03-03-18 16:35:42] ['Patrick'] : Zeker weten, wij vonden t ook gezellig ben ermee bezig en wil alles graag es zien. Effe alles op een rijtje zetten en dan ga je vandeweek zeker horen. Zal alvast op internet kijken. Gr Patrick en Sanne
[03-03-18 16:47:32] [voornaam verdachte] : Ik ga het morgen alle ins en outs op papier zetten
[03-03-18 16:54:57] ['Patrick'] : Ok [voornaam verdachte] ... ik moet t wel.. laten bezinken en goed bekijken allemaal. Nog niet te blij worden hè want anders valt t extra tegen hè gr P
[03-03-18 17:02:011 [voornaam verdachte] : Begrijp ik volkomen Maar ben gemotiveerd
[03-03-18 17:02:36] ['Patrick'] : Top man
[08-03-18 15:45:06] [voornaam verdachte] : Dag Patrick & sanne..kosten plaatje cijfers omzet alles op n rijtje ! [partner van verdachte ] heeft het concept ( versie bijna klaar op de computer .inclusief de statistieken.. mocht je aankomende week tijd hebben komen we het graag presenteren. .met n paar swinkels biertjes.. De eigenaar zou indien er intresse is graag 20 maart n kleine deposit willen ontvangen ter bevestiging. Groet banders gaat hij zn inboedel verkopen ., en dat zou echt jammer zijn groetjes [partner van verdachte ] & [voornaam verdachte] ..
[08-03-18 16:36:39] [voornaam verdachte] : Banders = anders
[08-03-18 16:39:16] [voornaam verdachte] : Siem reap staat wereldwijd als 2 de snelst groeiende toeristen stadBooming
[08-03-18 16:39:32] ['Patrick'] : Hol luitjes, Mooi dat jullie het plan klaar hebben en zijn er benieuwd naar. Ben zelf mijn mogelijkheden aan t bekijken en wordt tijd om bij elkaar te komen voordat de zaak leeg is
[08-03-18 16:39:59] ['Patrick'] : Wordt wel na t weekend. Ben pr dagen druk met klus
[08-03-18 16:40:46] ['Patrick'] : Kijk das goed nieuws
[08-03-18 16:41:14] ['Patrick'] : Had ik niet verwacht v Cambodja
[08-03-18 16:41:44] ['Patrick'] : En t schilderen...lukt t een beetje.
[08-03-18 16:43:29] [voornaam verdachte] : Geen probleem wij hebben het weekend geïnteresseerde mensen over voor [partner van verdachte ] werk Als jullie tijd hebben komen we als n speer naar jullie toe met alle info foto’s en video’s”
- -
Op 20 maart 2018 zijn de verdachte en [partner van verdachte ] thuis bezocht door ‘Patrick’. ‘Patrick’ had met de verdachte en [partner van verdachte ] gesprekken van sociale aard die gingen over schilderijen, over Cambodja, over de knie operatie van de verdachte in mei of juni, over zeilboten overbrengen en over de dochter van de verdachte. ‘Patrick’ zegt tegen de verdachte dat ze elkaar eigenlijk niet kennen en dat het goed zou zijn als ze eens enkele dagen samen op pad zouden gaan. De verdachte gaf aan dit een goed plan te vinden. Verder is er nog gesproken over het restaurant in Cambodja. De verdachte en [partner van verdachte ] toonden een presentatie waarin onder meer het financiële plaatje met betrekking tot de overname van het restaurant in Cambodja was opgenomen. Hieruit bleek dat zij 200.000 dollar nodig hadden om de overname van het restaurant te verwezenlijken. Een bedrag van € 5.000,00 zou zo snel mogelijk betaald moeten worden aan de huidige huurder van het restaurant als zekerheidstelling zodat hij de inboedel van het restaurant niet aan een ander zou verkopen. ‘Patrick’ gaf met betrekking tot de presentatie en het geldbedrag dat nodig zou zijn aan dat hij het moest laten bezinken, dat hij het met een ander moest overleggen en dat hij ze geen valse hoop wilde geven. Over het bedrag van € 5.000,00 heeft ‘Patrick’ gezegd dat ze zich niet door de huidige huurder moeten laten pushen en dat hij volgende week weet of hij dit bedrag aan hen kan lenen. Via WhatsApp werd de presentatie door [partner van verdachte ] ook met ‘Patrick’ gedeeld.
- -
Op 26 maart 2018 heeft de verdachte via WhatsApp contact opgenomen met ‘Patrick’. Hij vroeg naar het gevoel van ‘Patrick’ met betrekking tot de plannen voor de aankoop van het restaurant in Cambodja. Via WhatsApp werd afgesproken elkaar te zien op 27 maart 2018. Onder meer zijn de volgende WhatsApp-berichten uitgewisseld:
“[26-03-18 11:44:35] [voornaam verdachte] : Goedemorgen. , hoe is je gevoel erover Gr [partner van verdachte ] & [voornaam verdachte]
[26-03-18 14:29:38] ['Patrick'] : Hoi [voornaam verdachte] en [partner van verdachte ] , mijn/ons gevoel, is positief hoor maar er zijn wat strubbelingen problemen ivm de tijdsdruk overname restaurant. Maar niet over de tel doen, zoek je
vandeweek op. Laat t weten. Gr P
[26-03-18 14:32:34] [voornaam verdachte] : Thanks voor je antwoord. , maar ff to tje point .ik moet morgen oké geven ivm deposit .anders gaat de inboedel eruit.. Ik hoor graag van je .. De rest is allemaal bespreekbaar
[26-03-18 14:59:14] ['Patrick'] : Deposit geen probleem, onderpand schilderij ofzo maar tijdsdruk voor rest moeten we bespreken. Gr P
[26-03-18 16:41:30] [voornaam verdachte] : Geen probleem moeten we morgen jou kant opkomen. Ivm deposit dan ben je erbij Pffffffffff wtf spannend. ... ik has het de laatste dagen niet meer: maar ben zeer content met je antwoord. . Ik ga met jou toestemming nu de eigenaar bellen dat de deposit eraan komt... Ik hoor graag van je Gr [voornaam verdachte]
[26-03-18 16:52:58] [voornaam verdachte] : Wij komen er Hoe dan ook uit... zegt mijn gevoel
Ieder zn vak ., maar ook iedereen op de juiste plek !!! maakt een goed team sterk.
[26-03-18 17:30:40] ['Patrick'] : Je kan hem bellen maar laat je niet onder druk zetten. Hij heeft geen andere gegadigden vr zijn zaak! Er zijn complicaties die ik mondeling ga toelichten. Morgen middag komen wij effe langs hiervoor. Maak je niet te blij en zorg dat je bij die Fransman meer tijd krijgt. Nog effe geduld morgen zijn jullie wijzer”
- Op 27 maart 2018 ontvingen de verdachte en [partner van verdachte ] ‘Patrick’ en ‘Sanne’ op de woonboot.
Zij bespraken met de verdachte en [partner van verdachte ] hun plannen met betrekking tot de overname van het
restaurant in Cambodja. Hierbij waren zij kritisch over de overnamekosten van de
inventaris, de borg die betaald zou moeten worden, de € 5.000,00 die de huidige huurder
alvast wilde hebben om de inventaris vast te houden, over de druk die de huidige huurder
erop had gezet en over het totale financiële plaatje van het restaurant.
‘Patrick’ en ‘Sanne’ vertelden aan [voornaam verdachte] en [partner van verdachte ] dat zij ze nu niet konden helpen met
de financiering maar dat als ze een ander zouden vinden ze dat zeker moesten doen.
Gedurende het gesprek met alle positieve kritiek gaven [partner van verdachte ] en [voornaam verdachte] aan er nu
op een andere manier tegen aan te kijken. [partner van verdachte ] en [voornaam verdachte] beseften nu dat zij zich niet door
de huurder onder druk moeten laten zetten, zij beter in contact kunnen gaan met de
eigenaar en geen inventaris moeten overnemen omdat dit veel te duur is. Verder kregen
[voornaam verdachte] en [partner van verdachte ] het besef dat ze misschien in de toekomst voor wat kleiners en goedkopers
moesten gaan in Cambodja zodat zij zich niet in de financiële problemen storten.
[partner van verdachte ] en [voornaam verdachte] gaven aan op zoek te gaan naar de eigenaar om zo rechtstreeks afspraken
te maken over eventuele huur en met de huidige huurder te gaan mailen omtrent het niet
overnemen van de inventaris. [voornaam verdachte] en [partner van verdachte ] vertelden dat ene [naam 3] daar hun contact is
die mogelijk de eigenaar van het restaurant kan achterhalen maar dat die wel commissie
wil.
‘Patrick’ en ‘Sanne’ bespraken met [voornaam verdachte] en [partner van verdachte ] waar zij nu van leefden waarbij
bleek dat [partner van verdachte ] samen met haar ex nog een koophuis heeft waar haar ex in wil blijven
wonen, dat zij een ziektewetuitkering heeft en dat [voornaam verdachte] een uitkering van de gemeente
ontvangt.
Tijdens hun verblijf op de boot werd [voornaam verdachte] gebeld door het ziekenhuis. Na dit gesprek
vertelde [voornaam verdachte] dat hij eind mei geopereerd kan worden aan zijn knie maar dat het ziekenhuis
had gezegd dat hij moest stoppen met gebruik van drugs.
- Op 30 maart 2018 heeft de verdachte via WhatsApp contact opgenomen met ‘Patrick’. Hij gaf aan dat het restaurant in Cambodja reeds verkocht was en vroeg of ‘Patrick’ nog altijd geïnteresseerd was om te investeren in een ander project in dat land. De volgende WhatsApp-berichten zijn uitgewisseld:
“[30-03-18 19:56:29] ['Patrick'] : Het is balen dat ik voorlopig niet over me $ kan beschikken. Daar hebben we t over gehad. Blijven enthousiast tuurlijk. We zullen zien in de toekomst de stress en de
druk is er in ieder geval, af… das beter voor de gezondheid vr misch een mooier resultaat (..)
[03-04-18 15:36:32] [voornaam verdachte] : Hey n goede paas gehad samen . Gr [partner van verdachte ] & [voornaam verdachte]
[03-04-18 15:41:00] ['Patrick'] : Hoi [voornaam verdachte] . Zeker was lekker, jammer dat t zo koud was. Weer lekker druk bezig deze week, april. gaat alles het water weer in dus vr mij mag t zomer worden.
[03-04-18 15:50:14] ['Patrick'] : En jullie? Toch wel. goeie dagen gehad hè? Geen [naam restaurant 2] (hof: het restaurant in Cambodja) stress meer maar weer vooruit kijken hè dat doen wij ook.
[03-04-18 16:30:07] [voornaam verdachte] : Mocht je ooit n handje nodig hebben laat t me maar weten
[03-04-18 16:42:42] ['Patrick'] : Komt goed [voornaam verdachte] . Bedankt verwacht wel binnenkort enkele 1euke tripjes
[11-04-18 13:17:30] ['Patrick'] : Hoi [voornaam verdachte] . Hoe ist met jullie? Gr Patrick
[11-04-18 13:21:34] [voornaam verdachte] : Goed ... teminste... net weer n injectie in mn knie gehad.. .kan ik weer wat klussen hoop ik.. eind mei operatie gelukkig[partner van verdachte ] is bezig met jou schilderijen.
En bij jullie storm overleeft afgelopen nacht
[11-04-18 13:25:07] [voornaam verdachte] : We hebben nog wel. wat intresante locatie s gevonden.
[11-04-18 13:25:51] [voornaam verdachte] : [naam restaurant 2] komen ze niet van af .... karma
[11-04-18 13:36:12] ['Patrick'] : Idd je moet aan een nieuwe knie., zo snel. mogelijk. Hier viel. t wek mee met het noodweer. Is zo vaak een beetje wind en regen hier...maakt geen indruk
(…)
[11-04-18 14:09:13] ['Patrick'] : Moet morgen spullen wegbrengen nr Drente, heb je tijd en zin om mee te gaan vr de gezelligheid
[11-04-18 14:27:07] [voornaam verdachte] : Ben even druk in gespr
[11-04-18 15:38:44] [voornaam verdachte] : Ja top gezellig
[11-04-18 17:07:25] ['Patrick'] : Nice. Denk tegen 11 uur bij je te zijn. Tot morgen”
- -
De verdachte en ‘Patrick’ ontmoetten elkaar op 12 april 2018 op de woonboot en gingen vervolgens samen op pad naar Drenthe, waarbij zij gesprekken hadden van een sociaal karakter die onder meer gingen over Cambodja, het restaurant daar en dat de verdachte en [partner van verdachte ] zich belazerd voelden omdat er nu voor de overname “10.000” betaald moest worden. De verdachte zei nooit een rijbewijs te hebben gehaald. Hij vertelde over wiethokken en dat hij alleen voor anderen het transport deed en niet knipte of hokken bouwde. Gearriveerd in Hoogeveen werd de verdachte voorgesteld aan undercoveragent A-4130 in wiens garagebox spullen werden gelegd. Op de terugreis gaf ‘Patrick’ aan dat A-4130 verstand had van diamanten en bitcoins. Patrick gaf voorts aan dat hij een contact had die bij de politie werkt en dat, als er een probleem zou zijn, hij dit kon laten checken.
- -
In de periode van 12 april 2018 tot en met 28 april 2018 hebben er diverse WhatsApp gesprekken van sociale aard plaatsgevonden tussen de verdachte en ‘Patrick’. Onder meer zijn de volgende WhatsApp-berichten uitgewisseld:
“[21-04-18 21:13:20] [voornaam verdachte] : Aankomende 2 wkn volop werk
[21-04-18 21: 14:24] [voornaam verdachte] : Behalve koningsdag
(…)
[21-04-18 21:17:52] [voornaam verdachte] : En snel maar weer n swinkels drinken
[21-04-18 21:18:01] [voornaam verdachte] : Samen
[21-04-18 21:18:47] ['Patrick'] : Goed man. Pas op vr je knie. Niet te hard zwoegen hè. Binnenkort ook wat klusjes vr je te doen. Gaat goed komen. Geniet v je weekend.
(…)
[28-04-18 19:42:46] ['Patrick'] : (…) Ik deze week weg vr me werk , beetje werken in t zonnetje in Portugal. De week erna weer eens afspreken , gr ['Patrick']
[29-04-18 09:22:42] [voornaam verdachte] : Okidoki”
- Op 9 mei 2018 bezoekt ‘Patrick’ de verdachte en [partner van verdachte ] op de woonboot en heeft hij met hen in een restaurant gegeten. Gedurende dit samenzijn werden er gesprekken van sociale aard gevoerd die onder meer gingen over de kroketterie die de verdachte in Cambodja wilde beginnen, over de knieoperatie die de verdachte moest ondergaan en over het schilderij dat [partner van verdachte ] aan het maken was. Verder vertelde de verdachte dat hij de laatste weken € 1.700,00 had verdiend met transport en daarbij 2300 kilometer had gereden.
- -
In de periode van 14 mei 2018 tot en met 13 juni 2018 heeft ‘Patrick’ diverse telefonische contacten met de verdachte gehad. Er zijn berichten over en weer gestuurd over de knieoperatie die verdachte had ondergaan en naar aanleiding van deze operatie heeft ‘Patrick’ op 6 juni 2018 een bloemetje en flesjes bier bij verdachte in [plaats 1] langsgebracht. Tijdens een telefoongesprek van 9 juni 2018 nodigde ‘Patrick’ de verdachte en [partner van verdachte ] uit voor een diner met hem en ‘Sanne’ bij het [hotel 1] hotel in Amsterdam.
- -
‘Patrick’, ‘Sanne’, de verdachte en [partner van verdachte ] ontmoetten elkaar op 14 juni 2018 bij de [horecagelegenheid] in Amsterdam en gingen vervolgens samen naar het [hotel 1] . Er werd onder meer gesproken over de toekomst in Nederland of in Cambodja. Op verzoek van de verdachte, die veel pijn aan zijn been had, werd het diner rond 23:50 uur beëindigd. De kosten van deze horecabezoeken zijn door ‘Patrick’ voldaan.
- In de periode van 15 juni 2018 tot en met 13 juli 2018 hebben er diverse WhatsApp contacten plaatsgevonden tussen de verdachte en ‘Patrick’. Er zijn onder meer berichten uitgewisseld over de beëindiging van [partner van verdachte ] uitkering omdat ze nog een huis bezit met haar ex en over de verdachte die te kampen had met wondroos aan zijn onderbeen en daar veel last van had. Via WhatsApp laat de verdachte op 13 juli 2018 aan ‘Patrick’ weten dat hij al een stuk is opgeknapt.
- Op 13 juli 2018 ging ‘Patrick’ naar de woonboot om twee schilderijen te kopen van [partner van verdachte ] voor een bedrag van € 2.500,00. Ze hadden gesprekken van sociale aard die onder meer gingen over de wondroos van de verdachte, over Portugal en over varen. ‘Patrick’ gaf aan dat de verdachte in de toekomst wel voor hem kon werken en dat hij wel vertrouwen in hem had. Hij vertelde de verdachte dat hij dan wel open en eerlijk moest zijn en dat hij niet geconfronteerd wilde worden met problemen als ze bijvoorbeeld de grens over gingen of gingen vliegen. ‘Patrick’ gaf aan dat hij altijd onder de radar was gebleven en dit graag zo wilde houden. De verdachte vertelde dat hij dit begreep en dat hij alleen een bekeuring van € 150,00 in België had openstaan. Verder vertelde ‘Patrick’ de verdachte dat als hij voor hem ging werken hij niet zou kunnen rijden omdat hij geen rijbewijs heeft en dat hij dan zou moeten stoppen met klussen in de wiet business en alleen voor ‘Patrick’ zou moeten werken.
- -
In de periode van 13 juli 2018 tot en met 11 september 2018 heeft via WhatsApp en telefonisch contact plaatsgevonden tussen de verdachte en ‘Patrick’ over sociale onderwerpen. Op 20 juli 2018 geeft de verdachte aan dat hij de aankomende week nog veel fysiotherapie heeft, de fysiotherapeut komt nog een keer aan huis en dan moet hij twee maal per week naar de praktijk. Op 26 juli 2018 appt de verdachte dat hij met [partner van verdachte ] op het strand zit, nog even en dan is hij topfit. Op 2 augustus 2018 appt de verdachte ‘Patrick’ dat hij die dag heeft geklust en in het weekend met zijn been omhoog moet, omdat hij nog steeds wondroos heeft. Hij moet weer een kuur maar de “implementatie” is perfect en hij zit vrij goed qua fysio. Het gaat ook over bijvoorbeeld de vakantie van ‘Patrick’. ‘Patrick’ heeft in dat verband op 17 augustus 2018 enkele filmpjes naar de verdachte gestuurd, gemaakt vanaf een zeilboot op zee. Op 8 augustus 2018 is tussen de verdachte, [partner van verdachte ] en ‘Patrick’ een ontmoeting op de woonboot geweest. Er werd onder meer gesproken over de knie van de verdachte en het herstel daarvan, over Portugal, over de bosbranden daar en over Cambodja en het maken van kroketten. Op 1 september 2018 appt de verdachte naar ‘Patrick’ dat de knie de goede kant opgaat.
- -
Op 11 september 2018 heeft ‘Patrick’ de verdachte gebeld of hij hem volgende week kon helpen met een klus. De verdachte vertelde dat hij dit wilde maar niet op dinsdag kon. Op 18 september 2018 heeft ‘Patrick’ geappt met de verdachte. Hij vroeg of de verdachte die vrijdag (21 september 2018) een klusje kon doen. Ze spraken af op de woonboot.
- -
De verdachte en ‘Patrick’ ontmoetten elkaar op 21 september 2018 op het woonadres van de verdachte en gingen vervolgens in de auto van ‘Patrick’ op pad voor een klus. ‘Patrick’ vertelde de verdachte dat hij hem nodig had bij een afspraak met anderen waarbij de verdachte zou observeren en er daarna op teken van ‘Patrick’ bij kon gaan zitten.
‘Patrick’ werd in de auto gebeld door undercoveragent A-4156, die zich later naar de verdachte toe voorstelde als ‘ Sammy ’. Patrick gaf de verdachte aan dat de klus niet doorging omdat hij ‘ Sammy ’ moest ophalen bij NS-station Breukelen. ‘ Sammy ’ was op de vlucht, omdat er iets fout was gelopen bij een klus die hij in opdracht van ‘Patrick’ had gedaan. De verdachte vertelde ‘Patrick’ dat hij hem bij een treinstation kon afzetten als hij dat beter vond. ‘Patrick’ vertelde dat hij de keus aan de verdachte liet; hij kon mee omdat hij nu lid was van de club van ‘Patrick’ en hij vroeg of laat toch ‘ Sammy ’ zou ontmoeten, maar als hij het te link vond zou ‘Patrick’ hem afzetten bij een station en zouden ze even goede vrienden zijn. De verdachte vertelde hierop dat hij mee wilde gaan. ‘ Sammy ’ werd vervolgens opgehaald bij het station in Breukelen. Daar had ‘Patrick’ buiten de auto eerst een kort gesprek met ‘ Sammy ’ waarop zij in de auto van ‘Patrick’ stapten waarin de verdachte zat te wachten. Nadat ‘Patrick’ wegreed hadden ‘ Sammy ’ en hij een gesprek over hetgeen dat was misgelopen bij ‘ Sammy ’ en over vertrouwen. ‘Patrick’ vertelde ‘ Sammy ’ dat hij hem zou onderbrengen in een woning te Hoofddorp. In Hoofddorp heeft ‘Patrick’ de verdachte en ‘ Sammy ’ gedurende ongeveer 20 minuten in de auto alleen gelaten. Hierna is ‘ Sammy ’ vertrokken en is ‘Patrick’ met de verdachte richting de woonboot gereden. Onderweg heeft ‘Patrick’ de verdachte een telefoon gegeven voor zakelijk onderling contact.
Voorts heeft ‘Patrick’ de verdachte € 300,00 betaald en hem verteld dat hij zou proberen om volgende week de klus met hem te doen die vandaag was gecanceld.
- De undercover agent ‘ Sammy ’ heeft het volgende proces-verbaal opgemaakt over de gebeurtenissen op 21 september 2018:
“Op vrijdag 21 september 2018, omstreeks 13.30 uur, kwamen wij aan in Hoofddorp. A
4083 verliet de auto waarna ik alleen met [voornaam verdachte] achterbleef.
(…)
Naar aanleiding van mijn verhaal dat ik eerder tegen A-4083 vertelde, hoorde ik dat [voornaam verdachte]
tegen mij het volgende vertelde: “Ik heb ook weleens moeten vluchten. Ik ben toen 5 jaar
naar Kreta gegaan en daarna naar Thailand.
(…)
Ik vroeg aan [voornaam verdachte] waarom hij naar Kreta was gevlucht. Ik zag dat [voornaam verdachte] zijn hoofd richting mij
omdraaide. Ik hoorde dat [voornaam verdachte] tegen mij zei: “Dat kan ik niet vertellen, ik kan daarvoor TBS
krijgen en ze kunnen mij jaren vastzetten”. Terwijl [voornaam verdachte] tegen mij vertelde dat ze hem jaren
konden vastzetten, zag ik dat [voornaam verdachte] op datzelfde moment de onderkant van zijn beide polsen
op elkaar deed.
(…)”23.
- Op 26 september 2018 heeft ‘Patrick’ omstreeks 14:22 uur telefonisch contact opgenomen met de verdachte en is er een afspraak gemaakt voor een klus op donderdagmiddag 27 september 2018.
- Op 27 september 2018 zijn de verdachte en ‘Patrick’ in de auto van laatstgenoemde gestapt en zijn zij naar Dordrecht gereden. Tijdens deze rit vindt het volgende gesprek plaats:
“P (hof: ‘Patrick’): Zooo ..Ik heb van de week wel uitgebreid met ['Sammy'] gesproken. Wat..die vertelde een verhaal of zo...? Ik moet toch effe aan jou vragen zo...eeeh...een verhaal over ...hij vertelt dus over Kreta of zo en dat je daar hebt ondergedoken gezeten., op de één of andere manier..
A (hof: de verdachte): ...n.t.v...een tijdje..
P: He?
A: Een tijdje.
P: Ja en wat...hij vertelde iets met TBS. n.t.v .. .in eerste instantie ga ik dan een beetje in de hoijzers...met TBS, dat zou ik dan het liefste willen weten, in plaats van ['Sammy'] natuurlijk.
A. Ik eeeh..ik moest gewoon effe weg.
P: He? Je moest effe weg?
A: Ik moest effe weg...uit Amsterdam.
P: Oké..oké.
A. Eeeh. er was iets eeh iets geript. aan de overkant., best wel hevig. .. n.t.v.
P: Je bedoelt Engeland? Aan de overkant?
A: Zuid-Amerika
P: Oke..oké.. Zuid-Amerika, oké.
A: Toen dat aankwam...ja, toen was er een dubbele portie...
P: Dubbele portie?
P: Meer als dat je had...eeh..?
A: Nee, dubbel zoveel.
P: D’r zat van anderen ook nog een partij erbij?
A: Ja, die had ie erbij geript.
P: Oh.
A: Hij ripte soms...ja..
P: Ja. . . oké
A: Nou...n.t.v. hebben we foutje(?)...n.t.v..
P: Ja
A: Dus eeh...n.t.v.
P: He? Oh..kan je beter effe weg zijn...
A: n.t.v. nee, voor de rest niet..
P: Wat hebben Wat voor actie is dat geweest?
A:.....schieten... auto...
P: Oh?
A: En in de schredder.
P: Oh? Maar wel degene die eehh...? Die eeeh. die er voor gezorgd, dat eeh...?
A: Jaja.
P: Oh! Heb je em met een mes aan mootjes gesneden?
A: Ja, maar eerst eeh..
P: Oh ... Maar zelfs daar krijg je toch geen TBS voor hoor.
A: Weet ik niet.
P: Nee dat weet je inderdaad nooit.
A: ...n.t.v...... n.t.v....... bus..maar ja… maar ja dan schredder...
P: Maar je zegt afgeknald en begraven en daarna opgegraven?
A: ....
P: Shredder? (lacht) ja maar, dan wordt er niets meer van teruggevonden, als het goed is. Dus dat komt nooit meer terug voor jou. En die andere partij? Er was sprake van die andere partij?
A: Ja dat hebben we netjes op tijd teruggegeven ..(?) n.t.v ...
P: Op tijd teruggeven...een foto erbij van eeeh...in een eeh hoe heet het., dooie staat?
A: Ja ....n.t.v...... n.t.v...toch eeh...einde..... fotootje maken enne....Effe snel actie ondernemen en
P: Wat moet, dat moet. Zo!
A: .. .als het er op aan komt, dan eehh..
P: Ja. Nou, dan sta jij wel je mannetje wel, ja. Dat geloof ik wel, ja.
A: ... .n.tv...... Ik schrik niet zo gauw.
P: Nee, dat weet ik. ...Heb je em zelf ....eehh.....afgepompt?
A:............
P: Dat is al lang...is dat lang geleden?
A: ....al 25 jaar
P: 20-25 jaar? Nou, dan komt er ook niets meer van terug, natuurlijk.
A:.....
P: Nee. Dat had je gewoon tegen mij kunnen vertellen he? Want ['Sammy'] ...Hij kon niet
echt...tegenover. .. ['Sammy'] zit alweer .opgraven.....goeie gozer, bezig zijn die...
A: Oh nee...
P: .. .TBS-verhaal, die moet wat geflikt hebben en zo. Ja, Ik zeg ...
A: ... n.t.v......te veel vertellen ...
P: Ja.
A: ....n.t.v.
P: Nee dat klopt, dat klopt, maar waar hebben we het over he? Moet ik gaan nadenken van...krijg ik daar geen last van? Kunnen wij samen wel gaan vliegen...eeeh. . . als het nodig is?
A: Oh ja.
P: Ja je kan gewoon eeeh..
A:...... n.v.t. weet ik zeker, ik moet er vanaf,..
P: Ja
A: ...n.t.v...
P: Ja oké.
A. Maar ...
P: Het is ook het betaal en het is klaar ...(?)....n.t.v....keuring..(?)
A: Nee, maar voor de rest is er niets.
P: Mooi! Nou....hee...wel in één keer eeeh... .Wel steunen....eerst in de plantjes en nou eeeh.....Heb je er nog wakker van gelegen? Toen?
A: Jaaaa, best wel last van gehad.
P: Ja
A: Ja
P: Ja... last van “zou het ...eeeh.. uitkomen" of last van “shit”?
A: Ja, als je de beelden terugziet, dan eeeh...
P: Ja...ja.ja
A: of je krijgt van iemand weer een filmpie of.....n.t.v....
P: Ja
A: ....n.t.v.....
P: Jahaa . dat moet zeker daar, Zuidamerikanen, zijn..... n.t.v..... die vinden dat vaak ook heel normaal he? In principe blijft. . . allebei zien te voorkomen, al die ellende, maar ja, je weet met Zuidamerikanen en rippen, of je zaken niet nakomen...
A: Ja,.. Ik denk dat die mannen ook tevreden zijn.
P: Ja. Daar heb je niks meer mee, he?
A: Nee. Gewoon netjes.
P: Ja.
A: ...die band, die blijft he, we hebben het met z’n tweeën gedaan
P: Ja
A: ...n.t.v...
P: Ja. En die andere gasten die dat plan weten, die klapt ook niet uit de school?
A: Nee.
P: Dat weet je zeker?
A: Ja
P:.....n.t.v.
A: ...Jaja
P: En die ...eehh.. schredder? Dan moet je een flinke schreddder hebben?
A: ..n.t.v...de Bo-Rent...gehuurd..
P: Ohh...n.t.v....ja, waar je ook plantjes mee schreddert?
A: Zo’n eeh..n.t.v...dat was zo’n drie minuten (?) Ben nog wel een uur of acht bezig geweest om em overal schoon te maken.
P. Ja. . . wat dacht je dan?
A: Naspuiten met eeh..n.t.v.
(…)”.24.
- -
‘Patrick’ vertelde tijdens deze rit op 27 september 2018 aan de verdachte dat ze op weg waren naar het [hotel 2] in Dordrecht waar hij een ontmoeting had en waar hij de verdachte nodig had om een oogje in het zeil te houden. Bij het hotel vertelde ‘Patrick’ de verdachte om in de auto te blijven wachten, te letten op een auto met Engelse kentekenplaten, en een pakketje in de auto te bewaken tot het moment waarop ‘Patrick’ het op zou komen halen en hij het hotel binnenging. Ongeveer 20 minuten later was ‘Patrick’ terug bij de auto, waarop hij met het pakketje vertrok en het hotel binnenging. Ongeveer 5 minuten later vertrok ‘Patrick’ met de verdachte richting de woonboot. ‘Patrick’ heeft de verdachte voor deze klus een bedrag van € 300,00 betaald.
- -
In de periode van 1 oktober 2018 tot en met 13 oktober 2018 hebben er diverse WhatsApp gesprekken van sociale aard plaatsgevonden tussen de verdachte en ‘Patrick’, onder meer over de barbecue op de woonboot van [partner van verdachte ] die ‘Patrick’ en ‘Sanne’ met de verdachte en [partner van verdachte ] op 10 oktober 2018 hebben gehad. Onder meer zijn de volgende WhatsApp-berichten uitgewisseld:
“[08-10-18 14:59:17] ['Patrick'] : Bom dia amigo. Weekend weer overleefd ?
T wordt mooi weer deze week dus wij zaten te denken om weer es iets gezellig met zn 4en te doen. BBQ tje ofzo bij jullie aant water....wij zorgen voor t vlees biertje enzo en jullie vr de BBQ. Woensdag eind middag kunnen wij.. . laat t mr weten gr P en S
[08-10-18 15:05:14] [voornaam verdachte] : Gezellig ik ben nu in gorinchem kijk zo ff op agenda maar volgens mij hebben we niks wel. Super gezellig
[08-10-18 15:05:49] [voornaam verdachte] : Over n uurtje ben ik thuis. Dan app ik je
[08-10-18 15:10:24] ['Patrick'] : (hof: twee duimpjes)
[08-10-18 15:12:59] [voornaam verdachte] : [voornaam verdachte] rijdt Mono we hebben woensdag nog niks staan! Gezellig!
[08-10-18 15:21:08] ['Patrick'] : Top! Leuk. Tot woensdag, ben aant rijden mr ga ook op mono keep in touch.
(…)
[10-10-18 20:14:27] ['Patrick'] : Thnx mate
[10-10-18 20:18:16] [voornaam verdachte] : Jullie bedankt t was wederom reuze gezellig . rij voorzichtig en hopelijk tot snel thanks en nog n fijne avond samen
[10-10-18 20:20:15] ['Patrick'] : T was top, gezellig thnx en jullie ookfijne avond keep in touch”
- Op 16 oktober 2018 ging ‘Patrick’ langs op de woonboot. Daar at hij met de verdachte en [partner van verdachte ] . Vervolgens vroeg hij aan de verdachte of hij even meeging met hem voor een
bespreking en zei dat ze zo weer terug zouden zijn. De verdachte ging mee waarop ze met de auto van ‘Patrick’ vertrokken en ‘Patrick’ ongeveer 600 meter verder parkeerde. Vervolgens vond het volgende gesprek plaats:
“P: Ik heb wat vragen ff voor eeehh, zaken natuurlijk. Over die knakker die koud gemaakt is. Ik heb alles op een rijtje gezet en wat nagevraagd. Ik wil toch wat meer dingen weten om zeker te weten dat ik geen ehh risico’s loop en jij ook niet. In principe natuurlijk he, moeten we geen eehhh. Als jou wat overkomt, moetje mij niet mee willen sleuren. Ik probeerde schade helemaal te beperken dus dan moet ik het wel.
A: Als er wat met mij gebeurt en er wordt voor mij gezorgd.
P: Jawel, dat begrijp ik, dat snap ik ook wel.
A: Al wordt er niet voor me gezorgd dan hou ik nog mijn bek dicht.
P: Ja dat weet ik.
A: En als ik er dan uitkom dan ja
P: Ja, ik doe het liever.....voorkomen is veel beter dan genezen natuurlijk. Wat jij hebt geflikt dat zou ik misschien niet eens durven heel respect hoor, dat wel. Maar dat zit niet in mij ofzo maar ik wil wel voorkomen dat ik er gelazer mee krijg. Dus dan moeten we wel even kijken welke risico's zijn er en wat kan er nog een keer terug komen maar daar heb je zelf ook weleens over nagedacht ook? Ik denk dat je daar maandenlang over nagedacht hebt?
A: Daar ben ik echt heel goed mee bezig geweest, [afkorting naam 'Patrick'] . Dat hebben we heel goed gedaan. En desnoods rijd ik met je naar mijn ouwe partner
P: Wie weten ervan?
A: Eén
P: Je was totaal met z’n tweeën dus? Je was totaal met z’n drieën, alleen de derde die is er niet meer?....Hoe heette die gozer
A: [voornaam slachtoffer] . Hij heet ook [voornaam slachtoffer]
P: Dat meen je. Ik ben toch niet achterlijk zeker? Te kutten...Oke, oke.
A: Zijn achternaam weet ik niet meer. Zij vrouw werkte toen voor Justitie. Hij kwam uit Amsterdam. Hij had een woning in, hoe heette die straat, in de [adres 2] ? Die vrouw heeft toen nog wel wat navraag voor mij gedaan. Hij was teruggekomen naar Nederland met die vlucht en toen is ie verdwenen.
P: Het was met een ripdeal?
A: Het was met die ripdeal
P: Hoe is dat gedaan?
A: Wij zouden een vrouwtje ophalen van Schiphol. Die had 20 kilo in de koffer, alles betaald. Hij zou meegaan. Hij kwam mee. We halen hun op. We staan in die aankomsthal. En we zien daar 15 negertjes om ons heen bewegen zo. Dat is niet goed. Toen kwam hij eruit enne...hij zou de auto pakken. Wat doet hij. Hij pakt de taxi en naait er uit met dat vrouwtje. Op ene gegeven moment krijgen we telefoon dat die taxichauffeur onderweg van de weg afgereden. Op gegeven moment, tussen Schiphol en Amsterdam. Het eerste tankstation. Toen is er politie gekomen. Ondertussen was mijn maatje al bij het tankstation. Ja, wat is er aan de hand hier. Het vrouwtje zegt, ja mijn ex-vriend. Ik heb een nieuwe vriend dit en dat, zus en zo. Die wouten hebben zelfs nog die koffers nog uit die taxi gepakt en mijn maat in de auto geduwd. En toen zij we weggegaan.
P: Oh, die hebben nog geholpen ook.
A: Dus op een gegeven moment. Die koffers waren in ons bezit. We maken die koffers open en zien dat er het dubbele in zit.
P: Dubbele partij dus geen 20 kilo maar 40 kilo. oh.
A: Toen hebben we hem op het matje geroepen en toen bleek dat hij allemaal schotwonden had.
P: Schotwonden?
A: Schotwonden of half in het verband zat.
P: Die maat van je?
A: Nee, Die de rip gedaan had, die Surinamer.
P: Oh onverstaanbaar
A: En dat er vergeldingsacties op zouden komen. Nou en toen eh heeft die maat van mij dan
geregeld.....(onverstaanbaar) alsjeblieft en hij eh.
P: Kwam hij uit Suriname of was hij Surinamer?
A: Hij was Surinamer. Hij heeft vroeger die [naam 4] roof gedaan.
P: Wie?
A: [naam 4] roof.
P: [naam 12] ?
A: [naam 4] .
P: Oh [naam 4] . Heeft hij dat gedaan?
A: Die hebben met z’n tweeën daar in de lucht geschoten ehh in de luchtkoker gezeten. Ze hebben die schilderijen gepakt. Hebben ze in de Amstel hebben ze die op de parkeerplaats gezet. Bij station [station] . Omdat ze een lekke band hadden. Wij deden gestolen auto’s... .Wij zetten al die auto's daar neer. Maar er werd veel gecontroleerd door de politie. Dus die zien een busje staan met een platte band en die kijken er achterin en zo zijn die [naam 4] ’s gevonden. Daar heeft hij ook voor vastgezeten.
P: Oh oke.
A: Dus nou weet je het hele verhaal.
P: Ja. Oké. En waarom. Er werd natuurlijk door anderen door ehh de eigenaar van de 20 kilo verwacht dat je hem af zou maken.
A: Ja.
P: Mmm hoe is dat gegaan dan? Weet je. rook hij geen onraad?
A: Wat?
P: Dacht niet van...
A: Nee nee nee
A: Een terrein in halfweg. Toevallig schuin tegenover waar [naam 5] heeft gezeten, in Halfweg, industrieterreintje. Enne daar heb ik hem door zijn kop geknald.
P: Ja, vlakbij Haarlem bedoel je daarzo
A: Ja, tussen Haarlem en Amsterdam.
P: Ja, dat ken ik wel. Dat is vlakbij mij. Heb jij hem door zijn kop geschoten?
A: Mm. En de eerste was een ketser. Die ketste af op zijn leren jas. Munitie nat.
P: Jezus, hoe kan dat nou?
A: Dus hij Wat doe je nou, wat doe je nou? Ik schiet je door je kanker kop. 3 keer........ (onverstaanbaar)
P: Na 3 keer is het wel gelukt ofzo?
A: Ja. Enne ja was voor mij ook de eerste keer. Mijn maatje die liep naar buiten. Het is gebeurd. Maar het was nog niet gebeurd want er kwam nog lucht uit en er kwam nog meer uit dus ik ben naar buiten gegaan en toen heb ik flink uitgepakt. Zijn hersenen aangeslagen totdat ik niks meer hoorde.
P: Je dacht dat hij nog leefde? Jij hij leefde nog waarschijnlijk.
A: Ja, poep en pies, alles laat los he?
P: Je hoefde niet verder je magazijn?
A: Nee, er kwam niks meer.
P: Dat was alles.
A: Was nat
P: Je had er 4 inzitten. De eerste deed niks maar de andere 3 waren wel raak, oh. Te licht kaliber geweest waarschijnlijk, kan ook nog. Wat is belangrijk toen?
A: Toen hebben we eerst met een bobcatje hem ehh begraven, beton opgegooid. Toen dachten we dat iemand het wist. Hebben we hem eruit gehaald en toen hebben we hem in de shredder gegooid.
P: Vandaar dat je hem opgegraven hebt. Als het onder de grond ligt, laat je het liggen. Een bobcat? Heb je die gehuurd?
A: Ja.
P: In de buurt daarzo?
A: Nee ergens anders.
P: Oh toch wel. Ver weg gehuurd? Ohhh.
A: Nee, die kwam zijn broer af.
P: De bobcat van zijn broer af?
A: Van mijn maatje zijn broer. Die deed in. . . Hoe heeft die plaats nou. Hij heeft zelfmoord gepleegd. Hij maakt grasvelden voor Ajax en sociale grasvelden voor ehhh.....
P: Niet de broer van de Surinamer maar van ander maatje? Ohh oké oké Maar die wist niet waarvoor?? Die weet nergens van?
A: Nee nee.
P: En beton erover gegooid? Dat was ook nog wat werk toch?
A: We hebben losse.....(onverstaanbaar)
P: Van die zakken leeg gestort en nat gemaakt? Of eh?
A: En ik had er ook zuur over gegooid. Allemaal niet geholpen. Uiteindelijk opgetakeld.
P: Gewoon zuur van de supermarkt of ehh?
A: Nee, we hadden van alles gehaald.
P: Oh
A: Zoutzuur van alles.
P: Ook zoutzuur, ja.
A: Ehh toen dachten we dat iemand het wist en toen hebben we hem in de shredder gegooid.
P: Ja, opgegraven?
A: Ja.
P: Hoe lang lag hij er al?
A: Eh ik denk een maandje of twee
P: Een maandje of twee? God. Hoe zag dat eruit?
A: Ja, Niet.
P: Niet?
A: Jaja.
P: Stinken waarschijnlijk?
A: Snap je..
P: Gatverdamme, ja het komt bij mij boven bijna.
A: Mijn vader heeft altijd gejaagd.
P: Oh wacht ff, ja.
A: Van jongs af aan doe ik al konijnen uitbenen.
P: Ah, je bent wel wat gewend natuurlijk.
A: Dus ik weet hoe het is.
P: Maar nou heb je natuurlijk met een dooie vent natuurlijk. En die je ook nog heb gekend natuurlijk.
A: Jaja. Toen stonden we wel te lachen en te giebelen en te grappen
P: Jaja. Ging hij er wel in een stuk uit of ehh?
A: Hij kwam er in één stuk uit.
P: Oh oké, potverdomme. Wat hebben jullie met het wapen gedaan trouwens?
A: Ehhh, ja helemaal uit elkaar gehaald en daar een stuk en daar een stuk in de plomp
P: Gewoon in de plomp gegooid? Oké, In groot water of komt het ooit nog naar boven toe?
A: Het komt niet meer naar boven.
P: Nee?
A: Nooit meer.
P: Bij halfweg ofzo
A: Nee, daar zijn we ook nog echt helemaal voor omgereden. Zijn telefoon op de trein naar Zwitserland.
P: Telefoon op de trein naar Zwitserland? Oh dat is wel handig ja.
A: Hebben we iemand voor naar Parijs laten rijden met die telefoon.
P: Oh, je hebt wel je eigen goed voorbereid, dat merk ik nu wel ja. Haha.
A: Ja.
P: Met die telefoon naar Parijs, daar op de trein.
A: Die telefoon is in de trein gelegd, naar Zwitserland. Die gozer is er uit gegaan. Die weet voor de rest ook niks. Die gozer zit op Kreta.
P: Oh.
A: Die weet voor de rest niks.
P: Die weet voor de rest ook niet waarvoor het is ofzo?
A: Helemaal niks.
P: Oh
A: Gewoon gezegd van, je hebt zo veel geld. De telefoon, je rijdt nu naar Parijs.
P: Daar moet hij op de trein ergens...
A: Je legt de telefoon in de trein.
P: Nog ooit wat terug gehoord van die telefoon? Niks?
A: Niks. En zijn vrouwtje heeft bij Justitie gewerkt en daarna heb ik nog een gesprekje gehad met haar.
P: Zij vermoedt niks dat jullie daar zelf ehh
A: Helemaal niet. Anders hadden we allang....
P: Zat ze te klagen ofzo? Of denkt ze dat hij gewoon weg is.
A: Ja, denkt dat hij gewoon weg is.
P: Ja, dat hij gewoon kwijt is....oh. God, maar ze werkt nou niet meer bij Justitie he? Dat valt natuurlijk ehh... Je weet het niet.
A: Hoe lang is dat geleden.
P: Ja, hoe lang is het geleden?
A: Ehhh, 27. 22 jaar geleden.
P: 22 jaar geleden, oh oké. Ja, misschien is het wel bejaard enne.....was het ze vrouw of gewoon een vrouwtje?
A: Had ie een kind mee, was niet getrouwd
P: Oh, hij had er een kind bij. Jaja
A: Ja, dat is het hele verhaal.
P: Godverdomme. He en de shredder? Hoe was dat? Misschien een rare vraag ofzo hoor. Maar eeeh...
A: 4 minuten enne.
P: Ja, gaat dat zo snel?
A: Rrrrrrrrrrrrrrrrrt
P: Iemand gaat in stukken. Gaat er toch niet heel in?
A: Hij is er zo helemaal in gegaan. Met plastic en al.
P: Met plastic en al, gewoon er doorheen?
A: Alles.
P: En dat gaat ook door bot heen?
A: Alles gaat kapot.
P: Alles gaat weg?
A: Als je zo’n boomstam in gooit.
P: Ja, ja?
A: Kan je er ook iemand van 90 kilo doorheen gooien.
P: Ja,ja
P: Heb je nooit geen klachten gehad van Bo-rent bij de shredder?
A: Nee. We hebben hem helemaal schoon gemaakt. Helemaal. Ik denk.. .daar zijn we een uurtje of 6 mee bezig geweest.
P: Met schoonmaken? Heb je hem teruggebracht?
A: Ja.
P: Heb je hem teruggebracht? Ohhh? Ik dacht eerst dat je hem in de fik gestoken had.
P: Je hebt hem gewoon teruggebracht? Ohhh...
A: Die shredder hebben we teruggebracht.
P: Potver. Die zal zo lang geleden niet meer bestaan die shredder?
A: Is 22 jaar geleden.
P: Ja maar Bo-rent is niet zo ehh. Nu is het een groot bedrijf maar 20 jaar geleden nog niet he.
A: Daar verwacht ik niks meer van.
P: Nee he? Bo-rent uit de buurt uitgezocht?
A: Nee alles uit de buurt.
P: Alles ver weg? Heb je een foto van die gozer gemaakt he? Heb je die verstuurd met een ehh?
A: Nee, die heb ik toen afgegeven.
P: Die heb je afgegeven? Je hebt een ding gemaakt met een camera?
A: Die had je toen niet. Met een polaroid.
P: Met een polaroid? Zo’n zelfontwikkelaar.
A. Ja.
P: En die heb je afgegeven aan die eigenaren van die 20?
A: Ja.
P: Waren dat Colombianen of Antillianen?
A: Eeh Surinamers.
P: Surinamers ook? Ohhh wacht ff, vandaar. Daar komt hij natuurlijk vandaan. Die waren daar tevreden mee. Dat was voor hun voldoende? Hadden ze die 20 ook weer terug?
A: Die 20 hadden ze terug.
P: Hoe had hij dat nou eigenlijk? Had hij die 20?
A: Die had hij daar geript.
P: Ja.
A: In Suriname
P: Die had hij in Suriname gewoon....... met diezelfde vlucht kwam hij terug ook
A: Met dat vrouwtje
P: Met de vrouwtje was niet de koerier?...20 kilo, portemonnee een beetje spekken, (slecht te verstaan)
A: Toen kwamen wij er pas achter van. . ..
P: Ja,ja.
A: Waarom al die gozertjes op het vliegveld stonden. Dat hij ineens die taxi pakte terwijl het de afspraak was he we staan met twee auto’s, je stapt bij hun in en ik rij erachteraan om te kijken of alles in orde is. Dat was de deal. Maar hij stapt in een keer in de taxi.
P: Ik speel advocaat van de duivel. Ik ga een beetje op je zitten schieten.
A: Ik speel open kaart met je.
P: Ja, dat weet ik. Het valt allemaal niet mee natuurlijk. Kut gesprek. Het kan niet altijd over leuke dingen gaan. Ik zit even te denken, ik ga wat stappen vooruit. Die shredder, waar heb je die neergezet?
A: Die is terug.
P: Ja maar voor het vershredderen. Waar heb je dat gedaan. Waar heb je hem uitgesmeerd?
A: Op een boerenland
P: Gewoon een boerenland ergens? Ben je nog weleens terug geweest?
A: Tussen de bloembollen.
P: De bloembollen? In Zeeland?
A: Nee.
P: Daar staan de meeste bloembollen.
A: Nee, [plaats 3] .
P: [plaats 3] ? Viel dat niet op?
A: Nee.
P: Niet?
A: Nee.
P: Is het daar zo stil dan ofzo?
A: Ja.
P: Ohh. ‘s nachts?
A: Ja
P: Dat maakt natuurlijk herrie ‘s nachts. Hoe lang heb je daarover gedaan met opbouwen, afbouwen. Ik weet niet hoe lang dat duurt.
A: Oh nee, dat shredderen hebben we overdag gedaan.
P: Dat heb je gewoon overdag gedaan?
A: Ja, gewoon daar ...Ik begin er bijna om te lachen...bij de Halfweg, hoe heet dat, godverdomme. Halfweg, je gaat het kanaal over, dan heb je een stuk [bos] , dan kom je bij een industrieterreintje, hoe heet dat ook alweer. Ik kan het zo opzoeken voor je, ik rijd er blind naartoe. Tegenover die [naam 11] (fon) waar [naam 5] ontvoerd heeft gezeten.
P: Dat terreintje dat toen bestond ja.
A: Daar zat hij eerst in de grond.
P: Daar zat hij eerst in de grond. Op hetzelfde terrein??
A: Ja, nee, aan de overkant.
P: Aan de overkant van die ehh
A: Daar staat nu een hele grote autozaak.
P: Dat is allemaal opgedoekt he. En daar heb je hem uitgesmeerd? Maar dat is niet [plaats 3] toch?
A: Nee, daar hebben we hem opgegraven en in [plaats 3] hebben we hem...
P: Godverdomme
A: Toevallig ook een ML
P: Ja echt waar? Ja. Oh ja, dan zou het misschien we dezelfde geweest zijn. Hahaha, dan hadden ze het al geroken.
A: Nee, toen hadden ze nog niet zo'n sjieke ML
P: Je weet het nooit he. Als iemand daar gaat zoeken. Gaan ze niks meer vinden?
A: Nee.
P: Ben je nog weleens terug geweest daar?
A: Ja
P: En nog steeds bloembollen daar?
A: Ja, nog steeds. Wel een raar gevoel als je daar komt.
P: Ja, natuurlijk, dat weet ik wel. Je kan wel zo lachen maar dat klopt dat is gewoon hoe je je eigen voelt. Ondanks dat het lang geleden is maar jij hebt het nog prima op de netvlies staan. Zeker als het niet dagelijks je werk is.
A: Ja, ik heb het wel op mijn netvlies.
P: Ik moet er aan denken, toen met die Arabieren, die ambassade die dat nieuw was. Er zijn meer mensen die... Het is wel de manier natuurlijk, echt weg maken. Met botzagen. Achteraf had je natuurlijk helemaal beter kunnen dumpen die shredder ofzo maar ja als dat Bo-rent komt van waar is dat ding gebleven. Had je hem zelf gehuurd?
A: Nee, op een maatjes naam.
P: De maat die erbij geweest is?
A: Nee, iemand anders. Die de telefoon ehh
P: Oh, van de telefoon?
A: Die op Kreta woont.
P: En die bolle? Waar je het over had? Die oude maat zeg maar die erbij was?
A: Op een gegeven moment . . .heb ik je verteld. Hij ging naar Spanje. Hij heeft me in de steek gelaten. Zou hij voor me uit rijden en toen heeft hij me in de steek gelaten. Ik heb gezegd van nee nou is het.....geen wrok, geen niks maar nu ben ik even klaar met je.
P: Nee, dat snap ik.
A: Wat we gedaan hebben is....
P: Klaar? Dat is gebeurd denk ik?
A: Geen wrang of geen wrok.
P: Nee.
A: We gaan niet met stront gooien.
P: Nee dat is ook wel zo ja.
A: Ik heb er nu ook ff genoeg van.
P: Ja, en een andere oplossing? Dat volgens mij echt niet mogelijk natuurlijk? Dat had je zelf natuurlijk de Sjaak geweest met die Surinamers of niet? Surinamers uit Amsterdam of allemaal uit Suriname?
A: Uit Tilburg volgens mij. Van hoe heet ie? Die vocht tegen [naam 6] .
P: [naam 1] . Vroeger. De jungle commando.
A: Daar kwam het vandaan.
P: Daar kwam het vandaan. Uit die groep. Burgeroorlog daar, jungle commando. 10 man in een legerpakje onder een boom. Het was wel iets meer als dat
A: Dat is eigenlijk het hele verhaal.
P: [partner van verdachte ] weet van niks he?
A: Nee.
P: Je hebt er ook niks aan volgens mij. Je zal wel een beetje ziek geweest zijn dan?
A: Ik ben goed ziek geweest ja.
P: Dan met het begraven, opgraven en nog een keer shredderen. Want shredderen kan ik me weinig bij voorstellen. Je zat er helemaal onder? Dat spettert natuurlijk alle kanten op.
A: Helemaal onder. Ik ben in bad gegaan. Echt jongen, het bad helemaal bruin.
P: Ja
A: Ja, daar ben ik echt ff zwaar van onder de indruk geweest.
P: Ja, vooral als je iemand kapot schiet. Waar je aan 3 kogels niet genoeg hebt en je moet nog iemand... en waar heb je hem mee geslagen? Met een pijp of eh?
A: Nee, met een houten balk.
P: Godver.
A: Op een gegeven moment kwam mijn maatje weer naar binnen. Hij zei... [voornaam verdachte] , [voornaam verdachte] ..
P: Heb je hem op zijn kop staan slaan ofzo?
A: Op zijn kop. Zijn halve kop helemaal kapot geslagen.
P: Helemaal kapot.
P: Ja bah, godverdomme. Nou mooi...Niet mooi maareh.
A: Die keet en alles is afgebroken. Waar dat in is gebeurd.
P: Ja. Je hebt hem buiten kapot geschoten toch? Was dat binnen in zo’n?
A: In zo’n portocabin (fon).
P: Zo’n portocabin, oke. Nou, het is in ieder geval opgeruimd.
A: Ja wat moet dat moet. Als je moet kiezen jij of ik.
P: Als dat het is dan is de keuze gauw gemaakt.
A. Liever had ik dat niet gedaan, maar goed. Het is op mijn pad gekomen.
P: Nee, daarom en ik weet het nou. Ik vind het harstikke fijn dat je het vertelt want ik heb natuurlijk zelf ook damage control.
A: Ja, tuurlijk, duidelijk. Dat kan je allemaal controleren.
P: Ik heb ook de andere mensen met wie ik werk. Die hoeven dat niet te weten. Maar wel voor safe gehouden want ja, dat je lang onder de radar zit willen we graag zo houden. Niks uitsluiten gewoon. Ik kijk ook die televisie programma’s. Dat is misschien allemaal over de top allemaal maar er zit ook een kern van waarheid in hoor.
A: Zijn niet gek hoor.
P: Nee, dat bedoel ik. Je weet maar nooit hoe een koe een haas vangt en zeker als het ooit nog wordt onderzocht natuurlijk. Die bolle weet natuurlijk waar het gebeurd is. Is die ook bij het shredderen geweest. Ging die ook over zijn nek?
A: Nou eigenlijk niet echt over zijn nek eigenlijk. We zaten flink onder de...
P: Ja? Jullie zaten aan de snuif? Beetje coke snuiven, ja dan ehh. Dat is nog wel een zwaar gewicht ook omdat ....(onverstaanbaar) doodgewicht
A: Ja, dat krijg je niet zo maar in je auto getild.
P: Moest je met z’n tweeën hard voor werken denk ik. Anders kunnen we nog wel eens een keer...Niet nu hoor maar, heeft allemaal niet zo’n haast, een keer langsrijden waar je het nou vershredderd hebt. Ik ben wel benieuwd hoe dat eruit ziet. Is boer Piet nog bezig. Staan er tulpen, nou prima zo.
A: Er staan tulpen, dat weet ik zeker.
P: Oh, we kunnen er wel een keer langsrijden, als we een klusje hebben, pakken we dat er even bij. Als het op de route ligt.
A: Ken je [naam bungalowpark] (fon)
P: [naam bungalowpark] (fon)? Nee
A: Dat is een caravan op zo'n park. Wat je net noemde.
P: Oh ja dat was dat bij eh
A: [plaats 3]
P: Ja, ja, Dat was een park in [plaats 3]
A: Een caravanpark, een bungalowpark. Hij woont zelf op een bungalowpark, een huisje gekocht. En daar een kilometer vandaan op het bollenveld hebben we hem eruit gegooid.
P: Je hebt dat ding gewoon neergezet en shredderen maar?
A: Nee, geshredderd.
P: Ja, geshredderd. Maar dat spuit er toch uit?
A: We hebben hem niet op het veld geshredderd. We hebben hem in Amsterdam geshredderd
P: Oh, je hebt hem in Amsterdam geshredderd. Oh wacht ff.
A: Toen is ie achterin het plastic helemaal
P: En je hebt al die meuk heb je in het plastic. .
A: In het plastic en daar zijn we mee in die ml achteruit over het veld gereden.
P: Over zo’n bollenveld heen en toen uitgestrooid ofzo? Dat is ook wel drappig zo. De volgende dag mocht het vergeven zijn van de meeuwen ofzo?
A: Niks van gezien
P: Nee joh
A: Niks het plastic hebben we verbrand. Kleding, schoenen alles.
P: Ja verstandig. Maar dan gaan we weleens een keer kijken joh. Dus je hebt hem buiten geshredderd in een zak. Ik zie het nu in beelden he.
A: Zo'n grote plastic...zo’n zeil.
P: Eronder he. Goh. Een dekzeil?
A: Ja, een dekzeil
P: Ja, dat moet inderdaad een smerige boel geweest zijn. Als je ziet hoe ver zo’n boompje al geshredderd wordt. Zo'n meter of 4 zeker wel. Het zit overal tussen.
A: Overal zat het tussen. We hebben de raarste middelen gebruikt om het schoon te maken. Van gekkigheid wisten we niet meer wat we erop moesten doen. Toen hebben we hem teruggebracht.
P: Maar die gozer die dat ding voor jullie heeft gehuurd bij Bo-rent weet niks waarvoor hij gebruikt is?
A: Nee niks.
P: Oké. Heb je daar nog weleens contact mee?
A: Met die gozer? Af en toe. Hij zit nog op Kreta.
P: Hij woont natuurlijk op Kreta.
A: Ja, hoe is het bolle. Ja goed.
P: Zit ie daar met zijn gezin? Er zitten nog al wat Nederlanders op Kreta
A: Nee, alleen. Ik maak me daar ook niet druk om
P: We gaan nog weleens langs dat bollenveldje. En Bo-rent. Dat ding is al lang al... 20 jaar
A: Je kunt het checken. Ja, [voornaam slachtoffer] zijn achternaam, godverdomme ik weet het niet meer.
P: Ja, dat komt wel. Als ik dat wil.....
A: Zijn maatje is toen naar Sint Maarten gegaan en die is daar toen gepakt want die liet alle dure Audi’s e.d. weghalen. Het halve parlement reed in gestolen auto’s rond. Allemaal dikke Audi's en eh.
P: Dat is typisch de Antillen ja. Maar zijn . ..hebben ook nooit wat vermoed ofzo? Of nooit gezegd of? Of zijn vrienden? Die moeten ook denken van nou ehhh die [voornaam verdachte] die erbij geweest is?
A: Nee, daar stond ik helemaal buiten.
P: Alleen die Surinamers uit Tilburg die weten er natuurlijk wel van? Je foto. De eigenaren van die 20 kilo.
A: Daar stond ik buiten. Dat heeft die bolle allemaal geregeld.
P: Die bolle heeft dat gedaan. Oh dus die weten ook niet van jou? Die Surinamers? De eigenaren van de 20 kilo
A: Nee, die weten niet van mij.
P: Die hebben er geen namen bij of gezichten?
A: Nee, nee, nee. Toen het allemaal achter de rug was toen was ik ook nog stom. Ben ik eerst naar Kreta gegaan en naar Spanje gegaan. Vond ik allemaal niks. Toen ben ik naar Bonaire gegaan en toen dacht ik, ik zie hem overal lopen.
P: Ja ja ja. Het lijkt allemaal op elkaar. Je weet zelf zeker dat hij er niet meer is.
A: Dat was wel ff raar.
P: Best traumatisch. Dat doe je niet iedere dag. Ja, jij hebt het misschien vaker gedaan met een haas of konijn maar dat is niet hetzelfde als een mens. Oké. Maar op die plek waar hij eerst begraven is en opgegraven daar heb je toen die shredder ehhh.....
A: Heb ik die shredder neergezet. Beton allemaal afgevoerd.
P: Je had het er nog druk mee. Maar toen heb je wel een beetje in piepzak gezeten?
A: Toentertijd zat er eentje in mijn motor, eentje onder mijn kussen, als ik in bad lag. Lag er nog eentje op mijn badrand. Ben echt wel een tijdje....
P: Overal pistolen. Maar je hebt nooit visite gehad van iemand. Ook niet van de kit dus dan ebt het ook weg natuurlijk he.
A: En inderdaad, weet dat de politie blij waren dat hij uit beeld was.
P: Dat hoorde je van zijn meisje natuurlijk. Dat hij uit beeld was. Maar die weten natuurlijk ook niet dat hij koud gemaakt is. Dan is hij gewoon weg.
A: We hadden nog wat papieren. Van een jacht wat in Miami lag. We hebben alles verbrand. Krijg maar de tering.
P: En die vrouw van hem die toen bij Justitie werkte heb je geen contact meer mee?
A: Nee, al jaren niet meer. Die heeft geen facebook ofzo niks.
P: Was dat een Surinaamse ook?
A: Nee was Nederlandse
P: Oh, goh. Goed.
A: Zij werkte bij het OM.
P: Ja toen. Ja dat is 22 jaar geleden. Hoe oud was ze toen? Weet je dat nog ongeveer?
A: Ehhmm toen was ze.....jaar of mijn leeftijd nou. Tegen de 50. Nou 45.
P: Dan is ze wel gepensioneerd tuurlijk he nu. Die werkt daar niet meer. Nou mooi
A: Hij was toen. Die ouwe was toen dezelfde leeftijd, jaar of 45. Voor de 50
P: Wat een verhaal hoor joh. Ik heb een hoop rare dingen gedaan. Maar dat nog niet gedaan in ieder geval maar je weet het nooit he. Het leven is nog niet over he.
A: Het is gebeurd. Ik lig er niet wakker van.
P: Hoe heeft die bolle?
A: [voornaam medeverdachte] [achternaam] .
P: [voornaam medeverdachte] . Is dat een Hollander of niet?
A: Ja.
P: [achternaam] ?
A: [achternaam] .
P: [voornaam medeverdachte] [achternaam] .
A: Er is maar één familie [achternaam] in Amsterdam en die hadden vroeger een fietsenwinkel aan het [naam park] , achter het...aan de zijkant van godverdomme hoe heet het nou...
P: Ik weet het ook niet hoor.
A: Hoe heet die dure straat ook alweer?
P: [straatnaam 1] .
A: De [straatnaam 1] en dan heb je [naam park] en dan de zijkant daarvan had hij een fietsenwinkel die ouwe
P: Zijn vader weer dan?
A: Zijn vader en zijn broer had een, moet ik zo even op de kaart kijken, een graszoden bedrijf maar die heeft ze eigen in zijn kop geschoten. Zijn broer vond allemaal vrouwenkleding en schoenen in zijn maat.
P: Zat in een ander lichaam zeg maar die zal wel niet lekker in zijn vel gezeten hebben anders schiet je jezelf niet door je kop heen he. Nou.
A: De rest is allemaal netjes opgeruimd.
(…).”25.
- ‘ ‘Patrick’ heeft in zijn proces-verbaal over de ontmoeting op 16 oktober 2018 genoteerd dat de verdachte tevens vertelde dat hij deze week weer ging rijden omdat hij geld moest verdienen
om de huur te betalen. De rit zou gaan richting Spa en hij zou hiermee € 1.000,00
verdienen. Hij zou een verlengde werkbus gebruiken en in de spits meerijden om niet op
te vallen. Een ander zou met een auto vooruit rijden om te kijken of er geen controle was
of zo.
In de woordelijke uitwerking van het gesprek blijkt hierover nog het volgende:
“A: Voor de rest heb ik geen geheimen.
P: Nee dat weet ik. Maar van de week moet je rijden. Doe je wel voorzichtig he?
A: Ja we moeten de huur betalen enne.
P: Levert het wel wat op zo’n rit?
A: Een rug.
P: He?
A: Een rug.
P: Oh. Daar wil ik ook wel voor rijden hoor bij wijze van spreken. Ga je dan nog. beetje met het normale verkeer mee. Geen rare dingen doen.
A: Je vertrekt als alle werkmensen vertrekken. Ik heb gewoon mijn broodtrommeltje met brood
P: Zo’n werkbus ofzo. Kangootje? Zo’n dingetje?
A: Verhoogde en verlengde Mercedes.
P: oké, ja. Jij kan het je helemaal niet permitteren. Je kan niet te hard rijden want je hebt geen rijbewijs he.
A: Nee als ik werk ...
P: Ja dat geloof ik ook wel hoor. Je bent geen ['Sammy'] die overal domme dingen doet he?
A: Nee, nee, nee. Ik spiegel...
A: Sowieso rijdt hij voor me en heb ik nog mijn telefoon.
P: mmm.
A: Dus als er iets is of ehh
P: Oh je laat wel iemand voor je rijden? Ja km of 10 ervoor laten rijden is altijd goed toch.
A: Ja 10-20.
P: Nou zie je ze zelden meer hoor van die politie fuiken maar je weet maar nooit natuurlijk. Vooral nu met dat Spa he. Stond op het nieuws.”
- Tussen 17 oktober 2018 en 29 november 2018 zijn er onder meer de volgende WhatsApp-berichten uitgewisseld:
“[17-10-18 21:15:32] [voornaam verdachte] : Lekker gegeten maatje ., was ff n. Moeilijk gesprek . Snap je ... (relatie frustratie) Maar goed ik vertrouw op je
[17-10-18 21:29:00] ['Patrick'] : Zeker lekker gegeten! Snap helemaal dat t niet makkelijk is..t gesprek.. mr goed even tegen t licht tevhouden nu. Maak je niet druk he. Wij zijn ok.hou je taai en tot binnenkort
[17-10-18 21:32:50] [voornaam verdachte] : Thanks. Maatje
[17-10-18 21:33:22] [voornaam verdachte] : Thanks voor het begrip
[17-10-18 21:35:16] ['Patrick'] : Tuurlijk vanzelfsprekend
[17-10-18 21:36:42] [voornaam verdachte] : Top
[17-10-18 21:39:41] [voornaam verdachte] : Kut maar goed hoe was t. Bij je ma san. Wist al dat je lekker. Gegeten. Had
[17-10-18 21:41:45] [voornaam verdachte] : Fijne aaf en. Spreek je snel Dan maak ik beef& guinnes stew
(…)
[30-10-18 15:10:15] ['Patrick'] : Donderdag effe knaken verdienen? Als je
kan pik ik je op. Weet nog nie hoe laat...mr probeer rond middag. Gr
[30-10-18 15:28:18] [voornaam verdachte] : Das goed nieuws maatje
[30-10-18 15:31:56] ['Patrick'] : Zeker. .momenteel rustig in de business mr je ziet ik denk aan je”
(…)
“[20-11-18 08:17:51] [voornaam verdachte] : Morguh maatje, alles goed? Groetjes A & B
[20-11-18 09:36:49] ['Patrick'] : Bom dia vrienden. Ik zit nu vr een paar dagen in Portugal vr de business. En afgelopen week had de griep me te pakken : ‘ ben nog nie de ouwe maar wat moet dat moet he...
[20-11-18 09:41:58] ['Patrick'] : En jullie . nog nieuws daar , gaat t goed met jullie? Niet teveel stressen he met al dat gedoe rond t huis van B
[20-11-18 09:43:21] [voornaam verdachte] : Beterschap. Kerel en hoop je snel. weer eens te zien.
[20-11-18 09:56:22] ['Patrick'] : Thnx makker wordt idd weer tijd. Als t hier lukt hebben we missch vol.g week weer wat te doen
[20-11-18 10:13:14] [voornaam verdachte] : Kijk dat zijn berichten
(…)
[29-11-18 19:00:56] ['Patrick'] : Net aangelegd Roompot. Wat een bagger weer vandaagf eerst een uur onder de douche en dan
[29-11-18 19:02:02] ['Patrick'] : Is nog druk deze week maar wat int vat zit... .hou je taai makker
[29-11-18 19:03:57] [voornaam verdachte] : vertrouw op je mocht je in de buurt zijn voor n bakkie. Graag”
- Op 6 december 2018 bezocht ‘Patrick’ de verdachte op de woonboot, [partner van verdachte ] was niet aanwezig. De gesprekken die ‘Patrick’ met de verdachte had waren van sociale aard en gingen over dat de verdachte was gestopt met het koerieren van wiet naar aanleiding van een tip van een vriend van hem die vroeger bij de politie had gewerkt en dat de mensen voor wie hij koerierde amateuristisch te werk gingen. ‘Patrick’ heeft aan de verdachte een fles whisky gegeven en op zijn verzoek € 300,00, omdat hij krap bij kas zat als voorschot op de eerstvolgende klus.
- In de periode van 10 december 2018 tot en met 10 januari 2019 heeft Whatsapp contact plaatsgevonden tussen ‘Patrick’ en de verdachte over sociale onderwerpen; onder meer wordt gesproken over dat ‘Patrick’ ziek is geweest, voor zijn moeder zorgt en het druk heeft met werk. Verder zijn er door de verdachte meerdere moppen naar ‘Patrick’ gestuurd, zijn er nieuwjaarswensen uitgewisseld en is er gesproken over de rechtszaak met betrekking tot de woning van [partner van verdachte ] en haar ex-partner. Onder meer zijn de volgende WhatsApp-berichten uitgewisseld:
“[18-12-18 14:32:42] ['Patrick'] : Hoi luitjes. Hoe ist daar San en ik willen morgen rond de middag langskomen, gaan we gezellig lunchen bij jullie in de buurt. Kunnen we onder t genot van een hapje en een
borrel bijkletsen en de kerst inluiden. P en S
[18-12-18 14:34:58] ['Patrick'] : Laat t maar weten wij gaan paar dagen nr t zuiden en komen langs jullie dus leek een leuk plan
[18-12-18 14:35:08] [voornaam verdachte] : Toppie
[18-12-18 14:37:091 [voornaam verdachte] : Gezellig
[18-12-18 14:39:18] ['Patrick'] : Gezellig . Wij hebben er ook zin in....tot morgen
[18-12-18 14:47:45] [voornaam verdachte] : [afkorting naam 'Patrick'] zou je mij Mischien n beetje vooruit kunnen helpen. Aub. Dat maak ik a.s.a.p. Goed met je 100%
[18-12-18 14:57:15] ['Patrick'] : Komt goed. hebben we t morgen over, wel. kut om zeker deze mnd op zwart zaad te zitten...
[18-12-18 14:58:04] ['Patrick'] : Dus 2018 moet topjaar worden .
[18-12-18 14:59:30] [voornaam verdachte] : 2019 of werk je met terugwerkende kracht
[18-12-18 14:59:47] ['Patrick'] : 2019 dus
[18-12-18 14:59:50] [voornaam verdachte] : thanks. Kap
[19-12-18 10:55:20] ['Patrick'] : Mogge maat. Lunchen in Heusden? Kunnen jullie daar rond 12.15 zijn, zien we elkaar daar. Eetcafé [horecagelegenheid 2] , [adres 4] Tot zo
[19-12-18 11:28:04] [voornaam verdachte] : Okidoki”
- Op woensdagmiddag 19 december 2018 hebben ‘Patrick’ en ‘Sanne’ met de verdachte en [partner van verdachte ] gegeten in het eetcafé [horecagelegenheid 2] te Heusden, waarbij over verschillende (sociale) onderwerpen is gesproken. ‘Patrick’ heeft de verdachte een bedrag van € 450,00 overhandigd en hem daarbij verteld dat het een lening was die de verdachte door klussen voor hem te doen zou gaan terugbetalen.
- Op 9 en 10 januari 2019 zijn de volgende WhatsApp-berichten uitgewisseld:
“[09-01-19 11:15:47] ['Patrick'] : Mogge makker. Effe vraagje. Heb misschien vrijdag klusje. Als t doorgaat kan ik dan een beroep op jou doen ? Denk ergens in de middag
[09-01-19 11:16:25] [voornaam verdachte] : A.s vrijdag ?
[09-01-19 11:16:39] ['Patrick'] : Yep
[09-01-19 11:16:51] [voornaam verdachte] : Tuurlijk
[09-01-19 11:17:48] [voornaam verdachte] : Geen probleem
[09-01-19 11:17:52] ['Patrick'] : Tof
(…)
[10-01-19 16:48:52] ['Patrick'] : Morgen gaat door, laat ochtends weten hoe laat enzo
[10-01-19 16:49:05] [voornaam verdachte] : Toppie
[10-01-19 16:49:24] [voornaam verdachte] : Thanks maatje”
- -
Op 11 januari 2019 heeft ‘Patrick’ de verdachte thuis opgehaald in verband met een klus. Zij reden naar Utrecht, alwaar zij ‘ Sammy ’ ontmoetten. Er moest een incasso-opdracht bij een man worden uitgevoerd die schulden had bij ‘Patrick’. De verdachte ging met ‘ Sammy ’ mee voor de uitvoering van die opdracht. De betreffende man, undercoveragent A-4180, werd gedwongen zijn waardevolle spullen af te geven. ‘Patrick’ heeft de verdachte vervolgens voor deze klus een bedrag van € 200,00 betaald.
- -
In de periode daarna zijn de volgende WhatsApp-berichten uitgewisseld:
“[20-01-19 22:44:48] ['Patrick'] : Ola amigo. Ben nog effe bezig hier mr kun je fotootje van je paspoort sturen vr boeken trip. Weet nog nie precies wanneer mr kan wel zijn dat t al binnen een week is.
[20-01-19 22:45:49] ['Patrick'] : Effe een pr dagen wordt t dan. Stay safe J
[20-01-19 22:53:15] [voornaam verdachte] : Ik kan je de gegevens sturen want via t internet liever niet of ik kom je n copy brengen.
[21-01-19 00:08:27] ['Patrick'] : Wright. !naam en geb datum is genoeg. Blijven binne EU , paspoort moet wel geldig zijn
[21-01-19 00:39:25] ['Patrick'] : Verbinding is hier kut. Mr nu in de WiFi. Realiseer me net dat t 5 uur later is
bij jullie....
[21-01-19 00:41:23] [voornaam verdachte] : [verdachte] [geboortedata]
paspoort nr [paspoortnummer] geldig tot [datum]
(…)
[23-01-19 13:50:55] ['Patrick'] : Ik kom mrgen begin middag effe langs, ok?
[23-01-19 13:51:14] [voornaam verdachte] : Ok
[23-01-19 13:52:05] ['Patrick'] : Ok maatje. Voorzichtig morgen
[23-01-19 13:52:18] [voornaam verdachte] : Ok
[23-01-19 14:11:20] ['Patrick'] : Binnenkort pr dagen weg met zn 2.. morgen effe weg om wat te regelen ivm met ons tripje”
- Op 24 januari 2019 is ‘Patrick’ naar de woonboot van [voornaam verdachte] en [partner van verdachte ] gegaan. Zij hadden daar een sociaal gesprek. Ongeveer 20 minuten later vertrokken ‘Patrick’ en de verdachte met de auto van ‘Patrick’, die hij verderop parkeerde. ‘Patrick’ confronteerde de verdachte met het feit dat hij informatie had waaruit bleek dat het lichaam niet was vershredderd maar naar België was gebracht. De verdachte bleef erbij dat het lichaam wel vershredderd was. ‘Patrick’ heeft tegen de verdachte gezegd dat hij hem niet mee kon nemen naar Portugal wegens de risico’s.
9.3.5.
De verklaringen van de verdachte naar aanleiding van het WOD-traject
De verdachte heeft eerst ter terechtzitting van de rechtbank van 8 december 2020 een verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij een vriendschappelijke relatie met ‘Patrick’ had opgebouwd. Zijn beeld van ‘Patrick’ was dat deze goed in de slappe was zat. De bedragen voor de schilderijen trok hij zo uit zijn zak. ‘Patrick’ was bootjesmakelaar en kwam over als iemand die handelde in louche zaken. Concreet had hij daar nooit iets over gezegd, maar de verdachte leidde dat af uit de manier waarop hij praatte en zich voordeed. De verdachte had het idee dat ‘Patrick’ iets voor hem kon betekenen in die zin dat hij het restaurant in Cambodja kon financieren. De verdachte was ook onder de indruk van ‘Patrick’. Hij kreeg namelijk het idee dat ‘Patrick’ de baas was van een internationale organisatie waarbinnen veel geld werd verdiend en dat hij, als onderdeel van deze organisatie, dan ook veel geld zou gaan verdienen. ‘Patrick’ bleek ook in de bitcoinhandel te zitten en in het valse geld. Het bleek ook dat hij vervoer deed tussen Portugal en Engeland en dat hij vaak in Portugal verbleef. De verdachte zou met ‘Patrick’ naar Portugal gaan, ‘Patrick’ had om een kopie van zijn paspoort gevraagd. In Portugal zou de verdachte bakken met geld kunnen gaan verdienen. Hij zag ‘Patrick’ niet als compagnon maar als baas, als iemand bij wie hij geld kon verdienen om zijn eten te betalen, zijn huur en zijn alcohol- en drugsgebruik. Verder had hij het idee gekregen dat ‘Patrick’ en de mensen die voor hem werkten, geweld niet schuwden. Om die reden heeft de verdachte zich naar eigen zeggen stoerder en gevaarlijker voorgedaan dan hij eigenlijk is. Toen ‘ Sammy ’ een verhaal vertelde over vluchten, heeft de verdachte daarop gereageerd door hem te overtreffen. De verdachte heeft uitgelegd dat hij dit deed met het doel om te stijgen binnen de organisatie van ‘Patrick’. Er kwamen steeds meer details in zijn verhaal, omdat ‘Patrick’ hem onder druk zette. Hij bleef in het geheim werken voor wietboeren, terwijl dit van ‘Patrick’ niet mocht. Dat had hij aan ‘Patrick’ verteld en toen gaf hij de verdachte op zijn flikker. De verdachte had het geld van de klusjes nodig voor eten en drugs. Hij zou met ‘Patrick’ naar Portugal gaan om zijn organisatie te ontmoeten, maar dat werd uitgesteld. In de tussentijd pakte hij deze klusjes van ‘Patrick’ aan en wachtte op de grote klapper. Het verhaal dat de verdachte aan ‘Patrick’ vertelde, heeft hij verzonnen.
Ter terechtzitting van het hof op 16 juni 2022 heeft de verdachte in grote lijnen hetzelfde verklaard. Hij heeft verklaard dat hij in de betreffende periode (nog) veel drugs gebruikte, leed aan wondroos, financiële problemen had en dat hij financieel afhankelijk was van ‘Patrick’. Hij heeft hem een ‘broodje aap’-verhaal verteld om indruk te maken.
9.3.6.
Deelconclusies van het hof met betrekking tot het verloop van het WOD-traject
Verdenking, proportionaliteit en subsidiariteit
Vaststaat dat de politie in de onderzoeken Pergamon (2003) en 13Borkum (2011) tevergeefs heeft geprobeerd om de zaak rond de verdwijning en mogelijke dood van [slachtoffer] op te lossen. Uit de (zij het beperkte aantal uit die onderzoeken voortkomende) aan het onderhavige dossier toegevoegde stukken blijkt het volgende. Meerdere getuigen zijn gehoord en ook is op andere wijze onderzoek verricht, zoals het opvragen van informatie uit landen waar [slachtoffer] met enige regelmaat verbleef en onderzoek naar correspondentie en andere documenten uit de periode dat [slachtoffer] is verdwenen. Gedurende de onderzoeken waren er reeds sterke aanwijzingen dat sprake zou zijn van een ripdeal en dat [slachtoffer] van het leven zou zijn beroofd. Uit deze onderzoeken zijn echter onvoldoende concrete aanknopingspunten naar voren gekomen om de zaak op te kunnen lossen.
In 2017 is in het kader van het onderzoek 13Beaufort besloten om het WOD-traject in te zetten.
Het hof wijst voorts op de hiervoor aangehaalde aanvraag bevel stelselmatige informatie-inwinning van de politie van 23 augustus 2017, waarin de verdenking jegens de verdachte wordt genoemd en waarin wordt toegelicht waarom er op dat moment redelijkerwijs geen andere, minder vergaande opsporingsmiddelen beschikbaar waren.
Gelet hierop en op het feit dat het een onderzoek naar een levensdelict betrof, is het hof van oordeel dat ten tijde van de start van het WOD-traject aan de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit was voldaan en dat dit traject, gezien het verloop en de ontwikkeling van het onderzoek, aan deze vereisten bleef voldoen.
Bevelen en de uitvoering van het traject
Aan het optreden van de opsporingsambtenaren hebben steeds bevelen als bedoeld in artikel 126j, eerste lid, Sv ten grondslag gelegen, waarin de wijze waarop aan het bevel uitvoering wordt gegeven is omschreven als “zonder dat kenbaar is dat hij optreedt als opsporingsambtenaar, stelselmatig informatie inwint over de verdachte, teneinde bewijs te verzamelen in het onderzoek naar de ontvoering/moord/doodslag van de vermiste [slachtoffer] ”, uitgebreid met: “dat opsporingsambtenaren door stelselmatig in de omgeving van de verdachte te verkeren en/of
aan activiteiten en gesprekken deelnemen waaraan ook de verdachte of [partner van verdachte ] als
genoemd of andere personen in zijn directe omgeving deelnemen”. Er is veelvuldig overleg geweest tussen de betrokken officieren van justitie en het onderzoeksteam. Ter zake van iedere inzet, ook van bijvoorbeeld het versturen van een WhatsApp-bericht van sociale aard, zijn in processen-verbaal de opdrachten van de begeleiders en de bevindingen van de opsporingsambtenaren vastgelegd. Een uitdraai van de gewisselde WhatsApp-berichten bevindt zich in het dossier. De betaalde bedragen voor de schilderijen van [partner van verdachte ] en de ‘klussen’ van de verdachte zijn vastgelegd.
Verslaglegging
Het hof gaat uit van de juistheid van de op ambtseed/-belofte opgemaakte processen-verbaal. Voor wat betreft het gebruik van alcohol door ‘Patrick’ geldt dat hij in de processen-verbaal heeft opgenomen hoeveel alcoholische consumpties hij heeft genuttigd en dat het om een beperkt gebruik van alcohol gaat. De verdachte heeft de juistheid van de weergave in de processen-verbaal in essentie ook niet betwist. Het hof heeft voldoende inzicht kunnen krijgen in het besprokene over Cambodja en Portugal, waarover hierna meer. Over de latere ondertekening van de processen-verbaal heeft de politie verantwoording afgelegd en deze latere ondertekening doet geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van de processen-verbaal. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het in de rede ligt dat in een traject als het onderhavige, voor zover dat mogelijk is, de communicatie met de verdachte auditief dan wel audiovisueel wordt opgenomen. Waarom dit in de onderhavige zaak grotendeels niet het geval is geweest is het hof niet geheel duidelijk geworden. Evenwel is het opnemen geen verplichting en heeft het hof door de opgemaakte processen-verbaal voldoende inzicht gekregen in de uitvoering van het traject. Daarbij komt dat de gesprekken van 27 september 2018, 16 oktober 2018 en 24 januari 2019, waarin de verdachte verklaart over zijn betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] en het wegmaken van diens lijk, wel auditief zijn opgenomen.
Feitelijk optreden van de opsporingsambtenaren
Hiervoor is een groot aantal ontmoetingen dat heeft plaatsgevonden kort beschreven, is voorts een groot aantal WhatsApp-berichten opgenomen en zijn de opgenomen gesprekken waarbij de verdachte over zijn betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] heeft verklaard integraal weergegeven. De overige bevindingen in het dossier betreffende het traject leveren geen ander beeld op dan het beeld dat uit hetgeen hiervoor is geschetst naar voren komt. Naar het oordeel van het hof zijn de opsporingsambtenaren bij de wijze waarop zij aan de bevelen uitvoering hebben gegeven, gebleven binnen de kaders van de opdracht van de officier van justitie.
Mate van (psychische) druk/kwetsbare verdachte
Uit de hiervoor opgenomen informatie uit het WOD-traject blijkt dat de verdachte geen geïsoleerd bestaan leidde. Hij had (en heeft) een liefdesrelatie met [partner van verdachte ] en was kennelijk veel in haar bijzijn. Uit de processen-verbaal van ‘Patrick’ en uit de WhatsApp-contacten volgt het beeld dat de verdachte een sociale man is. ‘Patrick’ heeft in zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 28 februari 2020 verklaard dat hij het goed kon vinden met de verdachte, de verdachte is een fijne man om mee om te gaan. De verdachte was gelukkig met [partner van verdachte ] en maakte een stabiele indruk op ‘Patrick’.
‘Patrick’ heeft de verdachte regelmatig wiet zien blowen, maar heeft hem geen harddrugs zien gebruiken. Eerst kon de verdachte niet geopereerd worden aan zijn knie omdat de anesthesist vond dat hij zijn drugsgebruik moest minderen, maar in mei/juni 2018 heeft de operatie alsnog plaatsgevonden en had de verdachte zijn gebruik kennelijk verminderd. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 10 maart 2022 met betrekking tot telefonische dealercontacten van de verdachte blijkt ook dat de verdachte rond april/mei 2018 minder verdovende middelen is gaan gebruiken (p. 1355-1359 Algemeen dossier). Ook overigens volgt het door de verdediging geschetste beeld dat de verdachte een ernstig verslaafde man was, dan wel grote problemen met afkicken had, niet uit de onderzoeksbevindingen. De verdachte komt volledig helder over in de (weergave) van de gesprekken die hij met ‘Patrick’ voerde en in de door hem verzonden WhatsApp-berichten.
Er is niet van dusdanig ernstige gezondheidsproblemen bij de verdachte gebleken dat hij daardoor als kwetsbaar zou moeten worden aangemerkt. De verdachte had last van zijn knie, maar is daaraan geopereerd. Na deze operatie had hij pijn en leed hij aan wondroos. Op 2 augustus 2018 heeft de verdachte geklust maar moet dan in het weekend met zijn been omhoog, omdat hij nog steeds wondroos heeft. Hij moet weer een kuur maar “de implementatie” (het hof begrijpt: de kunstknie/het implantaat) is perfect en hij zit ook vrij goed qua fysio. De operatie is dus geslaagd en verder neemt de verdachte medicatie en volgt hij fysiotherapie. Op 1 september 2018 blijkt het de goede kant op te gaan met de knie van de verdachte.
Over de financiële situatie van de verdachte ten tijde van het WOD-traject is het volgende gebleken. De verdachte ontving een uitkering en € 60,00 leefgeld per week. Ter terechtzitting bij het hof heeft hij verklaard dat hij zijn huis in [plaats 2] aan een vriend onderverhuurde, dat deze de huur meebetaalde en dat hij zelf was ingetrokken op de woonboot bij [partner van verdachte ] . Ook heeft hij ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij geld verdiende door klussen uit te voeren, zoals bij iemand schilderen, tuinbouw en een klusje hier of daar. Voorts voerde de verdachte wiettransporten uit. Op 21 april 2018 stuurt hij een WhatsApp-bericht aan ‘Patrick’ dat hij de aankomende twee weken volop aan het werk is, behalve op Koningsdag. Op 9 mei 2018 vertelde de verdachte aan ‘Patrick’ dat hij de laatste weken € 1.700,00 had verdiend met transport. Tijdens het gesprek met ‘Patrick’ op 16 oktober 2018 had de verdachte een wiettransport in de week daarop in het vooruitzicht waarmee hij € 1.000,00 zou verdienen. Ter terechtzitting van het hof heeft de verdachte verklaard dat hij cash kreeg uitbetaald, voor het transport de bus “van hen” gebruikte en niet voor de benzine hoefde te betalen.
De verdachte heeft verklaard dat ‘Patrick’ hem financieel isoleerde en hem verbood om de wiettransporten uit te voeren. Inderdaad heeft ‘Patrick’ op 13 juli 2018 tegen de verdachte gezegd dat als hij voor hem, ‘Patrick’, ging werken, hij zou moeten stoppen met de wiettransporten. Echter blijkt uit de hiervoor aangehaalde gesprekken dat de verdachte door ging met deze transporten en daar ‘Patrick’ ook over vertelde, die hem daarbij niets in de weg legt. Zelfs geeft ‘Patrick’ de verdachte in het gesprek van 16 oktober 2018 nog het advies om voorzichtig te rijden en rekening te houden met politiefuiken. Ook overigens is niet gebleken dat ‘Patrick’ de verdachte financieel isoleerde.
Dat de verdachte financieel afhankelijk was van ‘Patrick’ op het moment dat hij zijn verklaringen van 27 september 2018 en 16 oktober 2018 aflegde, is niet gebleken. Verdachte had pas op 21 september 2018 voor de eerste maal een bedrag ontvangen voor een klusje van ‘Patrick’ van € 300,00. Op 27 september 2018 ontving hij, na zijn ontboezemingen aan ‘ Sammy ’ – waar ‘Patrick’ niet bij was – van ‘Patrick’ voor de tweede maal een bedrag van € 300,00 voor de (uiteindelijk niet uitgevoerde) klus. Ten tijde van zijn verklaringen op 27 september 2018 respectievelijk 16 oktober 2018 had de verdachte dus nog maar€ 300,00 respectievelijk € 600,00 van ‘Patrick’ ontvangen, terwijl er al sinds januari 2018 sprake was van regelmatig contact. Kennelijk kon de verdachte op andere wijze in zijn levensonderhoud voorzien.
Mate van misleiding
De verdachte is, zoals blijkt uit de weergave van het WOD-traject, in vergaande mate misleid. ‘Patrick’ heeft de indruk gewekt dat hij naast zijn legale werk in boten, waarvoor hij veelal in Portugal verbleef, zich tevens bezighield met het smokkelen van (vals)geld. Hij zou ook een contact bij de politie hebben. ‘Patrick’ heeft op 28 februari 2020 bij de rechter-commissaris verklaard dat de verdachte al vrij snel uit zichzelf vroeg of hij niet wat geld bij ‘Patrick’ kon verdienen. In een WhatsApp-bericht van 3 april 2018 aan ‘Patrick’ schrijft de verdachte: “Mocht je ooit een handje nodig hebben laat t me maar weten”. Uit het dossier ontstaat het beeld dat de verdachte het gezellig vindt met ‘Patrick’, maar duidelijk is ook dat hij aanvankelijk hoopt op een investering van ‘Patrick’ en ‘Sanne’ in het restaurant in Cambodja, en vervolgens als dat van de baan is, wel wat bij ‘Patrick’ wilde verdienen. Hiertoe voert hij ‘klusjes’ uit op 21 september 2018 en op 27 september 2018. Het contact blijft echter vriendschappelijk; de stellen spreken met elkaar af en de toon van de WhatsApp-berichten is luchtig. De verdachte geeft niet de indruk ‘Patrick’ als zijn “baas” te zien.
Wat betreft de wens om in Cambodja een restaurant te beginnen, blijkt dat ‘Patrick’ en ‘Sanne’ op 2 maart 2018 hebben gesproken over het mogelijk investeren daarin, maar daar wel eerst goed over te willen nadenken. Op 3 maart 2018 heeft ‘Patrick’ de verdachte in een WhatsApp-bericht laten weten dat hij het wel moet laten bezinken en goed moet bekijken allemaal en dat de verdachte niet te blij moet worden, omdat het anders extra tegenvalt. Op 8 maart 2018 heeft ‘Patrick’ laten weten wel benieuwd te zijn naar het plan van de verdachte en [partner van verdachte ] en dat hij zijn mogelijkheden aan het bekijken is. Op 20 maart 2018 hebben de verdachte en [partner van verdachte ] aan ‘Patrick’ een presentatie laten zien met het financiële plaatje van de overname. ‘Patrick’ heeft aangegeven dat hij het moest laten bezinken, dat hij met een ander moest overleggen en dat hij ze geen valse hoop wilde geven. Op 26 maart 2018 heeft ‘Patrick’ aan de verdachte laten weten dat er complicaties zijn en op 27 maart 2018 hebben ‘Patrick’ en ‘Sanne’ zich kritisch getoond over de overnamekosten en het door de huurder gevraagde bedrag en hebben zij laten weten dat ze nu niet konden helpen met de financiering. De verdachte en [partner van verdachte ] gaven hierna aan er anders tegenaan te kijken en dat ze in de toekomst misschien voor wat kleiners en goedkopers moesten gaan. Op 30 maart 2018 bleek dat het restaurant was verkocht. ‘Patrick’ liet op die dag ook aan de verdachte weten dat hij voorlopig niet over zijn geld kon beschikken. Op 11 april 2018 heeft de verdachte nog in een WhatsApp-bericht aan ‘Patrick’ laten weten dat ze nog wel interessante locaties hebben gevonden en dat “ze” niet van [naam restaurant 2] afkomen, maar ‘Patrick’ reageert hier niet op en leidt de conversatie een andere kant op. De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat het restaurant in Cambodja in maart 2018 van de baan was en dat zij een eventuele kroketterie in Cambodja op een zijspoor hadden gezet, omdat zij geen financiële middelen daarvoor hadden. Uit het dossier noch uit de verklaring van de verdachte blijkt verder van concrete plannen van de verdachte met betrekking tot een restaurant of een kroketterie in Cambodja na maart/april 2018, terwijl er evenmin blijkt van enige door ‘Patrick’ en/of ‘Sanne’ gedane toezegging met betrekking tot de financiering hiervan. ‘Patrick’ heeft hierover in zijn verhoor bij de rechter-commissaris van 28 februari 2020 verklaard: “Sanne en ik hebben met [voornaam verdachte] besproken dat het veel te duur was en achteraf gezien waren ze ons daar dankbaar voor, dat het niet doorging. Ze zagen toen ook in dat het niet goed was. Ik kon dat geld natuurlijk niet investeren. Dat Cambodja-verhaal is een stille dood gestorven, maar daar waren [voornaam verdachte] en [partner van verdachte ] wel content mee. Dat verhaal is gedurende het hele jaar nog wel eens boven komen borrelen, omdat ze graag naar Cambodja wilden. Dit was ook in verband met de dochter van [voornaam verdachte] , die in Thailand woont, maar er is nadien niet meer gesproken over dit soort bedragen of een investering met ons geld.”
Met betrekking tot het (vele) geld dat de verdachte in Portugal zou gaan verdienen, heeft de verdachte ter terechtzitting van de rechtbank verklaard dat hij met ‘Patrick’ mee naar Portugal zou gaan om “zijn organisatie” te ontmoeten. De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat dit concreet werd toen ‘Patrick’ hem om zijn paspoortgegevens vroeg. Blijkens de WhatsApp-berichten was dit op 20 januari 2019 en heeft de verdachte de volgende dag zijn gegevens naar ‘Patrick’ gestuurd. ‘Patrick’ heeft op 16 maart 2020 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij altijd heel oppervlakkig is gebleven over zijn werkzaamheden, dat hij voornamelijk in het buitenland was wegens zijn werk in de offshore sector en dat hij niet met de verdachte heeft gesproken over criminele activiteiten in Portugal. ‘Patrick’ zat veel in Portugal, had daar vrienden, werk en plezier. Hij heeft het nooit met de verdachte gehad over welke vrienden er in Portugal ontmoet zouden worden, hij vond het leuk een keer de verdachte mee te nemen naar Portugal en het had niets met criminele activiteiten te maken, aldus ‘Patrick’ bij de rechter-commissaris.
Het hof overweegt dat er blijkens de processen-verbaal over de ontmoetingen herhaaldelijk over “Portugal” is gesproken, maar dat dit wordt gerangschikt onder “gesprekken van sociale aard”. Niet blijkt dat door ‘Patrick’ aan de verdachte is toegezegd dat hij in Portugal veel geld zou gaan verdienen en in ieder geval was een trip naar Portugal niet concreet vóór 20 januari 2019.
Verhoorsituatie?
De verdachte heeft op 21 september 2018, geconfronteerd met ‘ Sammy ’ die zogenaamd op de vlucht moest, uit zichzelf verklaard dat hij een keer naar Kreta heeft moeten vluchten voor iets waarvoor hij TBS zou kunnen krijgen. Naar het oordeel van het hof is hierbij geen sprake van een verhoorsituatie. Door ‘ Sammy ’ is geen enkele druk op de verdachte uitgeoefend om dit verhaal te vertellen. De verdachte is misleid door hem te confronteren met een “vluchtende Sammy ” en hij heeft er zelf voor gekozen deze informatie met ‘ Sammy ’ te delen.
‘Patrick’ heeft de verdachte hier nadere vragen over gesteld op 27 september 2018; iets met TBS wil hij wel het liefst weten, in plaats van ['Sammy'] . De verdachte heeft vervolgens het verhaal uit de doeken gedaan. Op 16 oktober 2018 heeft ‘Patrick’ nadere vragen aan de verdachte gesteld over “die knakker die koud gemaakt is”, omdat hij toch wat meer dingen wil weten om zeker te weten dat hij geen risico loopt en de verdachte ook niet.
Het hof merkt op dat er een zekere opbouw in de vraagstelling zit, naarmate de verdachte meer vertelt aan ‘Patrick’. Zo wordt er op 27 september 2018 in eerste instantie voornamelijk gereageerd op wat de verdachte verklaart en wordt de verdachte meegenomen in zijn eigen verhaal. Op 16 oktober 2018 zijn verschillende (verdiepende) vragen gesteld. Naar het oordeel van het hof is evenwel in beide situaties geen sprake van een onacceptabele wijze van sturen en ongeoorloofde bemoeienis met de inhoud van de verklaring van de verdachte. De vragen die ‘Patrick’ stelt kunnen ook binnen een “normaal gesprek” gesteld worden. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat ‘Patrick’ hierover bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij meer verduidelijking wilde en dat de verdachte op bepaalde momenten binnensmonds sprak (verklaring van A-4083 bij de rechter-commissaris op 28 februari 2020).
Bij de gesprekken van 27 september en 16 oktober 2018 blijkt niet van enige door ‘Patrick’ uitgeoefende druk noch van enige door hem gestelde voorwaarde. Het hof heeft (evenals het Openbaar Ministerie en de verdediging) de geluidsopnames van deze gesprekking beluisterd en ook daaruit is niet van enige druk gebleken: ‘Patrick’ stelt (vervolg)vragen en de verdachte vertelt, er is geen sprake van bijvoorbeeld stemverheffing van ‘Patrick’ en de gesprekken verlopen rustig. De verdachte heeft er zelf voor gekozen zijn verhaal te delen met ‘Patrick’, die niet wil dat de verdachte een bekentenis doet, maar juist wil dat er geen misdrijf is gepleegd omdat hij geen problemen met de politie wil.
Er is in deze beide situaties ook overigens geen sprake van (ontoelaatbare) druk. Hierbij betrekt het hof hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de persoon van de verdachte en de situatie waarin hij verkeerde, kort samengevat: het gaat hier niet om een kwetsbare verdachte en er is geen sprake van een (financiële) afhankelijkheid van ‘Patrick’. De verdachte kon in alle vrijheid afzien van contacten met en klusjes voor ‘Patrick’. Aldus stond de verdachte niet onder druk om zijn (‘broodje aap’-)verhaal aan ‘Patrick’ te vertellen. De stelling van de verdachte, dat hij onder druk een (‘broodje aap’-)verhaal heeft verteld omdat hij van mening was met een keiharde crimineel van doen te hebben en zijn positie wilde versterken, schuift het hof als ongeloofwaardig terzijde. ‘Patrick’ was juist iemand die “onder de radar” wilde blijven, hij wilde geen problemen met de politie en wilde bijvoorbeeld dat de verdachte, als hij voor hem ging werken, niet zou rijden omdat de verdachte geen rijbewijs had.
Naar het oordeel van het hof geldt ook bij de gesprekken van 27 september 2018 en 16 oktober 2018 dat de verdachte is gaan verklaren door de toegepaste misleiding, welke misleiding het hof gelet op het hiervoor overwogene toelaatbaar acht, zonder evenwel enige op hem gelegde druk. Van een verhoorsituatie is derhalve geen sprake.
Wat betreft het gesprek van 24 januari 2019 is het volgende van belang in de aanloop daar naartoe. Op 6 december 2018 vertelt de verdachte aan ‘Patrick’ dat hij is gestopt met het koerieren van wiet. Die dag geeft ‘Patrick’ de verdachte op zijn verzoek een bedrag van € 300,00, omdat de verdachte krap bij kas zit. Op 18 december 2018 vraagt de verdachte in een WhatsApp-bericht aan ‘Patrick’ of deze laatste hem een beetje vooruit kan helpen, hij zit krap bij kas. Op 19 december 2018 geeft ‘Patrick’ de verdachte een bedrag van € 450,00 en zegt dat dit een lening is die de verdachte door klussen voor hem, ‘Patrick’, te doen gaat terugbetalen. Op 11 januari 2019 voert de verdachte tegen betaling van een bedrag van € 200,00 een zogenaamde incassoklus uit voor ‘Patrick’. Op 20 januari 2019 wordt, volgens de verdachte, de “klus” in Portugal concreet voor hem, omdat ‘Patrick’ hem op die datum vraagt om gegevens van zijn paspoort. Vervolgens vindt er op 24 januari 2019 een gesprek tussen ‘Patrick’ en de verdachte plaats, waarbij ‘Patrick’, na te hebben gesproken over het belang van vertrouwen, zeker nu de verdachte meegaat naar Portugal, de verdachte voorhoudt dat zijn verhaal voor driekwart klopt. Hierna confronteert ‘Patrick’ de verdachte met CIE-informatie die hij heeft gekregen “via mijn contact bij de kit”, waaruit bleek dat het lichaam van [slachtoffer] niet was vershredderd maar was verstopt in België. Tijdens dit gesprek blijft ‘Patrick’ de verdachte hiermee confronteren en hierover bevragen. ‘Patrick’ heeft in zijn proces-verbaal van deze ontmoeting het volgende opgenomen: “Ik liet [voornaam verdachte] de informatie die ik had lezen via het scherm van mijn telefoon. [voornaam verdachte] vertelde geschrokken te zijn dat zijn naam daarin voorkwam maar vertelde weer dat het België verhaal niet klopte en was duidelijk aangeslagen door de informatie, Ik zag dat [voornaam verdachte] een bleke gelaatskleur kreeg en dat hij trilde toen hij een shaggie maakte kennelijk door nervositeit.” Het hof heeft de verdachte op de geluidsopname van dit gesprek zwaar horen zuchten.
Naar het oordeel van het hof is de situatie ten aanzien van het gesprek op 24 januari 2019 een andere dan ten tijde van de gesprekken van 27 september 2018 en 16 oktober 2018. Er was bij de verdachte inmiddels een zekere financiële afhankelijkheid van ‘Patrick’ ontstaan, de verdachte had een klus voor ‘Patrick’ uitgevoerd die in ieder geval een element van dwang ten aanzien van ‘het slachtoffer’ bevatte (de incasso-klus) en hij had – in zijn op dat moment lastige financiële situatie – concreet een trip naar ‘Portugal’ in het vooruitzicht. Het hof gaat ervan uit dat de verdachte met die trip – uiteindelijk – geld hoopte te verdienen. De verdachte is tijdens dit gesprek geconfronteerd met politie-informatie waardoor hij mogelijk – ‘Patrick’ geeft aan gezien de informatie “effe de rem erop” / “het op rij te willen zetten” – niet mee zou kunnen gaan naar Portugal. Door deze politie-informatie raakte de verdachte zeer van zijn stuk. De verdachte is er vervolgens meerdere malen mee geconfronteerd dat zijn eerdere verklaringen niet zouden kloppen en er zijn hem hierover indringende vragen gesteld. In feite bevond de verdachte zich tijdens het gesprek met ‘Patrick’ op 24 januari 2019 naar het oordeel van het hof aldus in een verhoorsituatie.
9.3.7.
Eindconclusie van het hof met betrekking tot het verloop van het WOD-traject en de door de verdachte afgelegde verklaringen
a. a) De rechtmatigheid WOD-traject en verklaringsvrijheid
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat het WOD-traject rechtmatig is verlopen en dat de door de verdachte op 21 september, 27 september en 16 oktober 2018 afgelegde verklaringen niet in strijd met zijn verklaringsvrijheid zijn afgelegd en derhalve voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Naar het oordeel van het hof is de verklaring van 24 januari 2019 door de verdachte wel afgelegd in strijd met zijn verklaringsvrijheid en dient deze verklaring te worden uitgesloten van het bewijs.
b) Is sprake van een ‘broodje aap’-verhaal?
De verdachte heeft, kort samengevat, tegenover undercoveragent ‘Patrick’ verklaard dat hij [slachtoffer] heeft gedood door hem door zijn hoofd te schieten en door met een voorwerp diens hoofd in te slaan. Voorts heeft de verdachte tegenover ‘Patrick’ verklaard dat hij samen met [medeverdachte] het lichaam van [slachtoffer] heeft begraven, weer heeft opgegraven, heeft vershredderd en vervolgens de resten naar een bollenveld in [plaats 3] heeft gebracht.
Hiervoor heeft het hof uiteengezet dat er voor de verdachte geen enkele aanleiding bestond om zich voor te doen als “keiharde bikkel” en aldus een (dergelijk) verzonnen verhaal te vertellen. Het hof is er ook overigens van overtuigd dat de verdachte het werkelijke verhaal heeft verteld en neemt daarbij het volgende in aanmerking.
Whatsapp-gesprek van 17 oktober 2018 Op 17 oktober 2018, daags na het gesprek van 16 oktober 2018 waarbij de verdachte aan ‘Patrick’ over het doden van [slachtoffer] en over het wegmaken van zijn lichaam heeft verteld, stuurt de verdachte een WhatsApp-bericht aan ‘Patrick’ waarin hij schrijft dat het even een moeilijk gesprek was en waarin hij ‘Patrick’ bedankt voor zijn begrip. Een dergelijk bericht ligt bepaald niet voor de hand voor iemand die zich wil voordoen als keiharde bikkel maar wijst erop dat de verdachte heeft verteld wat er werkelijk is gebeurd.
Woonboot OVC-gesprekken
Aan de overtuiging van het hof dat de verdachte geen ‘broodje aap’-verhaal heeft verteld draagt voorts bij de inhoud van de OVC-gesprekken op de woonboot. Hierover overweegt het hof het volgende.
In het politieonderzoek is op basis van een daartoe gegeven bevel het opsporingsmiddel van het opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC) ingezet in de woning (woonboot) van de verdachte en zijn partner [partner van verdachte ] . De opgenomen communicatie is woordelijk uitgewerkt in het dossier.
Op 27 september 2018 heeft er een ontmoeting plaatsgevonden tussen de verdachte en de undercoveragent ‘Patrick’. Op deze dag vertrekt ‘Patrick’ even na 16:30 uur. Daaropvolgend spreekt de verdachte met zijn partner in de woonboot.
De verdachte spreekt eerst over “die jongen in die auto” – het hof begrijpt dat de verdachte hier spreekt over de ontmoeting met de undercoveragent ‘ Sammy ’ met wie hij in een auto op 21 september 2018 heeft gesproken – en dat ‘Patrick’ daarnaar gevraagd heeft.
In de uitwerking van het OVC-gesprek van 27 september 2018 vanaf 16:36:48 uur is het volgende gerelateerd (p. 172-173 Algemeen dossier):
[voornaam verdachte] neemt afscheid van ['Patrick'] op de woonboot en gaat daarna in gesprek met [partner van verdachte ] op de woonboot.
“(…)
[voornaam verdachte] : Ja, maar ik zat laatst met die jongen in die auto… En die zegt van ja euhm… ja godverdomme die kut kerel… onderduiken en…..ik zeg ja ik ken het gevoel… Ow, je eh eh….ja ik ben ook wel eens op een plek… ntv… ver.. ntv …oh …enne… toen vroeg ie hoezo dat dan.. Ik zeg ja een beetje uit de hand gelopen euh bat hoe doet er niet toe, moes wel effe uit het beeld…dus ja er was iets voorgevallen enne dat ging niet door de beugel.. dus [afkorting naam 'Patrick'] vroeg ook net effe aan mij, hij zegt [voornaam verdachte] eeuh niet om het een of ander, maar effe euh weet dat je eerlijk bent en … mij bedriegen…..ntv…ooh dat verhaal, nee joh…. Ntv.
[partner van verdachte ] : Ja
[voornaam verdachte] : Dat hebben we zo lang en zo lang
[partner van verdachte ] : Oke
[voornaam verdachte] : Enne… zo lang denk je dat daar nog iets… Nee, we hebben hem weer opgepakt enne hup in de schredder….ooh, naou eeuh..
[partner van verdachte ] : ooh oke
[voornaam verdachte] : Stijg je wel wat in punten zegt ie eeuh..
[partner van verdachte ] : Stijg je wel (lacht hierbij)
[voornaam verdachte] : (lacht)
[partner van verdachte ] : Het zijn wel geen leuke herinneringen, maar wel eeuh..
[voornaam verdachte] : Hij zegt van ja denk je daar nog wel eeuh …soms ntv
[partner van verdachte ] : Natuurlijk…. Natuurlijk
[voornaam verdachte] : Hij zegt euh ja nee dat snap ik zegt ie, das menselijk hij zegt maar euh wat moet dat moet…. Ntv zegt ie
[partner van verdachte ] : (lacht) oh sorry hoor, ja het is natuurlijk ntv leuk hoor……ik denk dat jij eeuh ….heel rustig kan blijven in de meest rare situaties en heel goed weet wat jij moet doen, want het is voor jou niet zo snel een hele rare situatie….en dus eeuh
[voornaam verdachte] : Nee, dus euh hij vroeg een beetje dat was gegaan enne ntv en hoeveel mensen er vanaf wisten…wat zei je? …enne… Hoe kwam je dan van die andere mensen af..heel netjes hun spullen teruggegeven enne..ssst..pak dat maar….ntv hij zegt meen je dat nou echt? Jahaa, anders waren we er niet van af gekomen, en wat moet euh dat moet….hij zegt euh ja niet om het een of ander dat ik je niet vertrouw, maar euh ik wil…ik vind het wel fijn om dit te weten enne….ntv Niet dat we dadelijk een of ander geouwehoer krijgen.
[partner van verdachte ] : ja
[voornaam verdachte] : Enne.. Ik zei m’n strafblad dus euh ja bedreigingen euh poging tot euh mishandeling euh…..ntv …niks
[partner van verdachte ] : Ja
[voornaam verdachte] : hij vindt het gewoon fijn euh… dat ik bij m ben
[partner van verdachte ] : Ja
[voornaam verdachte] : Na, das duidelijk
[partner van verdachte ] : Ja ……ja dan hoef je alleen maar euh je hersenen enne je gezicht te laten doen..ja..t is waar jij goed in bent en waar jij toen euh kaas van hebt ….ntv.
(…)
Kort daarna, op dezelfde dag tussen 17:24:26 uur tot 17:24:50 uur, is op de woonboot het volgende besproken (p.175-176 Algemeen dossier):
“ [partner van verdachte ] : Ik wou zeggen kijk uit dat [naam 7] ntv..
[voornaam verdachte] : Nee
[partner van verdachte ] : ( [partner van verdachte ] lacht)
[voornaam verdachte] : ntv
[partner van verdachte ] : Liever zo met euhh Pet. Het is fijn omdat kun je gewoon je leven gewoon weer rustig euu herstellen ennuhh… terwijl je toch euuh ja je geheim gegeven hebt.
[voornaam verdachte] : (Noot verbalisant: ik hoor [voornaam verdachte] niks zeggen)”
Uit het door de verdachte met zijn partner [partner van verdachte ] gevoerde gesprek – dat vrijwel direct volgde op het gesprek dat de verdachte had gevoerd met ‘Patrick’ – kan worden afgeleid dat de verdachte aan [partner van verdachte ] vertelt wat hij heeft besproken met ‘Patrick’. Op geen enkel moment laat de verdachte daarbij merken, dat hij niet de waarheid verteld zou hebben tegen ‘Patrick’. Dit laatste vindt ook bevestiging in het gegeven dat [partner van verdachte ] niet verbaasd is door hetgeen de verdachte vertelt. [partner van verdachte ] is er kennelijk al van op de hoogte. Zo vertelt de verdachte “we hebben hem weer opgepakt enne hup in de schredder” en dat ‘Patrick’ daarop heeft gezegd dat de verdachte ‘in punten stijgt’, [partner van verdachte ] reageert hierop (lachend) “stijg je wel” en vervolgens met “het zijn wel geen leuke herinneringen”. Tenslotte wordt door [partner van verdachte ] tegen de verdachte gezegd “Liever zo met euhh Pet. Het is fijn omdat kun je gewoon je leven gewoon weer rustig euu herstellen ennuhh… terwijl je toch euuh ja je geheim gegeven hebt.” De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van het hof dat “je geheim” zou zien op door de verdachte uitgevoerde wiettransporten volgt het hof niet, reeds omdat dit niet past in de context van de gesprekken.
Op 16 oktober 2018 spreekt ‘Patrick’ met de verdachte in zijn auto. De verdachte vertelt dan aan ‘Patrick’ uitgebreid en gedetailleerd over het doden van [slachtoffer] en wat zijn rol hierbij is geweest. De inhoud en het verloop van dit gesprek is weergegeven bij de bespreking van het WOD-traject.
Op 17 oktober 2018 spreken de verdachte en [partner van verdachte ] op de woonboot en is onder meer het volgende opgevangen bij de inzet van de OVC (p. 181 Algemeen dossier):
“(…)
[partner van verdachte ] : Ja, ze weten hoe het in elkaar steekt, je bent een kei slimme gast gewoon. En die gasten zijn niet zo slim als jij. Daar kunnen ze niets aan doen, want jij hebt verder niks. Maar weet dat wel. Ja dat is echt waar. Besef dat. En geloof er in, ja voor mezelf ook. Ja. En heb het er wel even met ['Patrick'] er, dat je ziet jou eh, hoe je kijkt en hoe je denkt, en ja.
[voornaam verdachte] : Absoluut. Ik heb nou open kaart met hem gespeeld, maar als ik hier iets van terug krijg, gewoon, dan heb ['Patrick'] een probleem.
[partner van verdachte ] : Ja, dat is zeker. NTV. Dat weet ie ook.
[voornaam verdachte] : Ja.
[partner van verdachte ] : Ja
[voornaam verdachte] : NTV België gegaan het zat me even niet lekker om dat te vertellen.
[partner van verdachte ] : Nee
[voornaam verdachte] : NTV”
Uit deze conversatie tussen de verdachte en [partner van verdachte ] blijkt opnieuw op geen enkele wijze dat de verdachte tegen ‘Patrick’ een onwaar verhaal zou hebben verteld over zijn betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] . In tegendeel, de verdachte zegt “open kaart” te hebben gespeeld.
Verankering van elementen uit het verhaal van de verdachte in objectieve onderzoeksbevindingen
Hetgeen de verdachte heeft verteld is voorts op diverse onderdelen aantoonbaar juist gebleken op grond van feiten en omstandigheden in het dossier. Hiertoe overweegt het hof als volgt.
Het gesprek tussen de verdachte en ‘ Sammy ’ op 21 september 2018
De verdachte heeft verklaard dat hij ook wel eens heeft moeten vluchten en toen vijf jaar naar Kreta en daarna naar Thailand is gegaan.
Uit de gegevens van de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA) volgt dat de verdachte inderdaad jaren geleden naar Kreta is gegaan waar hij jarenlang heeft gewoond en vervolgens naar Thailand is gegaan (p. 152 en p. 1179-1186 Algemeen dossier). De verdachte heeft ook zelf bij de Reclassering verteld dat hij in 2002 naar Kreta is vertrokken.
Het OVC-gesprek van 16 oktober 2018
De verdachte heeft tijdens het gesprek op 16 oktober 2018 met ‘Patrick’ over de navolgende onderwerpen het volgende verteld.
Het slachtoffer
De verdachte heeft tegen undercoveragent ‘Patrick’ gezegd dat het slachtoffer [voornaam slachtoffer] heette en een woning in de [adres 2] te Amsterdam had. Het slachtoffer [voornaam slachtoffer] was van Surinaamse afkomst en zou in het verleden de [naam 4] [roof] hebben gepleegd. Deze [voornaam slachtoffer] was hiervoor opgepakt en had vastgezeten voor deze roof.
Uit het dossier is hierover het volgende gebleken.
[slachtoffer] is verdachte geweest in het onderzoek naar de [roof] uit het [museum] in 1991. Hij is hiervoor veroordeeld en heeft vastgezeten in de gevangenis [naam gevangenis] te [plaats 5] . [medeverdachte] heeft als getuige in 2003 verklaard dat hij [slachtoffer] in 1993 in de gevangenis [naam gevangenis] heeft leren kennen waar [slachtoffer] een straf uitzat voor de [roof] (p. 105-106 Algemeen dossier). Hij heeft ook verklaard de woning van [slachtoffer] in de [adres 2] te Amsterdam in 1997 of 1998 te hebben overgenomen (p. 10 Algemeen dossier).
De partner van het slachtoffer
De verdachte heeft undercoveragent ‘Patrick’ verteld dat de partner van [slachtoffer] bij justitie werkte, zij met het slachtoffer een kind heeft maar niet met hem getrouwd was en dat de verdachte later een gesprekje met haar heeft gehad.
Uit de verklaring van [benadeelde partij 1] , de toenmalige partner van [slachtoffer] , volgt dat zij naar aanleiding van de vermissing van [slachtoffer] op 11 januari 2002 een ontmoeting in een café in Amsterdam heeft gehad met [voornaam verdachte] (p. 16 Algemeen dossier). [voornaam verdachte] heeft toen verteld over de ripdeal op Schiphol. Als e-mailadres van deze [voornaam verdachte] had zij genoteerd [e-mailadres] (p. 21 Algemeen dossier). De verdachte heeft ter zitting in eerste aanleg erkend dat hij haar destijds heeft gesproken in een café in Amsterdam. [benadeelde partij 1] heeft in het verleden gewerkt bij de jeugdhulpverlening (p. 257 Algemeen dossier). Uit de GBA-gegevens blijkt dat [benadeelde partij 1] en [slachtoffer] samen een zoon hebben (p. 261 Algemeen dossier).
De broer van de maat
De verdachte heeft tegen undercoveragent ‘Patrick’ gezegd dat de maat met wie de verdachte was [voornaam medeverdachte] [achternaam] (het hof begrijpt: [medeverdachte] ) heet en ze hebben gegraven met een bobcat van diens broer. Deze laatste maakte grasvelden voor Ajax en sociale grasvelden, hij heeft zelfmoord gepleegd, aldus de verdachte
Uit de verklaring van [medeverdachte] volgt dat hij samen met zijn broer een bedrijf heeft gehad in de grondrecycling en dat zijn broer zelfmoord heeft gepleegd (p. 282 Algemeen dossier). Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel volgt dat van [bedrijfsnaam] de enig aandeelhouder [naam 9] was die op [datum 2] is overleden (p. 259 Algemeen dossier).
De telefoon en Kreta
De verdachte heeft voorts aan undercoveragent ‘Patrick’ verteld dat ze de telefoon van het slachtoffer aan iemand hebben gegeven die ermee naar Parijs moest rijden om de telefoon in een trein te leggen. Diegene woont op Kreta.
Uit het dossier is hierover het volgende gebleken.[medeverdachte] heeft op 3 april 2007 verklaard dat hij met [naam 10] [getuige 3] twee restaurants heeft gehad op Kreta (p. 575 Algemeen dossier). [getuige 3] heeft een facebookpagina en is via facebook bevriend met de verdachte en [medeverdachte] . [getuige 3] is ten tijde van het opmaken van het proces-verbaal op 6 maart 2019 woonachtig in Griekenland (p. 261 Algemeen dossier). Uit de hierna te bespreken eerste verklaring van [getuige 3] volgt dat hij in 2002 op verzoek van de verdachte tegen betaling van € 200,00 een mobiele telefoon naar Antwerpen heeft gebracht en deze vervolgens op een vrachttrein heeft gelegd.
[plaats 4]
Over de plek waar hij [slachtoffer] heeft gedood heeft de verdachte verteld:
“A: Een terrein in Halfweg. Toevallig schuin tegenover waar [naam 5] heeft gezeten, in Halfweg, industrieterreintje. Enne daar heb ik hem door zijn kop geknald.
P: Ja, vlakbij Haarlem bedoel je daarzo
A: Ja, tussen Haarlem en Amsterdam.”
(…)
A: (…) Halfweg, je gaat het kanaal over, dan heb je een stukje [bos] , dan kom je bij een industrieterreintje, hoe heet dat ook alweer. Ik kan het zo opzoeken voor je, ik rijd er blind naartoe. Tegenover die [naam 11] (fon) waar [naam 5] ontvoerd heeft gezeten.
P: Dat terreintje dat toen bestond ja.
A: Daar zat hij eerst in de grond.
P: Daar zat hij eerst in de grond. Op hetzelfde terrein??
A: Ja, nee, aan de overkant.
P: Aan de overkant van die ehh.
A: Daar staat nu een hele grote autozaak.”
De verdachte heeft ook verteld dat ze hem eerst met een bobcatje hebben begraven en er beton op hebben gegooid.
Uit de door de verdachte gegeven details over de plek waar hij [slachtoffer] heeft gedood kan worden afgeleid dat dit [plaats 4] betreft.
Uit het dossier is hierover het volgende gebleken.
In 2002 stond er op bedrijventerrein “ [plaats 4] ” een zogenaamde “Romney-loods” die eerder bij de ontvoering van dhr. [naam 5] was gebruikt (p. A61 Algemeen dossier). Op het betreffende terrein staan nu twee autobedrijven (p. 571 Algemeen dossier). Naar aanleiding van de vraag van de politie om nadere informatie over [plaats 4] in 2001-2002 heeft getuige [getuige 11] gemeld dat hij op enig moment is aangesproken door de familie [familienaam 1] over het feit dat er ’s nachts een (graaf)machine op een betonvloer heeft staan beuken. Er ontstond ruzie doordat het regenwater bleef staan omdat er op een van deze terreinen een hogere betonvloer was gestort (p. 1035 Algemeen dossier).
[naam bungalowpark]
De verdachte heeft gezegd dat ze het lichaam in Amsterdam vershredderd hebben en het vervolgens op een bollenveld eruit hebben gegooid. De verdachte heeft hierover gezegd:
“A: Ken je [naam bungalowpark] ?
P: Oh ja dat was dat bij eh..
A: [plaats 3] .
P: Ja, ja dat was een park in [plaats 3] .
A: Een caravanpark, een bungalowpark, hij woont zelf op een bungalowpark, een huisje gekocht. En daar een kilometer vandaan op het bollenveld hebben we hem eruit gegooid.”
Uit de GBA-gegevens is gebleken dat [medeverdachte] stond ingeschreven op het adres [adres 5] [plaats 3] , zijnde Bungalowpark [naam bungalowpark] (p. 262 Algemeen dossier).
10. Steunbewijs
a. a) De telefoon van [slachtoffer]
[getuige 3] heeft op 6 juni 2019 het volgende verklaard. Hij heeft de verdachte leren kennen in 1998 op Kreta. Via de verdachte heeft hij ook [medeverdachte] leren kennen, dat was in 2000 of 2001. [medeverdachte] en de verdachte waren meer kennissen dan vrienden van [getuige 3] .
In december 2001 kwam [getuige 3] terug uit Griekenland en verbleef hij tot eind januari 2002 in de woning op de [adres 2] te Amsterdam. Deze laatste woning behoorde toe aan [medeverdachte] en ook de verdachte verbleef in december 2001 en januari 2002 in deze woning. Vanaf 31 januari 2002 stond [getuige 3] ingeschreven op een adres in de [straatnaam 2] te Amsterdam.
[getuige 3] heeft verklaard dat in de periode dat hij samen met de verdachte in de woning op de [adres 2] te Amsterdam verbleef, door de verdachte aan hem is gevraagd om een mobiele telefoon weg te gooien. [getuige 3] heeft – nadat hij eerst heeft verklaard op verzoek van de verdachte een mobiele telefoon in de gracht te hebben gegooid – verklaard de telefoon op de trein te hebben gezet, in Antwerpen.
In het verhoor van [getuige 3] staat dit als volgt opgenomen:
“V: [voornaam getuige 3] , dan weer terug naar mijn eerste vraag, he. Jij zegt die telefoon deed het niet. Althans, dat zegt [voornaam verdachte] . En ik heb hem nu in de gracht gegooid. Kan het zijn dat je hem niet in de gracht gegooid hebt?
A: Hoe bedoel je?
V: Nou dat je er iets anders mee gedaan hebt dan in de gracht?
A: O j pffff ja, ik heb er iets anders mee gedaan.
V: En dat is?
A: ik heb hem op de trein gezet. Naar Antwerpen.
V: oké.
(…)
V: Heb je aan [voornaam verdachte] gevraagd, [voornaam verdachte] waarom moet ie in godsnaam naar.
A: Ja, natuurlijk heb ik dat gevraagd. Ja.
V: En wat zei [voornaam verdachte] toen?
A: Ja, hij moet weg. En toen zei ik waarom heb je hem zelf niet weggegooid. Ja, hij moet weg en eh, hij moet gewoonweg. Ik zeg oké, wat moet ik ermee doen. Hij zegt ja eh, stap in de trein naar Antwerpen, hoe je hem daar weg. Oké.
V: Waar heb je hem op de trein gelegd?
A: Ik heb hem meegenomen naar Antwerpen en daar heb ik hem weggegooid.
V: Dus je bent zelf met de trein naar Antwerpen gegaan?
A: Ja, ja. En ook weer met de trein terug gekomen.
V: Kan het zijn dat je hem daar niet hebt weg gegooid maar dat je er iets anders mee gedaan hebt?
A: Ik heb hem weg gegooid.
V: Kan het zijn dat je hem daar niet hebt weggegooid maar dat je er iets anders mee gedaan hebt? En dan vraag ik je om even heel goed na te denken.
A: Ja.
V: Wat heb je er toen mee gedaan?
A: Ik heb hem op de trein gegooid naar eh, een vrachttrein naar Polen. Vracht of weet ik veel wat.
V: In ieder geval, je hebt hem daar op een andere trein gedaan. Daar moet een verhaal achter zitten, [voornaam getuige 3] .
A: Ja, dat klopt.
V: Want? Wat is het verhaal daar achter?
A: Die telefoon moest weg, die moest verdwijnen. Wil je dat doen, ja is goed. Ik zeg eh ga ik daar problemen mee krijgen? Welnee. Ik dacht dat ie van diefstal afkomstig was, weet ik veel wat.
V: Als ie van diefstal afkomstig is dan kan je hem als hij uit is. Gewoon in je prullenbak gooien. Maar, de trein naar Antwerpen, vervolgens zet je hem op een trein naar Polen. Of waar dan ook.
A: Ja, een vrachttrein. (NTV) weet ik veel.
(…)
V: En hoeveel heb je daarmee verdiend?
A: 200 euro ofzo.
V: En dan weer even terug, niet in het water, trein naar Antwerpen.
A: Ja. Ja.
V:Waarom?
A: Nou dat werd mij gevraagd. Hij moet weg, zover mogelijk.
(…)
V: Maar hij heeft het wel verteld.
A: Wat?
V: Dat de telefoon weg moet.
A: Ja.
V: Ja en je hebt niet gevraagd waarom?
A: Nee.
V: Nee, maar hij heeft hier wel gezegd waarom?
A: Nee, hij heeft niet gezegd waarom.
V: Is het ooit nog ter sprake gekomen?
A: Nee. Nooit.”26.
Het hof acht deze door de getuige [getuige 3] op 6 juni 2019 afgelegde verklaring – voor zover inhoudende dat hij op verzoek van de verdachte in januari 2002 tegen betaling van € 200,00 een mobiele telefoon naar het buitenland heeft gebracht en daar de mobiele telefoon op een vrachttrein heeft gelegd – betrouwbaar en bruikbaar als bewijsmiddel. Uit het woordelijk uitgewerkte gedeelte van het proces-verbaal van verhoor – zoals hiervoor is weergegeven – kan worden afgeleid dat de getuige [getuige 3] uit eigen wetenschap en op eigen initiatief (zonder dat dit door de verbalisant al was genoemd) heeft verklaard over het naar het buitenland brengen en het op een vrachttrein gooien van de mobiele telefoon die hij van de verdachte had gekregen. De verklaring van [getuige 3] sluit aan bij de verklaring van de verdachte tegenover ‘Patrick’, voor zover de verdachte heeft verklaard dat ze iemand hebben betaald om de telefoon naar het buitenland te brengen en deze aldaar op een trein naar een ander buitenland te leggen, alsmede dat degene die dat heeft gedaan op Kreta zit. Gelet op deze specifieke overeenkomsten acht het hof het van onderschikt belang dat de verdachte heeft gezegd dat ze hiervoor iemand naar Parijs hebben laten rijden en dat [getuige 3] zegt dat hij hiervoor de trein naar Antwerpen heeft genomen. Daarbij betrekt het hof dat het over een gebeurtenis van lang geleden gaat waardoor herinneringen kunnen vervagen, alsmede dat het mogelijk is dat [getuige 3] de klus niet geheel conform opdracht heeft uitgevoerd. Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 3] kan nog worden opgemerkt dat hij, voordat hij verklaart over het wegbrengen van de mobiele telefoon, nadrukkelijk aangeeft dat hij niet over de streep getrokken hoeft te worden nadat de verbalisant aan [getuige 3] mededeelt dat een beloning van € 20.000,00 is uitgeloofd. [getuige 3] zegt hierover: “Prachtig, maar het is niet van toepassing op mij. Ik heb een goede baan”. Bovendien is deze eerste verklaring afgelegd op 6 juni 2019, terwijl er op dat moment nog niets over een telefoon die (in het buitenland) op een trein zou zijn gelegd in de media verschenen was (p. 1286-1288 Algemeen dossier).
De later afgelegde verklaringen van [getuige 3] zal het hof niet betrekken bij het bewijs, nu daarbij niet kan worden vastgesteld of [getuige 3] daarbij uit eigen wetenschap heeft verklaard of dat dit informatie betreft die tot hem is gekomen via de media.
Voorwaardelijk verzoek tot het horen van getuige [getuige 3]
De verdediging heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van [getuige 3] als getuige ter terechtzitting.
De getuige is reeds gehoord bij de rechter-commissaris ten tijde van de behandeling in eerste aanleg. Bij dat verhoor heeft de verdediging de getuige kunnen bevragen over alle thema’s waarover zij hem thans opnieuw zou willen bevragen. Het bij pleidooi aangevoerde brengt naar het oordeel van het hof niet de noodzaak met zich de getuige opnieuw op te roepen en hem te horen.
Het verzoek wordt dan ook afgewezen.
b) De gebeurtenissen rond het drugstransport op 31 december 2001
Het hof wijst er voorts op dat hetgeen de verdachte heeft verteld over de aanleiding voor het doden van [slachtoffer] , bevestiging vindt in hetgeen hiervoor onder 5. is vastgesteld omtrent de gebeurtenissen rond het drugstransport op 31 december 2001.
11. Afrondende conclusie ten aanzien van de onderdelen 9 en 10
Het hof acht hetgeen de verdachte op 27 september 2018 en 16 oktober 2018 aan undercoveragent ‘Patrick’ heeft verteld bruikbaar voor het bewijs. Het betreft hier geen verzonnen verhaal. Verschillende elementen uit deze verklaring zijn op grond van de feiten en omstandigheden in het dossier aantoonbaar juist gebleken. Daarnaast vindt het verhaal van de verdachte steun in ander bewijs. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer] opzettelijk om het leven heeft gebracht. Voorts acht het hof bewezen dat de verdachte het lijk van [slachtoffer] verborgen heeft (gehouden) om dit feit te verhelen.
12. Voorbedachten rade?
12.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft met betrekking tot het om het leven brengen van [slachtoffer] geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het bestanddeel “met voorbedachten rade”. Uitgaande van de verklaringen van de verdachte was er een probleem ontstaan met een andere groep en dat moest worden opgelost. De dood van [slachtoffer] zou de oplossing van het probleem zijn. De verdachte en [medeverdachte] hadden een vuurwapen bij zich waarmee [slachtoffer] is beschoten. Toen dat niet afdoende bleek heeft de verdachte met een hard voorwerp ingeslagen op [slachtoffer] . Met de meegebrachte polaroidcamera hebben ze vervolgens een foto van het vermoorde slachtoffer gemaakt die aan de geripte Surinamers is gegeven. Dit alles wijst op een vooraf bedacht plan.
12.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen direct bewijs voorhanden is dat de verdachte, al dan niet in samenwerking met [medeverdachte] of anderen, opzettelijk geweld op [slachtoffer] heeft uitgeoefend waardoor hij is komen te overlijden, laat staan direct bewijs voor voorbedachte raad daarbij.
12.3.
De overwegingen van het hof
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'met voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting stelt het hof het volgende vast.
De verdachte heeft tegenover ‘Patrick’ gezegd dat hij [slachtoffer] heeft gedood. Dat hij dit heeft gedaan door hem eerst door zijn hoofd te schieten en vervolgens met een hard voorwerp zijn hoofd in te slaan.
Het hof kan het Openbaar Ministerie volgen in de redenering dat er, uitgaande van de verklaringen van de verdachte, een probleem was ontstaan met een andere groep en dit moest worden opgelost. Dat de verdachte echter meende dat dit probleem enkel zou kunnen worden opgelost door [slachtoffer] te doden en dit plan toen al bestond, volgt niet uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting. De door het Openbaar Ministerie aangehaalde passage over het maken van een polaroidfoto van het slachtoffer welke foto vervolgens aan de eigenaren van de 20 kilo drugs is gegeven, en het meenemen van een vuurwapen en een polaroidcamera levert niet zonder meer bewijs op voor een vooraf bedacht plan gericht op het doden van het slachtoffer.
Nu ook verder uit het dossier niet volgt dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld wordt de verdachte om die reden vrijgesproken van de ten laste gelegde voorbedachte raad.
13. Medeplegen
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Hiervoor heeft het hof vastgesteld dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat sprake was van een vooraf vaststaand plan om [slachtoffer] om het leven te brengen. [slachtoffer] is met de verdachte en [medeverdachte] op [plaats 4] beland. Het is vervolgens de verdachte geweest die geschoten heeft en met een hard voorwerp op het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat [medeverdachte] hierbij een actieve rol heeft gehad. Het hof is dan ook van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en het hof kan niet vaststellen dat [medeverdachte] met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. Daarom zal de verdachte worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
Uit de verklaringen van de verdachte volgt dat hij na het doden van [slachtoffer] samen met [medeverdachte] het lichaam van [slachtoffer] heeft begraven en er vervolgens beton op gedaan. Na enige tijd hebben zij het samen weer opgegraven, vervolgens door een shredder gehaald en de resten daarvan vervoerd in de auto van [medeverdachte] , waarna ze de resten hebben uitgestrooid op een bollenveld in de buurt van het bungalowpark waar [medeverdachte] woonde. Het hof is van oordeel dat daarbij sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het onder feit 2 tenlastegelegde medeplegen bewezen.
14. Voorwaardelijke verzoeken van het Openbaar Ministerie
Het voorwaardelijke verzoek van het Openbaar Ministerie – strekkende tot het opnieuw (doen) horen van A-4083 ( ['Patrick'] ), A-4156 ( ['Sammy'] ), B-2784, B-2785 en B-2844 als getuige – behoeft geen nadere bespreking, omdat aan de daaraan verbonden voorwaarde niet is voldaan.
15. Voorwaardelijke verzoeken van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep de volgende, hiervoor nog niet besproken, voorwaardelijke verzoeken gedaan:
indien het hof de bekennende verklaringen van de verdachte voor het bewijs wil bezigen, dan verzoekt de verdediging A-4083 (‘Patrick de Ridder’), A-4084 (‘Sanne Roosendaal’), B-2784, B-2785 en – naar het hof begrijpt – B-2844 nogmaals als getuige te (doen) horen, alsmede prof. dr. [deskundige] als deskundige te benoemen;
indien het hof de verklaringen van [getuige 2] voor het bewijs wil gebruiken, dan verzoekt de verdediging [getuige 2] opnieuw als getuige te (doen) horen;
indien het hof de verklaringen van [getuige 12] van 7 april 2022 of 13 april 2022
voor het bewijs wil gebruiken, dan verzoekt de verdediging [getuige 12] als getuige te (doen) horen;
indien het hof de informatie uit de anonieme melding en de e-mails die door de politie aan [getuige 13] worden toegeschreven voor het bewijs wil gebruiken, dan verzoekt de verdediging [getuige 13] als getuige te (doen) horen.
Het hof overweegt als volgt.
Ad i)
Het hof constateert dat A-4083, A-4084, B-2784, B-2785 en B-2844 in aanwezigheid van de verdediging zijn gehoord bij de rechter-commissaris en dat tijdens die verhoren de kwesties aan de orde zijn geweest waarover de verdediging deze getuigen thans (opnieuw) wenst te bevragen. Gelet op de door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep gegeven onderbouwing van de onder i) geformuleerde verzoeken, ziet het hof geen aanleiding om terug te komen op de ten aanzien hiervan op 12 november 2021 reeds gegeven beslissing van het hof, terwijl ook overigens de noodzaak tot het opnieuw horen van de genoemde getuigen dan wel het benoemen van de genoemde deskundige, niet is gebleken. De verzoeken worden daarom afgewezen.
Ad ii), iii) en iv)
Nu het hof de onder ii), iii) en iv) genoemde verklaringen/informatie niet gebruikt voor de bewijsvoering, wordt niet voldaan aan de gestelde voorwaarden, zodat het hof op deze verzoeken niet hoeft te beslissen.
16. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij in de periode van 31 december 2001 tot en met 21 januari 2002 te Amsterdam en/of elders in Nederland opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet voornoemde [slachtoffer] door zijn hoofd geschoten en met een voorwerp het hoofd van die [slachtoffer] ingeslagen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2. hij in de periode van 31 december 2001 tot en met 16 juni 2022 te Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een lijk, te weten het stoffelijk overschot van een overledene in leven genaamd [slachtoffer] heeft verborgen (gehouden) met het oogmerk om het feit en de oorzaak van het overlijden te verhelen.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
17. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
doodslag.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van een lijk verbergen met het oogmerk om het feit en de oorzaak van het overlijden te verhelen.
18. Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.
19. Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de twee ten laste gelegde feiten en heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in de periode 31 december 2001 tot en met 21 januari 2002 schuldig gemaakt aan de doodslag op [slachtoffer] . Hij heeft dit gedaan door meerdere schoten op het hoofd van het slachtoffer af te vuren en, toen dit in de ogen van de verdachte niet afdoende was, met een hard voorwerp het hoofd van het slachtoffer in te slaan. De verdachte heeft hiermee [slachtoffer] beroofd van het meest kostbare dat een mens bezit, het leven. De verdachte heeft vervolgens met zijn mededader, om ontdekking van deze levensberoving te voorkomen en de oorzaak ervan te verhelen, het lichaam van [slachtoffer] begraven en afgedekt met beton. Na enige tijd – uit angst voor ontdekking – hebben zij het lichaam opgegraven, het lichaam vershredderd en de resten uitgestrooid over een bollenveld. De verdachte is daarmee op een gruwelijke en respectloze wijze omgegaan met het lichaam van [slachtoffer] . Dit is uitermate schokkend voor de nabestaanden. De onschendbaarheid van het lichaam, ook dat van een overledene, is een belangrijk rechtsgoed. De verdachte heeft hier in zeer ernstige mate inbreuk op gemaakt.
Het lichaam, dan wel de resten van het lichaam van [slachtoffer] is/zijn tot op heden niet gevonden. Door het doden van [slachtoffer] en het (nog steeds) verborgen houden van diens lichaam, heeft de verdachte onherstelbaar leed, verdriet en pijn toegebracht aan de familieleden en andere naasten van het slachtoffer. Dat is ook gebleken uit de ter terechtzitting in hoger beroep voorgelezen verklaring van de partner van het slachtoffer waaruit blijkt dat zij en hun zoon, die bij het opgroeien zijn vader moet missen, tot op de dag van vandaag kampen met de gevolgen van deze vreselijke feiten.
Waar familieleden en andere naasten kampten en kampen met verdriet en onzekerheid, is de verdachte zelf eerst naar het buitenland gevlucht en heeft hij daarna zijn leven in Nederland voortgezet, zonder enige consequentie te ondervinden van zijn handelen.
Op zitting heeft de verdachte geen openheid van zaken gegeven over de beweegredenen van zijn handelen, noch over de plek waar mogelijk (delen van) het lichaam gevonden kan/kunnen worden, evenmin heeft hij zijn verantwoordelijkheid genomen tegenover de nabestaanden.
Er zijn geen andere persoonlijke omstandigheden dan het hebben van een stabiele relatie en werk van de verdachte bekend, waarmee het hof in zijn voordeel rekening zou kunnen houden bij de strafoplegging.
Het hof heeft ook acht geslagen op het strafblad van verdachte van 7 juni 2022, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten maar niet voor soortgelijke ernstige feiten.
Op grond van al het bovenstaande acht het hof geen andere straf dan een gevangenisstraf van zeer aanzienlijke duur gerechtvaardigd uit het oogpunt van vergelding en in het belang van generale en speciale preventie. Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 16 jaar met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
20. Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 9.500,00 aan materiële schade, bestaande uit overlijdensschade. Het schadebedrag betreft gederfd levensonderhoud tot aan de datum dat de benadeelde partij meerderjarig is geworden, vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij is bij vonnis waarvan beroep in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard, omdat aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot gehele toewijzing van de vordering conform hetgeen door de raadsvrouw van de benadeelde partij is bepleit. Voorts wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd en, in het geval de vordering niet wordt voldaan, 80 dagen gijzeling.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. De hoogte van de vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdediging niet betwist.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat aan [benadeelde partij 2] , zijnde de zoon van [slachtoffer] , door het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Immers, hij is nabestaande van [slachtoffer] . Op grond van artikel 6:108 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen nabestaanden in aanmerking komen voor schadevergoeding. In dit artikel wordt een limitatieve opsomming gegeven van personen die een vordering kunnen instellen en van hetgeen kan worden gevorderd. Kort gezegd kan het minderjarige kind van de overledene een vergoeding voor gederfd levensonderhoud vorderen. De gevorderde materiële schadevergoeding ziet op deze kosten, de hoogte ervan is niet betwist en komt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het bereiken van de 18-jarige leeftijd van de benadeelde partij, tot de dag van de voldoening.
Het hof zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
21. Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.360,00 aan materiële schade, bestaande uit uitvaartkosten in de vorm van een op te richten herinneringsmonument ter nagedachtenis aan [slachtoffer] , vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij is bij vonnis waarvan beroep in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard omdat aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot gehele toewijzing van de vordering conform hetgeen door de raadsvrouw van de benadeelde partij is bepleit. Voorts wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd en, in het geval de vordering niet wordt voldaan, 50 dagen gijzeling.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. De hoogte van de vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdediging niet betwist.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van artikel 6:108 lid 2 BW kan degene te wiens laste de kosten van de lijkbezorging zijn gekomen in aanmerking komen voor vergoeding van deze kosten. Het hof merkt de door de benadeelde partij – de toenmalige partner van [slachtoffer] en de moeder van zijn zoon – gevorderde kosten ter zake van een op te richten herinneringsmonument als dergelijke kosten aan. Hierbij betrekt het hof dat de verdachte aansprakelijk zou zijn geweest voor de kosten van een reguliere uitvaart, waaronder ook bijvoorbeeld de kosten van een grafsteen ter nagedachtenis aan de overledene. Evenwel heeft door toedoen van de verdachte een dergelijke uitvaart niet kunnen plaatsvinden en biedt het oprichten van een herinneringsmonument de benadeelde partij een mogelijkheid om alsnog de overledene te gedenken. Hoewel de vordering betrekking heeft op een toekomstig uitgave, is met de ter terechtzitting door de raadsvrouw van de benadeelde partij gegeven onderbouwing en de bij de vordering gevoegde offerte aannemelijk geworden dat deze kosten daadwerkelijk zullen worden gemaakt. Gelet op het bepaalde in artikel 6:105 BW kan deze toekomstige schade dan ook worden toegewezen.
Nu de hoogte van de gevorderde kosten niet gemotiveerd is betwist en het hof deze niet onredelijk of ongegrond voorkomt, zal de vordering geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het wijzen van dit arrest.
Het hof zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
22. Toepasselijke wettelijke voorschriften
23. Vordering gevangenneming
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep de gevangenneming van de verdachte gevorderd.
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen.
Het hof overweegt als volgt.
Gelet op de bewezenverklaring voor feit 1 is het hof van oordeel dat ernstige bezwaren aanwezig zijn. Voorts is het hof gelet op de ernst van dat feit van oordeel dat de 12-jaarsgrond (en de geschokte rechtsorde) aan de orde zijn. Het hof zal daarom de gevangenneming van de verdachte bevelen, welke gevangenneming apart zal worden geminuteerd.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de gevangenneming van de verdachte.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- -
een mobiele telefoon, merk Samsung (goednummer 5714524);
- -
een mobiele telefoon, merk Nokia (goednummer 5714565);
- -
een mobiele telefoon, merk Nokia (goednummer 5714567);
- -
een mobiele telefoon, merk Sony Experia (goednummer 5714568);
- -
een mobiele telefoon, merk Samsung GT-N710 (goednummer 5714571);
- -
een mobiele telefoon, merk Nokia TA-1010 (goednummer 5714575);
- -
een mobiele telefoon, merk Nokia TA-1010 (goednummer 5714578);
- -
een mobiele telefoon, merk Nokia TA-1010 (goednummer 5714583);
- -
een mobiele telefoon, merk Samsung SM-N905 (goednummer 5714587);
- -
een mobiele telefoon, merk Huawei GRA-L09 (goednummer 5714592);
- -
een mobiele telefoon, merk Nokia TA-1010 (goednummer 5714597);
- -
een mobiele telefoon, merk Nokia N86-1 (goednummer 5714601);
- -
een mobiele telefoon, merk Nokia TA-1010 (goednummer 5714603);
- -
een mobiele telefoon, merk Apple iPhone A17 (goednummer 5714606);
- -
een computer, merk Apple iPad (goednummer 5714914).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 9.500,00 (negenduizend vijfhonderd euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 9.500,00 (negenduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 82 (tweeëntachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 23 mei 2017.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 4.360,00 (vierduizend driehonderdzestig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.360,00 (vierduizend driehonderdzestig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 53 (drieënvijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 20 juli 2022.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. M.J.A. Plaisier en mr. C. Fetter, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 juli 2022.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 20‑07‑2022
voetnoten.
voetnoten.
voetnoten.
voetnoten.
voetnoten.
voetnoten.
voetnoten.
voetnoten.
voetnoten.
voetnoten.
voetnoten.
voetnoten.
voetnoten.
voetnoten.
voetnoten.
voetnoten.
voetnoten.
voetnoten.
voetnoten.
voetnoten.
voetnoten.
voetnoten.
voetnoten.
voetnoten.
[voetnoten] .