Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/138/EG betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II)
Artikel 34 Algemene toezichtsbevoegdheden
Geldend
Geldend vanaf 06-01-2010
- Bronpublicatie:
25-11-2009, PbEU 2009, L 335 (uitgifte: 17-12-2009, regelingnummer: 2009/138/EG)
- Inwerkingtreding
06-01-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2009, PbEU 2009, L 335 (uitgifte: 17-12-2009, regelingnummer: 2009/138/EG)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verzekeringsrecht / Algemeen
Verzekeringsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid hebben om preventieve en corrigerende maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen voldoen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij binnen elke lidstaat moeten naleven.
2.
De toezichthoudende autoriteiten hebben de bevoegdheid om alle nodige maatregelen te treffen, waaronder zo nodig ook maatregelen van administratieve of financiële aard, jegens verzekerings- of herverzekeringsondernemingen en de leden van hun bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan.
3.
De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid hebben om alle informatie op te vragen die nodig is om overeenkomstig artikel 35 toezicht uit te oefenen.
4.
De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid hebben om in het kader van het toezichtsproces naast de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste zo nodig kwantitatieve hulpmiddelen te ontwikkelen voor de beoordeling van het vermogen van de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen om het hoofd te bieden aan mogelijke gebeurtenissen of toekomstige veranderingen in de economische omstandigheden die hun algehele financiële positie zouden kunnen aantasten. De toezichthoudende autoriteiten zijn bevoegd om voor te schrijven dat de ondernemingen dergelijke tests moeten verrichten.
5.
De toezichthoudende autoriteiten hebben de bevoegdheid onderzoeken ter plaatse te verrichten in de bedrijfsruimten van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen.
6.
De toezichthoudende bevoegdheden worden tijdig en op proportionele wijze uitgeoefend.
7.
De in de leden 1 tot en met 5 genoemde bevoegdheden jegens verzekerings- en herverzekeringsondernemingen gelden ook voor uitbestede werkzaamheden van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen.
8.
De in de leden 1 tot en met 5 en 7 genoemde maatregelen worden zo nodig onder dwang toegepast, in voorkomend geval door een beroep te doen op de gerechtelijke instanties.