HR 15 oktober 1996, NJ 1997, 199, m.nt. ’tH.
HR, 24-01-2017, nr. 16/00320
ECLI:NL:HR:2017:60
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24-01-2017
- Zaaknummer
16/00320
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:60, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑01‑2017; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2015:9788, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1403, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2016:1403, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑12‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:60, Gevolgd
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑09‑2016
- Wetingang
art. 287 Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
NJ 2017/375 met annotatie van Prof. mr. B.F. Keulen
SR-Updates.nl 2017-0074 met annotatie van J.H.J. Verbaan
NbSr 2017/52
Uitspraak 24‑01‑2017
Inhoudsindicatie
Medeplegen poging doodslag in het verkeer, inrijden op agenten, art. 287 Sr. Voorwaardelijk opzet. HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:2003:AE9049 en ECLI:NL:HR:1996:ZD0139. Gelet op de door het Hof gebezigde bewijsvoering waaronder de verklaring van verdachte dat hij "met 'knal die scotoe keihard' bedoelde (...) dat hij (medeverdachte) de politie keihard moest aanrijden", getuigt het oordeel van het Hof dat het gedrag van medeverdachte op aanwijzing van verdachte uitgevoerd naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer is gericht op de dood van de inzittenden van de politieauto dat verdachte in de samenwerking met medeverdachte de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood als gevolg van die handeling heeft aanvaard, niet van een onjuiste rechtsopvatting en is het toereikend gemotiveerd.
Partij(en)
24 januari 2017
Strafkamer
nr. S 16/00320
SG/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 22 december 2015, nummer 21/001031-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde wat betreft het (voorwaardelijk) opzet op de dood van [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 17 oktober 2014 op de N34 richting Zuidlaren en de A28 richting Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [verbalisant 1] (brigadier van politie) en/of [verbalisant 2] (agent van politie) van het leven te beroven, met dat opzet,
- is verdachtes mededader in een personenauto (van het merk Renault Laguna) op de N34 met hoge snelheid in voor hem tegenovergestelde richting op de door [verbalisant 1] bestuurde politieauto ingereden en de door [verbalisant 1] bestuurde politieauto zeer dicht genaderd en waarbij een aanrijding werd voorkomen doordat [verbalisant 1] met kracht remde en zijn dienstvoertuig de berm instuurde en,
- waarbij verdachte telkens via de telefoon aanwijzingen gaf aan verdachtes mededader die zich in de Renault Laguna bevond met als inhoud, zakelijk weergegeven, "dat hij de auto er voor moet knallen en gas gas doorrijden en rij hem nu aan snel draai auto en knallen en ja nu met die auto gewoon tegen die auto aan snel en knal ze rij ze blokkeer ze man",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt onder meer op de verklaring die de verdachte heeft afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 8 december 2015. Deze verklaring houdt het volgende in:
"Toen we wegreden, bestuurde [betrokkene 1] het busje en ik zat op de bijrijdersplaats. [betrokkene 2] reed achter ons aan. We gingen richting Groningen. Onderweg kregen wij een stopteken van de politie. We kregen een stopteken met een bordje "Stop politie". Ze reden toen voor ons. Er was paniek en ik zei dat we beter konden doorrijden. Toen ging [betrokkene 1] terug de N-weg op en de politie maakte ongeveer dezelfde manoeuvre en ze kwamen toen achter ons te rijden.
U houdt mij voor wat er blijkens de opgemaakt tapverslagen over de telefoon is gezegd. In die gesprekken ben ik degene die is aangeduid als 'NN-man' en [betrokkene 1] is de 'man op de achtergrond'. Ik heb stomme dingen geroepen. [betrokkene 1] zat achter het stuur, [betrokkene 2] zat in de andere auto en ik had de handen vrij.
[betrokkene 2] heeft ons met hoge snelheid ingehaald en hij is heel hard naar voren gereden. Dit is op de N-weg. [betrokkene 2] kwam daarna weer terugrijden. De politie reed rechts van ons op de voor hun juiste weghelft en wij reden daar links naast op de weghelft voor de tegenliggers. Toen ik voor mij keek, zag ik opeens dat een auto op ons kwam afrijden.
[betrokkene 1] zei dat er iets moest gebeuren en dat die auto aangereden moest worden. Ik ben daarop ingesprongen en heb [betrokkene 2] gebeld.
Het klopt dat ik verschillende keren met [betrokkene 2] heb gebeld.
U houdt mij een citaat voor (...) van het dossier. Ik ben steeds de NN-man en [betrokkene 1] is steeds de man op de achtergrond. Ik was steeds degene die belde. U vraagt mij wat ik bedoel met "knallen". De bedoeling daarvan was dat [betrokkene 2] tegen de bumper van de surveillanceauto zou tikken, zodat die zou stoppen. Op dat moment rijdt [betrokkene 2] nog achter ons en zit de politieauto tussen [betrokkene 2] en ons in.
Het gesprek dat een minuut later plaatsvindt is op een moment dat de politie ons waarschijnlijk heeft ingehaald. Met "knallen" is dan bedoeld het raken van de ene auto tegen de andere. Niet een heel heftige botsing.
[betrokkene 2] was ons inmiddels voorbij gereden en hij was uit het zicht verdwenen. Wij wisten niet wat hij deed. Daarom zei ik "kom, draaien".
U houdt mij een citaat voor (...) van het dossier. Hieruit blijkt wel dat we het allemaal met z'n drieën deden.
Op vragen van de advocaat-generaal verklaar ik dat ik heb gezegd dat [betrokkene 2] 180 moest gaan rijden om weer bij ons te komen en met 'knal die scotoe keihard' bedoelde ik dat hij de politie keihard moest aanrijden."
2.2.3.
Ten aanzien van de bewezenverklaring heeft het Hof voorts het volgende overwogen:
"Bewijsverweer
Verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan hetgeen onder 1 primair tot en met meest subsidiair aan hem is ten laste gelegd. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte van die feiten moet worden vrijgesproken, op gronden zoals aangevoerd in de pleitaantekeningen die door de raadsvrouw ter zitting aan het hof zijn overhandigd. Kort weergegeven, komt het verweer op de volgende punten neer:
- medeplegen kan niet bewezen worden, omdat geen sprake is van nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte;
- het weggedrag van medeverdachte [betrokkene 2] kan niet gekwalificeerd worden als poging tot doodslag/zware mishandeling nu niet kan worden bewezen dat [betrokkene 2] daarop het opzet had;
- verdachte had niet het opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel van de aangevers [verbalisant 1] en [verbalisant 2];
- verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij in paniek handelde, dat de hele rit hectisch verliep. Hij heeft niet tijdens de gehele rit gezien hoe [betrokkene 2] heeft gereden. Daarnaast is niet vast te stellen op welke gebeurtenissen verdachtes uitspraken precies betrekking hadden en is onvoldoende duidelijk of [betrokkene 2] zijn gedragingen in opdracht van verdachte heeft verricht.
(...)
De feiten
In de vroege ochtend van 17 oktober 2014 heeft verdachte, samen met medeverdachten [betrokkene 1] en [betrokkene 2], in Nieuw-Weerdinge een groot aantal hennepplanten uit een hennepkwekerij gestolen. Zij maakten daarbij gebruik van twee auto's, te weten een witte Mercedes Sprinter (hierna: de witte bus) en een Renault Laguna. [betrokkene 1] was bestuurder van de witte bus, verdachte was bijrijder. [betrokkene 2] bestuurde de Laguna.
Na de diefstal trokken beide voertuigen de aandacht van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], die in hun dienstvoertuig achter beide voertuigen reden. De verbalisanten gaven de witte bus uiteindelijk op de N34, bij de afrit Gasselte, een stopteken. De witte bus voldeed niet aan dat teken en ging ervandoor. In de volgende, relatief korte, periode van ongeveer zeventien minuten, waarin de verbalisanten met hun dienstvoertuig trachtten de witte bus te achterhalen en te laten stoppen voerde de bestuurder van de Renault Laguna een aantal levensgevaarlijke manoeuvres uit jegens de verbalisanten. De verbalisanten zagen gedurende deze rit dat de bestuurder van de Renault Laguna verschillende keren aan het telefoneren was.
Achteraf bleek dat op de telefoon van medeverdachte [betrokkene 2], uit hoofde van een ander strafrechtelijk onderzoek een tap liep. Hierdoor kon worden vastgesteld dat gedurende rit van ongeveer zeventien minuten veertien maal telefonisch contact is geweest tussen de inzittenden van de witte bus en [betrokkene 2], de bestuurder van de Renault Laguna. Bijeengenomen hebben verdachte en [betrokkene 2] in die rit gedurende in totaal ongeveer 8 minuten met elkaar in contact gestaan en gesproken. Hoewel de exacte locatie van de verschillende aangestraalde zendmasten niet uit het dossier kan worden afgeleid volgt uit de processen-verbaal wel dat de in die tapgesprekken aangeduide zendmasten dat de gereden route past bij de in die gesprekken genoemde locaties, namelijk plaatsen of gemeenten. Verdachte heeft erkend de gesprekken te hebben gevoerd en de route over de N 34 vanaf Borger, via Gasselte, Annen, Zuidlaren te hebben gereden waarna op de A 28 verdachte zijn weg heeft vervolgd.
Uit de verklaring van de verdachte op de terechtzitting van het hof blijkt dat hij degene was die [betrokkene 2] telkens belde en de gesprekken met [betrokkene 2] voerde. Uit de vastlegging van de tapgesprekken blijkt dat verdachte tijdens de achtervolging onder meer tegen [betrokkene 2] heeft gezegd:
- Bij aanstraling van de zendmast Drouwen, om 4:31:04 uur:
- Verdachte: "Oooh hey luister"
- [betrokkene 2]: "Ja"
- Verdachte: "Ja kom die auto knallen voor ons nu"
- [betrokkene 2]: "Vol gas voor jullie aan"
- Verdachte: "Ja kom voor ons knallen nu"
- [betrokkene 2]: "Oké, ik kom er aan"
- Verdachte: "[betrokkene 2] kom ze knallen"
- Bij aanstraling van de zendmast Drouwen, om 4:32:10 uur:
- Verdachte: "He kom die skowtoe (fon) nu knallen voor ons nu"
- [betrokkene 2]: "Wat"
- "Nu nu kom die skowtoe (fon) nu knallen met die auto knal op hun"
- [betrokkene 2]: "Oké"
- Verdachte: "Is goed kom op hun knallen nu"
- Verdachte: "He kom draaien kom draaien"
- Bij aanstraling van de zendmast Drouwen, om 4:33:06 uur:
- Verdachte: "He knal die skowtoe (fon) nu [betrokkene 2] ik maak alles met je goed rij hem nu aan snel draai auto en knallen"
- [betrokkene 2]: "Wat moet ik doen moet ik knallen"
- Verdachte: "Ja nu met die auto gewoon tegen die auto aan snel"
- Verdachte: "Ja knal die auto met de auto schiet op"
- [betrokkene 2]: "Oké, is cool ik hoop dat het me lukt man"
- Verdachte: "Jo"
- Bij aanstraling van de zendmast Gieten, om 4:34:00 uur:
- Verdachte: "Is goed rij honderdtachtig en knal die skowtoe (fon) keihard"
- [betrokkene 2]: "Ja, ik doe mijn best"
- Bij aanstraling van de zendmast Annen, om 4:37:26 uur:
- Verdachte: "He waar ben je dan ben je achter ons ja he"
- [betrokkene 2]: "Ja, ik ben achter jullie"
- Verdachte: "Oké, doe je ding, ja doe je ding"
- [betrokkene 2]: "Ja, ik ga mijn best doen ja"
- Verdachte: "Ja, ga daarnaast rijden, wij moeten iets langzamer"
- Verdachte: "Achterwiel aanraken dan spint ie doe wat je moet doen"
- [betrokkene 2]: "Ja, ik ga mijn ding doen, ja"
- Verdachte: "Ja, wij rijden langzaam, kom gewoon ervoor en knal ze gewoon dat ze niet verder kunnen, oké"
- [betrokkene 2]: "Ik laat ze anders wel achterin mij klappen"
- Verdachte: "Oké, is goed jo"
- Bij aanstraling van de zendmast Zuidlaren, om 4:38:35 uur:
- Verdachte: "Man, eeh haal ze in doe dan jonge waar wacht je op"
- [betrokkene 2]: "Bocht man ik (...) en ze gaan blokkeren mij"
- Verdachte: "Doe hoe je het moet doen snel ga ervoor pressure (fon) op de achterkant weet ik veel doe wat"
- Bij aanstraling van de zendmast Zuidlaren, om 4:39:28 uur:
- [betrokkene 2]: "Jo, versterking is er al man"
- Verdachte: "Wat ja doe wat dan jonge knal ze rij ze blokkeer ze man
- [betrokkene 2]: "Ja, ik wil niet gepakt worden kerel"
- Verdachte: "Maakt niet uit broer, ik regel dat met jou hou ze nou maar tegen "aben" (fon) laten we wegrennen laten deze bus achter met die wierie desnoods"
- [betrokkene 2]: "Ja beter doe dat ik knal hem ook door"
- Verdachte: "Ja nee luister blokkeer hun ja voor hun en blokkeer ze dat ze er niet langs kunnen nu"
- [betrokkene 2]: "Ja"
- Verdachte: "Je hoeft ze niet tegen te houden maar ga gewoon ervoor en schud heen en weer zodat ze er niet langs kunnen schiet op schiet op"
- [betrokkene 2]: "Jo is goed is goed niet meer bellen"
- Bij aanstraling van de zendmast A28/Eelde, om 4:40:39 uur:
- Verdachte: "Eeh, ga ze voor en ga ze afsnijden schiet op"
- [betrokkene 2]: "Ik doe me ding man maar er zit ook al 1 achter mij alles ik wil niet gepakt worden voor deze kankershit" (....)
- [betrokkene 2]: "Weet je hoe kanker lang ik hiervoor ga vriend"
- Verdachte: "En je krijgt even veel jonge doe nu maar wat ik je zeg man skowtoe (fon) voor ons"
- [betrokkene 2]: "Ik doe mijn ding ja"
- Verdachte: "Ja doe je ding gewoon ik bouw op jou ik heb je niet voor niets meegenomen snij ze af".
Gedurende deze periode waarin de politie [betrokkene 2] heeft getapt namen de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] gelet op hun processen-verbaal van bevinding onder meer het volgende waar:
- terwijl de verbalisanten met een snelheid boven de maximaal toegestane snelheid van 100 km/u over de N34 reden, zagen zij in de verte de voor hen rijdende Renault Laguna op de weg keren en vervolgens met hoge snelheid over de door hen bereden weghelft op hen af komen rijden. Op dat moment rijdt de witte bus zodanig links naast de verbalisanten, dat zij niet naar links konden uitwijken. Door hard te remmen en in de richting van de berm te sturen waardoor de auto aldaar ook belandde, kon [verbalisant 1], die de dienstauto bestuurde, op het nippertje een aanrijding voorkomen.
Verbalisant [verbalisant 1] is ter zitting van het hof gehoord. Over dit onderdeel van de tenlastelegging heeft hij verklaard dat hij zeker wist dat de Laguna op de weghelft van de verbalisanten reed, dat de snelheid van de Laguna hoog was, dat de Laguna recht op hen af kwam, dat hij niet naar links kon uitwijken omdat de witte bus naast hem reed, dat hij heel hard geremd heeft en de berm is ingereden. Net voordat hij remde dacht hij "dit was het". Verbalisant [verbalisant 2] is eveneens ter zitting van het hof gehoord. Hij heeft in dezelfde zin als [verbalisant 1] verklaard, maar ook verklaard dat toen ze met het dienstvoertuig de berm inreden, de Laguna heel hard rakelings langs hen schoot.
- verderop op de N34 werden de verbalisanten met hoge snelheid ingehaald door de Renault Laguna, die na de confrontatie weer was gekeerd. Op het moment dat de Laguna naast de politieauto reed, maakte de auto een beweging naar rechts. Door met kracht te remmen wist [verbalisant 1] een aanrijding te voorkomen;
- op de snelweg, A28, rijdende in de richting Groningen, maakte de Renault Laguna, op het moment dat de politieauto hem aan de linkerkant wilde passeren en de verbalisanten minstens honderdtwintig kilometer per uur reden, een beweging naar links, waarbij de politieauto door de Renault Laguna werd geraakt. Dit gebeurde op een moment dat in de middenberm, links van de politieauto, betonblokken stonden ter afscheiding van de rijbanen, en achter de politieauto en de Renault Laguna andere voertuigen reden, zodat het voor de politieauto niet mogelijk was om naar links of naar achteren uit te wijken.
Ter zitting van het hof heeft verbalisant [verbalisant 2] verklaard dat de Laguna probeerde het dienstvoertuig tegen de railing te duwen, dat de afstand tussen het dienstvoertuig en de betonnen railing ongeveer een meter was en dat dat met een plotselinge beweging gebeurde, die hij niet had verwacht.
Vrijspraak van onderdelen van de tenlastelegging
In de primaire tenlastelegging worden achtereenvolgens 4 verschillende feitelijke gedragingen ten laste gelegd als gedragingen die met het opzet op de dood dan wel zware mishandeling door verdachten zouden zijn uitgevoerd. Het hof zal verdachte vrijspreken van hetgeen als tweede en derde feitelijke gedraging is opgenomen omdat het hof van oordeel is dat van die onderdelen niet bewezen kan worden dat zij zijn uitgevoerd met de (voorwaardelijke) opzet op het doden dan wel zware mishandeling. Uit de hiervoor weergegeven feitelijke vaststelling van de gedragingen van [betrokkene 2] en hetgeen verdachte door de telefoon heeft gezegd blijkt weliswaar dat verdachten alles in het werk stelden om zich van de politieauto te ontdoen en dat daarbij onverantwoorde risico's in het verkeer zijn genomen maar dat acht het hof onvoldoende voor het bewezen verklaren van het hebben van (voorwaardelijk) opzet op de dood dan wel zware mishandeling.
Medeplegen
De deelnemingsvorm 'medeplegen' ziet op een bewuste en nauwe samenwerking gericht op de totstandkoming van een strafbaar feit. Aan het bewijs van medeplegen hoeft het niet zelfstandig verrichten van een uitvoeringshandeling niet zonder meer in de weg te staan, zoals evenmin lijfelijke afwezigheid een beletsel hoeft te vormen. Een vooropgezet plan hoeft aan het medeplegen niet ten grondslag te liggen, want medeplegen kan ook als een opwelling uit de situatie voortspruiten en zelfs stilzwijgend plaatsvinden. Evenmin hoeft iedere medepleger exact op de hoogte te zijn van de bijdragen van de andere medepleger(s) aan het strafbare feit. Wel dient er bij de medepleger sprake te zijn van een zogenoemd 'dubbel' opzet dat bestaat in een wilsgerichtheid, zowel op het tot stand brengen van het feit als op de samenwerking met de andere dader of daders.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte als bijrijder van de witte bus de uitvoeringshandeling in de tenlastelegging die met de Renault Laguna zijn uitgevoerd niet zelf heeft verricht.
Uit de telefoongesprekken blijkt echter dat verdachte kort ervoor [betrokkene 2] belde. Verdachte gaf [betrokkene 2] aanwijzingen of instructies over de wijze waarop [betrokkene 2] zijn auto tegen de politieauto moest inzetten. Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden volgt ook dat [betrokkene 2] de handelingen ('draaien', (pogen om) de politieauto aan te rijden ('knallen') heeft verricht. Verdachte en [betrokkene 2] hebben over en weer gesproken over 'je/mijn ding doen' hetgeen naar het oordeel van het hof gezien de inhoud van de gesprekken alleen maar kan hebben betekend dat verdachte en [betrokkene 2] tezamen en in vereniging hebben geprobeerd via het gebruik van de [betrokkene 2]' auto met hoge snelheid op de politieauto in te rijden.
Uit de weergegeven tapgesprekken blijkt dat verdachte meermalen heeft gezegd dat [betrokkene 2] met zijn auto op de politieauto moest knallen. Bovendien heeft hij gezegd dat [betrokkene 2] daarbij een snelheid van 180 kilometer per uur moest rijden. [betrokkene 2] voert dit uit en rijdt met hoge snelheid recht op de politieauto af terwijl verdachte dit waar kan nemen omdat de auto waar hij in zit dicht bij die politieauto rijdt. Op geen enkel moment laat hij [betrokkene 2] weten dat die met zijn handelingen moet stoppen terwijl hij ziet dat [betrokkene 2] op de politieauto inrijdt en ook blijkt niet dat verdachte de bestuurder van de auto waar hij in zat heeft gezegd dat die de mede gevaar zettende situatie ontstaan door hun eigen voertuig moest veranderen. Het gedrag van [betrokkene 2] op aanwijzing van verdachte uitgevoerd is naar het oordeel van het hof naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de dood van de inzittenden van de politieauto dat zowel [betrokkene 2] als verdachte in hun samenwerking de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood als gevolg van die handeling hebben aanvaard. Dat de beoogde botsing niet heeft plaatsgevonden is slechts het gevolg van een ingrijpende uitwijkmanoeuvre van de bestuurder van de politieauto. Het hof is derhalve van oordeel dat verdachte en [betrokkene 2] het tenlastegelegde opzet in de vorm van voorwaardelijk opzet op de dood van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben gehad.
Voor zover de raadsvrouw door het enkele noemen van het Porsche-arrest bij wijze van verweer een beroep heeft willen doen op de inhoud van dit arrest, passeert het hof dit verweer. De onderhavige casus wijkt feitelijk zodanig veel af van de casus van het Porsche-arrest dat zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, het hof niet inziet waarom een beroep op dit arrest leidt tot vrijspraak van hetgeen verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd.
Verdachte heeft ter zitting van het hof weliswaar bekend dat hij de betreffende telefoongesprekken heeft gevoerd, maar dat hij in paniek handelde, dat de hele rit hectisch verliep. Het feit dat verdachte in paniek handelde en dat de rit hectisch verliep, sluit op zichzelf niet uit dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld. Die opzet wordt immers zoals hierboven overwogen bewezen verklaard aan de hand van het geconstateerde gedrag van verdachte en medeverdachte [betrokkene 2] en het oordeel dat dit gedrag naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht is op de dood van de inzittenden van de politieauto.
(...)
Het hof verwerpt de bewijsverweren en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander heeft geprobeerd opzettelijk [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van het leven te beroven."
2.3.
Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet zal, indien de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard (vgl. HR 25 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9049, NJ 2003/552).
Ook zeer gevaarlijke gedragingen in het verkeer kunnen onder omstandigheden (poging tot) doodslag opleveren, met dien verstande dat in een geval waarin de gebezigde bewijsmiddelen nopen tot de gevolgtrekking dat de verdachte door zijn handelwijze ook zelf aanmerkelijk levensgevaar heeft gelopen, de rechter in zijn oordeel dient te betrekken dat - behoudens aanwijzingen voor het tegendeel - naar ervaringsregelen niet waarschijnlijk is dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat een frontale botsing met een tegemoetkomende auto zal plaatsvinden, en hij als gevolg van zijn gedraging zelf het leven zal verliezen, eveneens op de koop toe neemt (vgl. HR 15 oktober 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0139, NJ 1997/199).
2.4.
Gelet op de door het Hof gebezigde bewijsvoering waaronder de verklaring van de verdachte dat hij "met 'knal die scotoe keihard' bedoelde (...) dat hij ([betrokkene 2]) de politie keihard moest aanrijden", getuigt het oordeel van het Hof dat het gedrag van [betrokkene 2], uitgevoerd op aanwijzing van de verdachte, naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer is gericht op de dood van de inzittenden van de politieauto dat de verdachte in de samenwerking met de mededader de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood als gevolg van die handeling heeft aanvaard, niet van een onjuiste rechtsopvatting en is het toereikend gemotiveerd.
2.5.
Het middel faalt.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Nu de Hoge Raad de zaak binnen veertien maanden na het instellen van het cassatieberoep afdoet, waardoor de overschrijding van de inzendtermijn in voldoende mate wordt gecompenseerd, kan - wat betreft de totale duur van de behandeling in cassatie - niet worden gesproken van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM.
3.3.
Het middel faalt derhalve.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2017.
Conclusie 06‑12‑2016
Inhoudsindicatie
Medeplegen poging doodslag in het verkeer, inrijden op agenten, art. 287 Sr. Voorwaardelijk opzet. HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:2003:AE9049 en ECLI:NL:HR:1996:ZD0139. Gelet op de door het Hof gebezigde bewijsvoering waaronder de verklaring van verdachte dat hij "met 'knal die scotoe keihard' bedoelde (...) dat hij (medeverdachte) de politie keihard moest aanrijden", getuigt het oordeel van het Hof dat het gedrag van medeverdachte op aanwijzing van verdachte uitgevoerd naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer is gericht op de dood van de inzittenden van de politieauto dat verdachte in de samenwerking met medeverdachte de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood als gevolg van die handeling heeft aanvaard, niet van een onjuiste rechtsopvatting en is het toereikend gemotiveerd.
Nr. 16/00320 Zitting: 6 december 2016 | Mr. W.H. Vellinga Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 22 december 2015 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, wegens 1 primair “medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd” en 2 “diefstal door twee of meer verenigde personen” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
Namens de verdachte heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, twee middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel houdt in dat de bewezenverklaring voor wat betreft het onder 1 primair bewezenverklaarde opzet op de dood van de agenten gezien verdachtes ontkenning van dat opzet onvoldoende met redenen is omkleed.
Het Hof heeft ten laste van verdachte bewezenverklaard dat:
“hij op 17 oktober 2014 op de N34 richting Zuidlaren en de A28 richting Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [verbalisant 1] (brigadier van politie) en/of [verbalisant 2] (agent van politie) van het leven te beroven, met dat opzet,
- is verdachtes mededader in een personenauto (van het merk Renault Laguna) op de N34 met hoge snelheid in voor hem tegenovergestelde richting op de door [verbalisant 1] bestuurde politieauto ingereden en de door [verbalisant 1] bestuurde politieauto zeer dicht genaderd en waarbij een aanrijding werd voorkomen doordat [verbalisant 1] met kracht remde en zijn dienstvoertuig de berm instuurde en,
- waarbij verdachte telkens via de telefoon aanwijzingen gaf aan verdachtes mededader die zich in de Renault Laguna bevond met als inhoud, zakelijk weergegeven, "dat hij de auto er voor moet knallen en gas gas doorrijden en rij hem nu aan snel draai auto en knallen en ja nu met die auto gewoon tegen die auto aan snel en knal ze rij ze blokkeer ze man",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;”
5. Het hof heeft met betrekking tot het bewijs overwogen - voor zover hier van belang en met inbegrip van de hier niet vermelde voetnoten -:
“Bewijsverweer
Verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan hetgeen onder 1 primair tot en met meest subsidiair aan hem is ten laste gelegd. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte van die feiten moet worden vrijgesproken, op gronden zoals aangevoerd in de pleitaantekeningen die door de raadsvrouw ter zitting aan het hof zijn overhandigd. Kort weergegeven, komt het verweer op de volgende punten neer:
- medeplegen kan niet bewezen worden, omdat geen sprake is van nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte;
- het weggedrag van medeverdachte [betrokkene 1] kan niet gekwalificeerd worden als poging tot doodslag/zware mishandeling nu niet kan worden bewezen dat [betrokkene 1] daarop het opzet had;
- verdachte had niet het opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel van de aangevers [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
- verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij in paniek handelde, dat de hele rit hectisch verliep. Hij heeft niet tijdens de gehele rit gezien hoe [betrokkene 1] heeft gereden. Daarnaast is niet vast te stellen op welke gebeurtenissen verdachtes uitspraken precies betrekking hadden en is onvoldoende duidelijk of [betrokkene 1] zijn gedragingen in opdracht van verdachte heeft verricht. Verdachte heeft het hof in overweging gegeven nader onderzoek te laten verrichten naar de exacte locatie waar verdachte zijn uitspraken heeft gedaan, indien het hof zou menen dat het dossier niet compleet is. Daarnaast heeft verdachte het hof onder diezelfde voorwaarde namelijk voor het geval daartoe bij het hof de behoefte zou bestaan, verzocht om [betrokkene 2] en [betrokkene 1] als getuigen te horen.
De feiten
In de vroege ochtend van 17 oktober 2014 heeft verdachte, samen met medeverdachten [betrokkene 2] en [betrokkene 1], in Nieuw-Weerdinge een groot aantal hennepplanten uit een hennepkwekerij gestolen. Zij maakten daarbij gebruik van twee auto’s, te weten een witte Mercedes Sprinter (hierna: de witte bus) en een Renault Laguna. [betrokkene 2] was bestuurder van de witte bus, verdachte was bijrijder. [betrokkene 1] bestuurde de Laguna.
Na de diefstal trokken beide voertuigen de aandacht van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] die in hun dienstvoertuig achter beide voertuigen reden. De verbalisanten gaven de witte bus uiteindelijk op de N34, bij de afrit Gasselte, een stopteken. De witte bus voldeed niet aan dat teken en ging ervandoor. In de volgende, relatief korte, periode van ongeveer zeventien minuten, waarin de verbalisanten met hun dienstvoertuig trachtten de witte bus te achterhalen en te laten stoppen voerde de bestuurder van de Renault Laguna een aantal levensgevaarlijke manoeuvres uit jegens de verbalisanten. De verbalisanten zagen gedurende deze rit dat de bestuurder van de Renault Laguna verschillende keren aan het telefoneren was.
Achteraf bleek dat op de telefoon van medeverdachte [betrokkene 1], uit hoofde van een ander strafrechtelijk onderzoek een tap liep. Hierdoor kon worden vastgesteld dat gedurende rit van ongeveer zeventien minuten veertien maal telefonisch contact is geweest tussen de inzittenden van de witte bus en [betrokkene 1], de bestuurder van de Renault Laguna. Bijeengenomen hebben verdachte en [betrokkene 1] in die rit gedurende in totaal ongeveer 8 minuten met elkaar in contact gestaan en gesproken. Hoewel de exacte locatie van de verschillende aangestraalde zendmasten niet uit het dossier kan worden afgeleid volgt uit de processen-verbaal wel dat de in die tapgesprekken aangeduide zendmasten dat de gereden route past bij de in die gesprekken genoemde locaties, namelijk plaatsen of gemeenten. Verdachte heeft erkend de gesprekken te hebben gevoerd en de route over de N 34 vanaf Borger, via Gasselte, Annen, Zuidlaren te hebben gereden waarna op de A 28 verdachte zijn weg heeft vervolgd.
Uit de verklaring van de verdachte op de terechtzitting van het hof blijkt dat hij degene was die [betrokkene 1] telkens belde en de gesprekken met [betrokkene 1] voerde. Uit de vastlegging van de tapgesprekken blijkt dat verdachte tijdens de achtervolging onder meer tegen [betrokkene 1] heeft gezegd:
- Bij aanstraling van de zendmast Drouwen, om 4:31:04 uur:
- Verdachte: "Oooh hey luister"
- [betrokkene 1]: "Ja"
- Verdachte: “Ja kom die auto knallen voor ons nu”
- [betrokkene 1]: "Vol gas voor jullie aan"
- Verdachte: “Ja kom voor ons knallen nu”
- [betrokkene 1]: "Oké, ik kom er aan"
- Verdachte: "[betrokkene 1] kom ze knallen"
- Bij aanstraling van de zendmast Drouwen, om 4:32:10 uur:
- Verdachte: ‘He kom die skowtoe (fon) nu knallen voor ons nu”
- [betrokkene 1]: "Wat"
- “Nu nu kom die skowtoe (fon) nu knallen met die auto knal op hun”
- [betrokkene 1]: "Oké"
- Verdachte: "Is goed kom op hun knallen nu"
- Verdachte: “He kom draaien kom draaien”
- Bij aanstraling van de zendmast Drouwen, om 4:33:06 uur:
- Verdachte: “He knal die skowtoe (fon) nu [betrokkene 1] ik maak alles met je goed rij hem nu aan snel draai auto en knallen”
- [betrokkene 1]: "Wat moet ik doen moet ik knallen"
- Verdachte: “Ja nu met die auto gewoon tegen die auto aan snel”
- Verdachte: “Ja knal die auto met de auto schiet op”
- [betrokkene 1]: "Oké, is cool ik hoop dat het me lukt man"
- Verdachte: "Jo"
- Bij aanstraling van de zendmast Gieten, om 4:34:00 uur:
- Verdachte: “Is goed rij honderdtachtig en knal die skowtoe (fon) keihard”
- [betrokkene 1]: "Ja, ik doe mijn best"
- Bij aanstraling van de zendmast Annen, om 4:37:26 uur:
- Verdachte: "He waar ben je dan ben je achter ons ja he"
- [betrokkene 1]: Ja, ik ben achter jullie"
- Verdachte: "Oké, doe je ding, ja doe je ding"
- [betrokkene 1]: "Ja, ik ga mijn best doen ja"
- Verdachte: Ja, ga daarnaast rijden, wij moeten iets langzamer"
- Verdachte: "Achterwiel aanraken dan spint ie doe wat je moet doen"
- [betrokkene 1]: "Ja, ik ga mijn ding doen, ja"
- Verdachte: “Ja, wij rijden langzaam, kom gewoon ervoor en knal ze gewoon dat ze niet verder kunnen, oké"
- [betrokkene 1]: "Ik laat ze anders wel achterin mij klappen"
- Verdachte: "Oké, is goed jo"
- Bij aanstraling van de zendmast Zuidlaren, om 4:38:35 uur:
- Verdachte: “Man, eeh haal ze in doe dan jonge waar wachtje op"
- [betrokkene 1]: “Bocht man ik (….) en ze gaan blokkeren mij"
- Verdachte: "Doe hoe je het moet doen snel ga ervoor pressure (fon) op de achterkant weet ik veel doe wat"
- Bij aanstraling van de zendmast Zuidlaren, om 4:39:28 uur:
- [betrokkene 1]: "Jo, versterking is er al man"
- Verdachte: Wat ja doe wat dan jonge knal ze rij ze blokkeer ze man
- [betrokkene 1]: "Ja, ik wil niet gepakt worden kerel"
- Verdachte: "Maakt niet uit broer, ik regel dat met jou hou ze nou maar tegen "aben" (fon) laten we wegrennen laten deze bus achter met die wierie desnoods"
- [betrokkene 1]: "Ja beter doe dat ik knal hem ook door"
- Verdachte. Ja nee luister blokkeer hun ja voor hun en blokkeer ze dat ze er niet langs kunnen nu"
- [betrokkene 1]: "Ja"
- Verdachte: Je hoeft ze niet tegen te houden maar ga gewoon ervoor en schud heen en weer zodat ze er niet langs kunnen schiet op schiet op"
- [betrokkene 1]: "Jo is goed is goed niet meer bellen"
- Bij aanstraling van de zendmast A28/Eelde, om 4:40:39 uur:
- Verdachte: "Eeh, ga ze voor en ga ze afsnijden schiet op"
- [betrokkene 1]: "Ik doe me ding man maar er zit ook al 1 achter mij alles ik wil niet gepakt worden voor deze kankershit" (....)
- [betrokkene 1]: "Weet je hoe kanker lang ik hiervoor ga vriend"
- Verdachte: "En je krijgt even veel jonge doe nu maar wat ik je zeg man skowtoe (fon) voor ons"
- [betrokkene 1]: "Ik doe mijn ding ja"
- Verdachte: “Ja doe je ding gewoon ik bouw op jou ik heb je niet voor niets meegenomen snij ze af”.
Gedurende deze periode waarin de politie [betrokkene 1] heeft getapt namen de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] gelet op hun processen-verbaal van bevinding onder meer het volgende waar:
- terwijl de verbalisanten met een snelheid boven de maximaal toegestane snelheid van 100 km/u over de N34 reden, zagen zij in de verte de voor hen rijdende Renault Laguna op de weg keren en vervolgens met hoge snelheid over de door hen bereden weghelft op hen af komen rijden. Op dat moment rijdt de witte bus zodanig links naast de verbalisanten, dat zij niet naar links konden uitwijken. Door hard te remmen en in de richting van de berm te sturen waardoor de auto aldaar ook belandde, kon [verbalisant 1], die de dienstauto bestuurde, op het nippertje een aanrijding voorkomen.
- Verbalisant [verbalisant 1] is ter zitting van het hof gehoord. Over dit onderdeel van de tenlastelegging heeft hij verklaard dat hij zeker wist dat de Laguna op de weghelft van de verbalisanten reed, dat de snelheid van de Laguna hoog was, dat de Laguna recht op hen af kwam, dat hij niet naar links kon uitwijken omdat de witte bus naast hem reed, dat hij heel hard geremd heeft en de berm is ingereden. Net voordat dat hij remde dacht hij “dit was het”. Verbalisant [verbalisant 2] is eveneens ter zitting van het hof gehoord. Hij heeft in dezelfde zin als [verbalisant 1] verklaard, maar ook verklaard dat toen ze met het dienstvoertuig de berm inreden, de Laguna heel hard rakelings langs hen schoot.
- verderop op de N34 werden de verbalisanten met hoge snelheid ingehaald door de Renault Laguna, die na de confrontatie weer was gekeerd. Op het moment dat de Laguna naast de politieauto reed, maakte de auto een beweging naar rechts. Door met kracht te remmen wist [verbalisant 1] een aanrijding te voorkomen;
- op de snelweg, A28, rijdende in de richting Groningen, maakte de Renault Laguna, op het moment dat de politieauto hem aan de linkerkant wilde passeren en de verbalisanten minstens honderdtwintig kilometer per uur reden, een beweging naar links, waarbij de politieauto door de Renault Laguna werd geraakt. Dit gebeurde op een moment dat in de middenberm, links van de politieauto, betonblokken stonden ter afscheiding van de rijbanen, en achter de politieauto en de Renault Laguna andere voertuigen reden, zodat het voor de politieauto niet mogelijk was om naar links of naar achteren uit te wijken.
Ter zitting van het hof heeft verbalisant [verbalisant 2] verklaard dat de Laguna probeerde het dienstvoertuig tegen de railing te duwen, dat de afstand tussen het dienstvoertuig en de betonnen railing ongeveer een meter was en dat dat met een plotselinge beweging gebeurde, die hij niet had verwacht.
(…)
Medeplegen
De deelnemingsvorm 'medeplegen' ziet op een bewuste en nauwe samenwerking gericht op de totstandkoming van een strafbaar feit. Aan het bewijs van medeplegen hoeft het niet zelfstandig verrichten van een uitvoeringshandeling niet zonder meer in de weg te staan, zoals evenmin lijfelijke afwezigheid een beletsel hoeft te vormen. Een vooropgezet plan hoeft aan het medeplegen niet ten grondslag te liggen, want medeplegen kan ook als een opwelling uit de situatie voortspruiten en zelfs stilzwijgend plaatsvinden. Evenmin hoeft iedere medepleger exact op de hoogte te zijn van de bijdragen van de andere medepleger(s) aan het strafbare feit. Wel dient er bij de medepleger sprake te zijn van een zogenoemd 'dubbel' opzet dat bestaat in een wilsgerichtheid, zowel op het tot stand brengen van het feit als op de samenwerking met de andere dader of daders.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte als bijrijder van de witte bus de uitvoeringshandeling in de tenlastelegging die met de Renault Laguna zijn uitgevoerd niet zelf heeft verricht.
Uit de telefoongesprekken blijkt echter dat verdachte kort ervoor [betrokkene 1] belde. Verdachte gaf [betrokkene 1] aanwijzingen of instructies over de wijze waarop [betrokkene 1] zijn auto tegen de politieauto moest inzetten. Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden volgt ook dat [betrokkene 1] de handelingen ('draaien', (pogen om) de politieauto aan te rijden ('knallen') heeft verricht Verdachte en [betrokkene 1] hebben over en weer gesproken over 'je/mijn ding doen' hetgeen naar het oordeel van het hof gezien de inhoud van de gesprekken alleen maar kan hebben betekend dat verdachte en [betrokkene 1] tezamen en in vereniging hebben geprobeerd via het gebruik van de [betrokkene 1]' auto met hoge snelheid op de politieauto in te rijden.
Uit de weergegeven tapgesprekken blijkt dat verdachte meermalen heeft gezegd dat [betrokkene 1] met zijn auto op de politieauto moest knallen. Bovendien heeft hij gezegd dat [betrokkene 1] daarbij een snelheid van 180 kilometer per uur moest rijden. [betrokkene 1] voert dit uit en rijdt met hoge snelheid recht op de politieauto af terwijl verdachte dit waar kan nemen omdat de auto waar hij in zit dicht bij die politieauto rijdt. Op geen enkel moment laat hij [betrokkene 1] weten dat die met zijn handelingen moet stoppen terwijl hij ziet dat [betrokkene 1] op de politieauto inrijdt en ook blijkt niet dat verdachte de bestuurder van de auto waar hij in zat heeft gezegd dat die de mede gevaar zettende situatie ontstaan door hun eigen voertuig moest veranderen. Het gedrag van [betrokkene 1] op aanwijzing van verdachte uitgevoerd is naar het oordeel van het hof naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de dood van de inzittenden van de politieauto dat zowel [betrokkene 1] als verdachte in hun samenwerking de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood als gevolg van die handeling hebben aanvaard. Dat de beoogde botsing niet heeft plaatsgevonden is slechts het gevolg van een ingrijpende uitwijkmanoeuvre van de bestuurder van de politieauto. Het hof is derhalve van oordeel dat verdachte en [betrokkene 1] het tenlastegelegde opzet in de vorm van voorwaardelijk opzet op de dood van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben gehad.
Voor zover de raadsvrouw door het enkele noemen van het Porsche-arrest bij wijze van verweer een beroep heeft willen doen op de inhoud van dit arrest, passeert het hof dit verweer. De onderhavige casus wijkt feitelijk zodanig veel af van de casus van het Porsche-arrest dat zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, het hof niet inziet waarom een beroep op dit arrest leidt tot vrijspraak van hetgeen verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd.
Verdachte heeft ter zitting van het hof weliswaar bekend dat hij de betreffende telefoongesprekken heeft gevoerd, maar dat hij in paniek handelde, dat de hele rit hectisch verliep. Het feit dat verdachte in paniek handelde en dat de rit hectisch verliep, sluit op zichzelf niet uit dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld. Die opzet wordt immers zoals hierboven overwogen bewezen verklaard aan de hand van het geconstateerde gedrag van verdachte en medeverdachte [betrokkene 1] en het oordeel dat dit gedrag naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht is op de dood van de inzittenden van de politieauto.
(…)
Het hof verwerpt de bewijsverweren en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander heeft geprobeerd opzettelijk [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van het leven te beroven.”
6. In de toelichting op het middel wordt in de eerste plaats gesteld dat het “niet aannemelijk, zelfs uiterst onwaarschijnlijk [is] dat medeverdachte [betrokkene 1] welbewust de aanmerkelijke kans op zijn eigen dood heeft aanvaard en dat [betrokkene 1] bewust met hoge snelheid frontaal tegen de politieauto aan zou rijden, althans het door hem bestuurde voertuig met hoge snelheid zo bewust zou sturen dat een botsing een onvermijdelijk en noodzakelijk gevolg zou zijn”. Daarbij wordt verwezen naar het zogenaamde Porsche-arrest1..
7. De onderhavige zaak verschilt op voor het bewijs van het opzet essentiële punten van de zaak die ten grondslag lag aan het Porsche-arrest. In de laatste zaak brak de verdachte, voordat hij bij het inhalen op een tegenligger botste, tot twee à drie keer toe een inhaalmanoeuvre af om een aanrijding met een tegenligger te voorkomen. Daarmee werd de vraag opgeroepen of de verdachte wel bewust het risico op de koop had toegenomen dat een ander door het inhalen zou komen te overlijden, temeer daar hij ook het risico liep zelf bij dat inhalen het leven te verliezen. In de onderhavige zaak waren het opzet van de verdachte en [betrokkene 1] en het daaruit voortvloeiend rijgedrag van [betrokkene 1] er steeds op gericht de politieauto aan te rijden waardoor juist niet de vraag wordt opgeroepen of zij de aan een aanrijding met de politie-auto voor [betrokkene 1] verbonden gevolgen op de koop toenamen. Zo ook in het geval van de spookrijder die desbewust tegen het verkeer in was gaan rijden en zijn gedrag ‘kicken’ vond2., een uitdrukking die overeenkomst vertoont met de opmerking van [betrokkene 1] dat hij het knallen op de politieauto “cool” vond.
8. Naar het hof gelet op de inhoud van de telefoongesprekken, de door [betrokkene 1] uitgevoerde manoeuvres en de door hem gereden snelheden kennelijk en niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld, was [betrokkene 1] ter wille van het ontkomen aan de politie bereid het risico dat hij bij een aanrijding met de politieauto om het leven zou komen op de koop toe te nemen. Hij reed immers rijdend over de voor hem linker weghelft welbewust - [betrokkene 1] vond het knallen op de politieauto “cool”- en met hoge snelheid in op de politieauto die hem op die weghelft tegemoet kwam, teneinde te bewerkstelligen dat de agenten in die auto hem niet verder konden achtervolgen. Ik wijs in het bijzonder op de volgende inhoud van de tussen verdachte en [betrokkene 1] gevoerde telefoongesprekken (p. 6 van het arrest):
“Bij aanstraling van de zendmast Drouwen, om 4:33:06 uur:
- Verdachte: “He knal die skowtoe (fon) nu [betrokkene 1] ik maak alles met je goed rij hem nu aan snel draai auto en knallen”
- [betrokkene 1]: "Wat moet ik doen moet ik knallen"
- Verdachte: “Ja nu met die auto gewoon tegen die auto aan snel”
- Verdachte: “Ja knal die auto met de auto schiet op”
- [betrokkene 1]: "Oké, is cool ik hoop dat het me lukt man"
- Verdachte: "Jo"
- Bij aanstraling van de zendmast Gieten, om 4:34:00 uur:
- Verdachte: “Is goed rij honderdtachtig en knal die skowtoe (fon) keihard”
- [betrokkene 1]: "Ja, ik doe mijn best" “
9. De omstandigheid dat uit bewijsmiddel 6 zou volgen dat [betrokkene 1] pas nadat hij was omgedraaid zag dat de auto die hem op de voor hem linker weghelft tegemoet reed de politieauto was, maakt het voorgaande niet anders. Ook al zou dat het geval zijn, dan doet die omstandigheid er immers niet aan af dat [betrokkene 1] de aanmerkelijke kans dat de inzittenden van de hem tegemoetkomende auto door zijn wijze van rijden om het leven zouden komen bewust op de koop toe heeft genomen. Bovendien heeft hij - zo hem toen pas duidelijk was geworden dat de politieauto hem tegemoet reed - geen enkele poging gedaan een aanrijding met de politieauto te voorkomen, bijvoorbeeld door rechts te gaan rijden en eventueel - vanwege de hem tegemoetkomende bus - uit te wijken naar de voor hem rechter berm.
10. Anders dan de toelichting op het middel wil staat aan het bewijs van het opzet niet in de weg dat de verdachte pas zou hebben waargenomen/zou hebben kunnen waarnemen dat [betrokkene 1] op de politieauto inreed op het moment dat [betrokkene 1] hem passeerde, alsmede dat de verdachte zelf op een gegeven moment in grote angst zou hebben verkeerd. Blijkens de inhoud van de telefoongesprekken tussen de verdachte en [betrokkene 1] wilde de verdachte immers dat [betrokkene 1] met zijn auto op de politieauto zou knallen. Zo sprak de verdachte tot [betrokkene 1]: “He knal die skowtoe (fon) nu [betrokkene 1] ik maak alles met je goed rij hem nu aan snel draai auto en knallen”, en “Wat ja doe wat dan jonge knal ze rij ze blokkeer ze man.”
11. Voorts in aanmerking genomen dat het hof – naar in cassatie niet is bestreden – vaststelt dat verdachte [betrokkene 1] op geen enkel moment laat weten dat deze met zijn handelingen moet stoppen terwijl hij ziet dat [betrokkene 1] op de politieauto inrijdt en ook niet blijkt dat verdachte de bestuurder van de auto waar hij in zat heeft gezegd dat die de gevaarzettende situatie mede ontstaan door hun eigen voertuig, de bestelbus, moest veranderen, is het bewijs van het bewezenverklaarde opzet voldoende met redenen omkleed.
12. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
13. Het tweede middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM is overschreden.
14. De verdachte, die gedetineerd is, heeft op 24 december 2015 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn blijkens een daarop gezet stempel op 13 juli 2016 bij de Hoge Raad binnengekomen. Dat brengt met zich dat de inzendtermijn van zes maanden is overschreden.
15. Naar verwachting zal de Hoge Raad binnen veertien maanden na het instellen van het beroep in cassatie uitspraak doen. Daardoor wordt de overschrijding van de redelijke termijn in voldoende mate gecompenseerd.3.
16. Het middel faalt.
17. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
18. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Beroepschrift 15‑09‑2016
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
te Den Haag
Griffienummer: S 16/00320
Betekening aanzegging: 1 augustus 2016
Cassatieschriftuur
Inzake:
[verdachte],
voorlopig gehecht te Veenhuizen,
verdachte,
advocaat: mr. R.J. Baumgardt
dossiernummer: 20160059
Edelhoogachtbare Heren, Vrouwen:
Inleiding
Ondergetekende, als daartoe door de verdachte bijzonder gevolmachtigd, mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft hierbij de eer aan u Edelhoogachtbaar College te doen toekomen een schriftuur van cassatie ten vervolge op het door [verdachte], ingestelde beroep in cassatie tegen het arrest van het Gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden d.d. 22 december 2015, en alle beslissingen die door het hof ter terechtzitting(en) zijn genomen.
In genoemd arrest heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar.
Middelen van cassatie
Als gronden van cassatie heeft ondergetekende de eer voor te dragen:
Middel I
Met betrekking tot het ten laste gelegde, te weten dat verdachte (verkort zakelijk weergegeven) over 17 oktober 2014 ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een brigadier van politie en een agent van politie van het leven te beroven, met dat opzet, verdachte en mededader in een personenauto met hoge snelheid in een voor hem tegenovergestelde richting op het politievoertuig in te rijden waarbij verdachte via de telefoon aanwijzingen heeft gegeven aan verdachtes mededader, is door en namens de verdachte ter zitting uitdrukkelijk aangevoerd dat verdachte niet het opzet gehad heeft de betreffende personen van het leven te beroven. In het kader hiervan is namens de verdachte onder meer aangevoerd dat verdachte niet heeft geweten of heeft waargenomen dat de mededader op hem en het politievoertuig in tegengestelde richting af is komen rijden; verdachte op het moment dat hij een auto op hem af heeft zien komen aanrijden gegild heeft als een wijf en gedacht heeft dat ze dood zouden gaan; het de bedoeling is geweest dat de mededader het politievoertuig zou blokkeren. Ter zitting is door de raadsvrouw onder meer aangevoerd dat verdachte niet het opzet gehad heeft de politiemensen van het leven te beroven waarbij onder meer een beroep is gedaan op het Porsche arrest. In het arrest heeft het hof bewezen verklaard dat de verdachte (verkort zakelijk weergegeven) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander een brigadier van politie en een agent van politie van het leven te beroven door met dat opzet via de telefoon aanwijzingen te geven aan verdachtes mededader die met een Renault Laguna met hoge snelheid in voor hem tegenovergestelde richting op het politievoertuig in te rijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. De bewezenverklaring is in het licht van hetgeen door en namens de verdachte is aangevoerd onvoldoende met redenen omkleed.
Toelichting
1.1
Aan verdachte is onder feit 1 ten laste gelegd, dat:
‘1.primair:
hij op of omstreeks 17 oktober 2014 in de gemeente Borger — Odoorn en/of de gemeente Aa & Hunze en/of de gemeente Tynaarlo en/of de gemeente Haren (op de N34 richting Zuidlaren en/of de A28 richting Groningen) althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [verbalisant 1] (brigadier van politie) en/of [verbalisant 2] (agent van politie) van het leven te beroven althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet,
- —
is verdachtes mededader in een personenauto (van het merk Renault Laguna) op de N34 met hoge snelheid in voor hem tegenovergestelde richting op de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto ingereden en/of de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto zeer dicht genaderd en/of waarbij een aanrijding voorkomen doordat die [verbalisant 1] met kracht remde en zijn dienstvoertuig de berm instuurde en/of
- —
(vervolgens) heeft/is verdachtes mededader op de N34 met hoge snelheid de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto ingehaald en/of naast die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] gaan rijden en/of een stuurbeweging naar rechts gemaakt en/of waarbij die [verbalisant 1] met kracht moest remmen om een aanrijding te voorkomen en/of
- —
(vervolgens) heeft verdachtes mededader op de A28 terwijl de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto aan het inhalen was en naast hem reed een stuurbeweging naar links gemaakt waarbij de rechterspiegel van de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto werd geraakt en/of terwijl de middenberm uit betonblokken bestond en/of de door [verbalisant 1] bestuurde politieauto zich nabij de middenberm bevond en/of er meer personen auto's zich achter de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto bevonden waardoor die [verbalisant 1] geen vaart kon verminderen en/of
- —
waarbij verdachte en zijn mededader zich telkens in een bestelbus (van het merk Mercedes — Benz) in de directe nabijheid van de politieauto en de Renault Laguna bevonden en/of telkens via de telefoon aanwijzingen gaven aan verdachtes mededader die zich in de Renault Laguna bevond met als inhoud, (zakelijk weergegeven) ‘dat hij de auto er voor moet knallen en/of gas gas doorrijden en/of rij hem nu aan snel draai auto en knallen en/of ja nu met die auto gewoon tegen die auto aan snel en/of knal ze rij ze blokkeer ze man’
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
medeverdachte [betrokkene 1] en/of medeverdachte [betrokkene 2] op of omstreeks 17 oktober 2014 in de gemeente Borger-Odoorn en/of de gemeente Aa & Hunze en/of de gemeente Tynaarlo en/of de gemeente Haren (op de N34 richting Zuidlaren en/of de A28 richting Groningen) althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [verbalisant 1] (brigadier van politie en/of [verbalisant 2] (agent van politie) van het leven te beroven althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet,
- —
is verdachtes mededader in een personenauto (van het merk Renault Laguna) op de N34 met hoge snelheid in voor hem tegenovergestelde richting op de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto ingereden en/of de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto zeer dicht genaderd en/of waarbij een aanrijding voorkomen doordat die [verbalisant 1] met kracht remde en zijn dienstvoertuig de berm instuurde en/of
- —
(vervolgens) heeft/is verdachtes mededader op de N34 met hoge snelheid de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto ingehaald en/of naast die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] gaan rijden en/of een stuurbeweging naar rechts gemaakt en/of waarbij die [verbalisant 1] met kracht moest remmen om een aanrijding te voorkomen en/of
- —
(vervolgens) heeft verdachtes mededader op de A28 terwijl de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto aan het inhalen was en naast hem reed een stuurbeweging naar links gemaakt waarbij de rechterspiegel van de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto werd geraakt en/of terwijl de middenberm uit betonblokken bestond en/of de door [verbalisant 1] bestuurde politieauto zich nabij de middenberm bevond en/of er meer personen auto's zich achter de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto bevonden waardoor die [verbalisant 1] geen vaart kon verminderen en
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte op of omstreeks 17 oktober 2014 in de gemeente Borger — Odoorn en/of de gemeente Aa & Hunze en/of de gemeente Tynaarlo en/of de gemeente Haren (op de N34 richting Zuidlaren en/of de A28 richting Groningen) althans in Nederland
- —
door het verschaffen van inlichtingen, te weten door zijn medeverdachte (tijdens de autorit) telefonische de opdracht te geven en/of tegen zijn medeverdachte te zeggen ‘dat hij de auto er voor moet knallen en/of gas gas doorrijden en/of rij hem nu aan snel draai auto en knallen en/of ja nu met die auto gewoon tegen die auto aan snel en/of knal ze rij ze blokkeer ze man’,
- —
door beloften, te weten door tegen zijn medeverdachte te zeggen: ‘he knal die skowtoe nu [betrokkene 2], ik maak alles met je goed’ en/of ‘maakt niet uit broer ik regel dat met jou haal ze nou maar tegen’,
- —
althans woorden van gelijke aard en/of strekking, opzettelijk heeft uitgelokt;
1. meer subsidiair
medeverdachte [betrokkene 1] en/of medeverdachte [betrokkene 2] op of omstreeks 17 oktober 2014 in de gemeente Borger-Odoorn en/of de gemeente Aa & Hunze en/of de gemeente Tynaarlo en/of de gemeente Haren (op de N34 richting Zuidlaren en/of de A28 richting Groningen) althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [verbalisant 1] (brigadier van politie en/of [verbalisant 2] (agent van politie) van het leven te beroven althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet,
- —
is verdachtes mededader in een personenauto (van het merk Renault Laguna) op de N34 met hoge snelheid in voor hem tegenovergestelde richting op de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto ingereden en/of de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto zeer dicht genaderd en/of waarbij een aanrijding voorkomen doordat die [verbalisant 1] met kracht remde en zijn dienstvoertuig de berm instuurde en/of
- —
(vervolgens) heeft/is verdachtes mededader op de N34 met hoge snelheid de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto ingehaald en/of naast die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] gaan rijden en/of een stuurbeweging naar rechts gemaakt en/of waarbij die [verbalisant 1] met kracht moest remmen om een aanrijding te voorkomen en/of
- —
(vervolgens) heeft verdachtes mededader op de A28 terwijl de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto aan het inhalen was en naast hem reed een stuurbeweging naar links gemaakt waarbij de rechterspiegel van de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto werd geraakt en/of terwijl de middenberm uit betonblokken bestond en/of de door [verbalisant 1] bestuurde politieauto zich nabij de middenberm bevond en/of er meer personen auto's zich achter de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto bevonden waardoor die [verbalisant 1] geen vaart kon verminderen en
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 17 oktober 2014 in de gemeente Borger — Odoorn en/of de gemeente Aa & Hunze en/of de gemeente Tynaarlo en/of de gemeente Haren (op de N34 richting Zuidlaren en/of de A28 richting Groningen) althans in Nederland, opzettelijk middelen en/of gelegenheid heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door zijn medeverdachte (tijdens de autorit) telefonische de opdrachten/aanwijzingen te geven en/of tegen zijn medeverdachte te zeggen ‘dat hij de auto er voor moet knallen en/of gas gas doorrijden en/of rij hem nu aan snel draai auto en knallen en/of ja nu met die auto gewoon tegen die auto aan snel en/of knal ze rij ze blokkeer ze man’, en ‘he knal die skowtoe nu [betrokkene 2], ik maak alles met je goed’ en/of ‘maakt niet uit broer ik rij dat met jou haal ze nou maar tegen’ en/of ja ga daarnaast rijden, wij moeten iets langzamer’ en/of ‘ja wij rijden al langzaam, gewoon ervoor en kan ze gewoon dat ze niet verder kunnen oké, althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
1. meest subsidiair
hij op of omstreeks 17 oktober 2014 in de gemeente Borger — Odoorn en/of de gemeente Aa & Hunze en/of de gemeente Tynaarlo en/of de gemeente Haren (of de en 34 richting Zuidlaren en/of de A28 richting Groningen) althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [verbalisant 1] (brigadier van politie) en/of [verbalisant 2] (agent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/is verdachtes mededader opzettelijk dreigend,
- —
in een personenauto (van het merk Renault Laguna) op de N34 met hoge snelheid in voor hem tegenovergestelde richting op de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto ingereden en/of de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto zeer dicht genaderd en/of waarbij een aanrijding voorkomen doordat die [verbalisant 1] met kracht remde en zijn dienstvoertuig de berm instuurde en/of (vervolgens
- —
met hoge snelheid op de N34 de door die bestuurde politieauto ingehaald en/of naast die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] gaan rijden en/of een stuurbeweging naar rechts gemaakt en/of waarbij die [verbalisant 1] met kracht moest remmen om een aanrijding te voorkomen en/of (vervolgens)
- —
terwijl de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto hem aan het inhalen was op de A28 en naast hem reed een stuurbeweging naar links gemaakt waarbij de rechterspiegel van de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto werd geraakt en/of waarbij die [verbalisant 1] met kracht moest remmen om een aanrijding te voorkomen en/of (vervolgens)
- —
op de A28 terwijl de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto aan het inhalen was en naast hem reed een stuurbeweging naar links gemaakt waarbij de rechterspiegel van de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto werd geraakt en/of terwijl de middenberm uit betonblokken bestond en er meer personen auto's zich achter de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto bevonden waardoor die [verbalisant 1] geen vaart kon verminderen en/of
- —
waarbij verdachte en zijn mededader zich telkens in een bestelbus (van het merk Mercedes — Benz) in de directe nabijheid van de politieauto en de Renault Laguna bevonden en/of telkens via de telefoon aanwijzingen gaven aan verdachtes mededader die zich in de Renault Laguna bevond met als inhoud, (zakelijk weergegeven) ‘dat hij de auto er voor moet knallen en/of gas gas doorrijden en/of rij hem nu aan snel draai auto en knallen en/of ja nu met die auto gewoon tegen die auto aan snel en/of knal ze rij ze blokkeer ze man’
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;’
1.2
In het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 18 december 2015 is onder meer vermeld:
‘De verdachte verklaart — zakelijk weergegeven — als volgt:
Ik wil nu gaan verklaren want ik vind dat er teveel op mij wordt afgeschoven. ()
()
Ik heb wel eens stomme dingen geroepen. [betrokkene 2] zat achter het stuur, [betrokkene 1] zat in de andere auto en ik had de handen vrij. ()
()
U houdt mij een citaat voor van bladzijde 128 van het dossier. Dat was op de A28. Ik zou opdracht hebben gegeven aan [betrokkene 1] om de politie af te snijden en op de middenberm met betonblokken te laten rijden. Wij zaten in een Mercedes sprinter. Dat is een bus die geen spiegel aan de binnenkant had. Er zaten alleen spiegels aan de buitenzijde. Wij zagen [betrokkene 1] helemaal niet meer, wat zij reden heel ver vooruit. [betrokkene 1] was aan het slingeren om de politie op afstand te houden. Wij zagen alleen maar dat er niets aan kwam en dat we dus meer ruimte hadden om verder te komen.
()
Het is niet zo dat [betrokkene 1] dan achter ons rijdt. Hij heeft ons met hoge snelheid ingehaald en hij is heel hard naar voren gereden. Dit is nog niet op de A28, maar op de N-weg.
Ik wil dat graag toelichten.
[betrokkene 1] was eerst heel hard weggereden en kwam daarna weer terug rijden. De politie reed rechts van ons op de voor hun juiste weghelft en wij rijden daar links naast op de weghelft voor de tegenliggers. De agenten zaten naar ons te gebaren. Toen ik voor mij keek, zag ik opeens dat een auto op ons kwam afrijden. Het was donker en ik had dat eerder nog niet gezien. Wij kregen geen kans meer om nog voor of achter de politieauto te komen. De bedoeling van die andere auto was, om tussen ons en de politieauto door te rijden. Dat was zijn enige optie. Het was niet zijn opdracht om iemand te rammen. () Het was hectisch en ik heb dat niet gezien.() Toen [betrokkene 1] vanuit de tegengestelde richting aan kwam rijden, wisten wij dat niet. Toen hij op ons af kwam aanrijden, heb ik gegild als een wijf. Ik dacht dat we dood zouden gaan. [betrokkene 2] zei niet veel. Hij is aan de zijkant van de weg gaan rijden. Pas toen de auto langs zoefde, zag ik dat het [betrokkene 1] was.
()
()
U vraagt mij wat ik bedoel met ‘knallen’.
De bedoeling daarvan was dat [betrokkene 1] tegen de bumper van de surveillanceauto zou tikken, zodat die zou stoppen. Op dat moment rijdt [betrokkene 1] nog achter ons en is de politieauto tussen [betrokkene 1] en ons in.
Het gesprek dat een minuut later plaatsvindt is op een moment dat de politie ons waarschijnlijk heeft ingehaald. Met ‘knallen’ is dan bedoeld het aanraken van de ene auto tegen de andere. Niet een heel heftige botsing.
()
U houdt mij nu een volgend gesprek voor. Je kunt daar de wanhoop zien. [betrokkene 1] was ons inmiddels voorbij gereden en hij was uit het zicht verdwenen. Wij wisten niet wat hij deed. Daarom zei ik ‘kom, draaien’. Hij was ons heel hard voorbij gegaan. Ik had ook niet gedacht dat hij zou gaan draaien. ()
()
U houdt mij het gesprek voor waarin [betrokkene 1] het heeft over 180 kilometer per uur. Als het goed is, is dat het gesprek waarin hij ons voorbij zoeft. Hij moest daar ergens gaan draaien en weer achter ons aan rijden.()
()
U houdt mij voor dat uit de tapverslagen blijkt dat ik tegen [betrokkene 1] het gezegd dat hij moest omdraaien. Ik herkende die auto niet omdat het te donker was. Hij kwam meer recht op ons af. Het was een gevaarlijke situatie voor allemaal. Voor de politie, voor [betrokkene 1] en voor ons. Wij konden niet meer achter de politieauto komen. Ik was bang en zat te gillen. Ik denk dat hij wel over de curve-stones is gereden. Als we door de berm waren gereden waren we gekanteld, denk ik. Ik heb er niet op gelet of de politie door de berm is gereden. U houdt mij voor dat de politie op enig moment naast [betrokkene 1] is gaan rijden en dat de spiegels van de voertuigen elkaar toen hebben geraakt. Daar hebben wij niets van meegekregen en ik kan me dat ook niet herinneren.
()’
1.3
In het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 18 december 2015 is voorts vermeld dat mr. K. Blonk, advocate te Rotterdam, de raadsvrouw die verdachte ter zitting in hoger beroep heeft bijgestaan, het woord tot de verdediging heeft gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte aantekeningen. In deze pleitaantekeningen is onder meer vermeld:
’()
De verdediging meent allereerst dat medeplegen niet bewezen kan worden. Voor een bewezen verklaring van medeplegen moet er sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte.
Vaststaat dat cliënt zelf geen enkele uitvoeringshandeling heeft verricht;
()
We weten dus niet waar en ook niet hoe [betrokkene 1] reed op de momenten dat cliënt zijn uitlatingen via de telefoon deed.()
()
We weten dus niet of [betrokkene 1] op die momenten wel feitelijk uitvoering heeft gegeven aan die telefonische ‘aanwijzingen’ van cliënt (laat ik het voor het gemak maar even ‘aanwijzingen’ noemen) of dat hij dat uit eigen beweging deed.
Anders gezegd: er staat niet vast dat [betrokkene 1] de ‘aanwijzingen’ van cliënt heeft opgevolgd toen of nadat cliënt ze gaf of zijn eigen koers vaarde.
We weten niet waar en hoe [betrokkene 1] reed toen cliënt hem belde en daardoor is onduidelijk of de aanwijzingen van cliënt zijn terug te brengen op de ten laste gelegde 3 momenten (of wel de drie gedachtenstreepjes).
()
Het was bovendien midden in de nacht en er was geen verlichting op het grootste deel van de gereden route. Dus het zicht vanuit de Mercedes was voor cliënt minimaal.
Vanaf het begin zijn de Mercedes en de Renault los van elkaar opgereden. Vanaf het moment dat de politie in beeld kwam zijn cliënt en [betrokkene 2] de Renault zelfs nog lange tijd uit het oog verloren. Dat is ook te horen in de taps. Zij zagen hem pas weer toen [betrokkene 1] uit tegengestelde richting kwam aangereden.
()
Daarnaast meent de verdediging dat het weggedrag van [betrokkene 1] niet gekwalificeerd kan worden als een poging doodslag of zware mishandeling.
Niet bewezen kan worden dat [betrokkene 1] opzet op dodelijk of zwaar lichamelijk letsel had.
Door de verweten gedragingen van [betrokkene 1] bestond weliswaar de aanmerkelijke kans dat het voertuig van [betrokkene 1] in botsing zou komen met het politievoertuig of dat het politievoertuig tegen bijvoorbeeld de betonblokken terecht zou komen. Mogelijk dat de inzittenden van het politievoertuig hierbij letsel zouden oplopen. Dit zou in een enkel geval zelfs tot de dood of zwaar lichamelijk letsel kunnen leiden, maar de kans daarop achter de verdediging niet zo groot is dat deze aanmerkelijk moeten worden genoemd.()
()
De verdediging weegt daarbij mee dat relevante en technische informatie ontbreekt, zoals de zwaarte en de kracht van beide voertuigen, had het politievoertuig airbags, met welke snelheden werd op de ten laste gelegde momenten gereden (hier wordt bv door Voss wisselend over verklaard), zijn er remsporen geconstateerd. Hoe geoefend was [verbalisant 1], de bestuurder van het politievoertuig.
Nu deze informatie ontbreekt kan geen uitspraak worden gedaan over de aanmerkelijkheid van de kans op dodelijk of zwaar lichamelijk letsel.
()
De rechtbank gaat er bovendien veel te makkelijk vanuit dat niemand zou afremmen of uitwijken (dus dat de botsingen ook steeds frontaal zouden zijn) wat wel voor de hand zou liggen in deze omstandigheden en waardoor de kans op dodelijk afloop of zwaar lichamelijk letsel verkleind wordt.
()
Dat cliënt — door het geven van aanwijzingen — zich bewust was van de mogelijkheid dat [betrokkene 1] op de agenten zou inrijden en daardoor dodelijk of zwaar lichamelijk letsel zou gaan toebrengen dat blijkt niet, daarvoor ontbreekt het bewijs. Die kans heeft hij dus ook niet bewust aanvaard. Opzet in voorwaardelijke zin kan niet bewezen worden.
Bovendien ligt het niet voor de hand dat cliënt de aanmerkelijke kans op de koop toe heeft genomen: [betrokkene 1] zou daarmee zelf ook gevaar oplopen (Porsche arrest). Cliënt ging er van uit dat [betrokkene 1] niet zo ver zou gaan dat hij zijn eigen leven in gevaar zou brengen en mocht daar ook van uit gaan. ()’
1.3
in het arrest heeft het hof bewezen verklaard, dat:
‘1. primair
hij op 17 oktober 2014 op de N34 richting Zuidlaren en de A28 richting Groningen), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [verbalisant 1] (brigadier van politie) en/of [verbalisant 2] (agent van politie) van het leven te beroven, met dat opzet,
- —
is verdachtes mededader in een personenauto (van het merk Renault Laguna) op de N34 met hoge snelheid in voor hem tegenovergestelde richting op de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto ingereden en de door die [verbalisant 1] bestuurde politieauto zeer dicht genaderd en waarbij een aanrijding werd voorkomen doordat die [verbalisant 1] met kracht remde en zijn dienstvoertuig de berm instuurde en,
- —
waarbij verdachte telkens via de telefoon aanwijzingen gaf aan verdachtes mededader die zich in de Renault Laguna bevond met als inhoud, zakelijk weergegeven, ‘dat hij de auto er voor moet knallen en gas gas doorrijden en rij hem nu aan snel draai auto en knallen en ja nu met die auto gewoon tegen die auto aan snel en knal ze rij ze blokkeer ze man’,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.’
1.4
In het arrest heeft het hof niet bewezen geacht hetgeen anders of meer ten laste is gelegd. In het arrest heeft het hof daartoe onder meer overwogen:
‘In de primaire tenlastelegging worden achtereenvolgens 4 verschillende feitelijke gedragingen ten laste gelegd als gedragingen die met het opzet op de dood dan wel zware mishandeling door verdachten zouden zijn uitgevoerd. Het hof zal verdachte vrijspreken van hetgeen als tweede en derde feitelijke gedraging is opgenomen omdat het hof van oordeel is dat van die onderdelen niet bewezen kan worden dat zij zijn uitgevoerd met de (voorwaardelijke) opzet op het doden dan wel zware mishandeling. Uit de hiervoor weergegeven feitelijke vaststelling van de gedragingen van [betrokkene 1] en hetgeen verdachte door de telefoon heeft gezegd blijkt weliswaar dat verdachten alles in het werk stelden om zich van de politieauto te ontdoen en dat daarbij onverantwoorde risico's in het verkeer zijn genomen maar dat acht het hof onvoldoende voor het bewezen verklaren van het hebben van (voorwaardelijk) opzet op de dood dan wel zware mishandeling.’
1.5
Met betrekking tot het geen het hof bewezen heeft verklaard, heeft het hof in het arrest onder meer overwogen:
‘Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte als bijrijder van de witte bus de uitvoeringshandeling in de tenlastelegging die met de Renault Laguna zijn uitgevoerd niet zelf heeft verricht.
Uit de telefoongesprekken blijkt echter dat verdachte kort ervoor [betrokkene 1] belde. Verdachte gaf [betrokkene 1] aanwijzingen of instructies over de wijze waarop [betrokkene 1] zijn auto tegen de politieauto moest inzetten. Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden volgt ook dat [betrokkene 1] de handelingen (‘draaien’, ((pogen om) de politie aan te rijden (‘knallen’) heeft verricht.
Verdachte en [betrokkene 1] hebben over en weer gesproken over ‘je/mijn ding doen’ hetgeen naar het oordeel van het hof gezien de inhoud van de gesprekken alleen maar kan hebben betekend dat verdachte en [betrokkene 1] tezamen en in vereniging hebben geprobeerd via het gebruik van de [betrokkene 1] auto met hoge snelheid op de politie in te rijden.
Uit de weergegeven tapgesprekken blijkt dat verdachte meermalen heeft gezegd dat [betrokkene 1] met zijn auto op de politieauto moest knallen. Bovendien heeft hij gezegd dat [betrokkene 1] daarbij een snelheid van 180 kilometer per uur moest rijden. [betrokkene 1] voert dit uit en rijdt met hoge snelheid recht op de politieauto af terwijl verdachte dit waar kan nemen omdat de auto waar hij in zit dicht bij de politieauto rijdt. Op geen enkel moment laat hij [betrokkene 1] weten dat die met zijn handelingen moet stoppen terwijl hij ziet dat [betrokkene 1] op de politieauto inrijdt en ook blijkt niet dat verdachte de bestuurder van de auto waar hij in zat heeft gezegd dat die mede gevaar zettende situatie ontstaan door hun eigen voertuig moest veranderen. Het gedrag van [betrokkene 1] op aanwijzing van verdachte uitgevoerd is naar het oordeel van het hof naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de dood van de inzittenden van de politieauto dat zowel [betrokkene 1] als verdachte in hun samenwerking de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood als gevolg van die handeling hebben aanvaard. Dat de beoogde botsing niet heeft plaatsgevonden is slechts het gevolg van een ingrijpende uitwijkmanoeuvre van de bestuurder van de politie. Het hof is derhalve van oordeel dat verdachte en [betrokkene 1] het tenlastegelegde opzet in de vorm van voorwaardelijk opzet op de dood van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben gehad.
Voor zover de raadsvrouw door het enkele noemen van het Porsche-arrest bij wijze van verweer een beroep heeft willen doen op de inhoud van dit arrest, passeert het hof dit verweer. De onderhavige casus wijkt feitelijk zodanig veel af van de casus van het Porsche-arrest dat zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, het hof niet inziet waarom een beroep op dit arrest leidt tot vrijspraak van hetgeen verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd. ()’
1.6
Als bewijsmiddel (1) heeft het hof een verklaring van verbalisant/brigadier [verbalisant 1] gebruikt. Deze verklaring houdt onder meer in (voor zover in dit kader van belang):
‘Ik zag dat de bestelbus op de linker rijbaan ging rijden teneinde ons in te halen. Hierop heb ik de snelheid verhoogd teneinde de bestelbus voor te blijven. Ik zag dat de Renault Laguna vervolgens voor ons keerde op de rijbaan en zijn weg vervolgde in tegengestelde richting. Ik zag dat de bestelbus nog steeds schuin achter ons reed. Ik zag dat de Renault Laguna op onze rijbaan ons tegemoet kwam rijden. Ik dacht dat de Renault Laguna ons zou gaan rammen. Ik heb vervolgens met kracht geremd en heb ons voertuig in de berm gestuurd teneinde te proberen de Renault Laguna te ontwijken. Ik zag dat bestelbus nog voor ons op de N34 reed ()’
1.7
Voorts heeft het hof de door [verbalisant 1] ter zitting in hoger beroep afgelegde verklaring voor het bewijs gebruikt (bewijsmiddel 2). Deze verklaring houdt onder meer in:
‘() De gekeerde personenauto reed over onze rijbaan en het busje reed links naast ons over de voor hem verkeerde weghelft. Ik kon geen kant op. De gekeerde personenauto kwam recht op ons af rijden. () Ik vind het moeilijk om de snelheid in te schatten van de personenauto die op ons af kwam rijden, maar ik schat dat hij honderd kilometer per uur reed. Het ging allemaal heel erg snel. Links van mij reed nog steeds het busje en de auto kwam hard op ons af rijden. Mijn enige optie was om de berm in te sturen met alle mogelijke gevolgen van dien. Dat was de enige manier om een aanrijding te voorkomen. Ik weet wel zeker dat die auto op onze weghelft reed en dat hij recht op ons af kwam. Hij reed volledig op onze rijbaan. De bus zat voortdurend naast me. Die kan een meter meer naar voren of naar achteren hebben gereden, maar ik had hem constant in mijn ooghoek. Ik heb heel hard geremd, ben de berm in gereden en ben daar bijna tot stilstand gekomen. In de berm ging het gelukkig goed. Ik weet nog dat ik net voordat ik remde dacht: ‘Dit was het’. Ons hele voertuig was met vier wielen in de berm. Na een paar seconden heb ik mijn weg vervolgd, weer achter het busje aan. Ik heb werkelijk een doodschrik gehad. ()’
1.8
Ook heeft het hof een door medeverdachte [betrokkene 1] bij de politie afgelegde verklaring voor het bewijs als bewijsmiddel (6) gebruikt. Dit bewijsmiddel houdt onder meer in:
‘()Toen ben ik er voorbij gegaan en toen kreeg ik een telefoontje dat ik om moest draaien. Dat heb ik toen gedaan. En toen ik omgedraaid was en terug reed, zag ik die twee auto's op de weg rijden. Ik heb toen de keuze gemaakt om op de verkeerde weghelft te rijden. Toen bleek dat daar de politieauto reed. ()’
1.9
Als bewijsmiddel (7) heeft het hof daarnaast nog een door verdachte ter zitting in hoger beroep afgelegde verklaring voor het bewijs gebruikt, inhoudende (onder meer):
‘()
[betrokkene 1] kwam daarna weer terug rijden. De politie reed rechts van ons op de voor hun juiste weghelft en wij reden daar links naast op de weghelft voor de tegenliggers. Toen ik voor mij keek, zag ik opeens dat een auto op ons kwam af rijden.
()
Met ‘knallen’ is dan bedoeld het raken van de ene auto tegen de andere. Niet een heel heftige botsing.()’
1.10
Uit het arrest en de door het hof gebezigde bewijsmiddelen volgt dat het hof klaarblijkelijk van mening is dat verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat ten gevolge van de gedragingen van hem en de mededader de politiefunctionarissen gedood zouden worden, waarbij het hof er vanuit is gegaan dat de mededader met een snelheid van 100 km/h frontaal in botsing zou komen met het politievoertuig, die op dat moment ook meer dan 100 km/h zou hebben gereden.
Voorts blijkt uit het arrest dat het hof klaarblijkelijk geoordeeld heeft dat verdachte daartoe de medeverdachte [betrokkene 1] telefonisch heeft doorgegeven dat hij tegen de politieauto moest aanrijden. Het hof blijkt in het bijzonder betekenis te hebben toegekend aan het verkeersgedrag van medeverdachte [betrokkene 1], nu het hof daaruit het voorwaardelijk opzet heeft afgeleid.
1.11
Naar de mening van A-G Bleichrodt is het afleiden van voorwaardelijk opzet op de levensberoving uit dergelijk verkeersgedrag een hachelijke onderneming (ECLI:NL:PHR:2016:895). Daarbij merkt hij nog op dat naar de huidige stand van de rechtspraak dergelijk zeer gevaarlijk verkeersgedrag slechts in uitzonderlijke omstandigheden roekeloosheid kan opleveren. De lat voor voorwaardelijk opzet ligt daarmee in dergelijke gevallen nog hoger (waarbij hij o.m. verwijst naar CAG Knigge voor HR 27 januari 2015, NJ 2015,346,mnt. BFK). Voort verwijst hij in dit kader naar de dissertatie van Van Dijk die in dit verband spreekt van een onbewustheidsassumptie, inhoudende dat het onwaarschijnlijk is dat een verkeersdeelnemer welbewust de aanmerkelijke kans op de dood van een ander aanvaardt (A.A. van Dijk, Strafrechtelijke aansprakelijkheid heroverwogen: over opzet, schuld, schulduitsluitingsgronden en straf, diss. RUG 2008, Maklu, 2008, p. 298). Daarbij roept hij ook in herinnering dat in een geval waarin de gebezigde bewijsmiddelen nopen tot de gevolgtrekking dat de verdachte door zijn handelwijze ook zelf aanmerkelijk levensgevaar heeft gelopen, de rechter in zijn oordeel dient te betrekken dat — behoudens aanwijzingen voor het tegendeel — naar ervaringsregelen niet waarschijnlijk is dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat een botsing met dodelijk gevolg zal plaatsvinden en ook de verdachte zelf als gevolg van zijn gedraging het leven zal verliezen, eveneens op de koop toe neemt. Voorts verwijst Bleichrodt naar de door Keulen gestelde vraag of de gedragingen in die zaak (HRNJ 2015,346) bij de typering geweldshandeling passen. Rijgedrag waarmee iemand op onverantwoorde wijze wil ontkomen aan de politie zal volgens hem doorgaans beter als een serie gevaarlijke verkeersmanoeuvres gekarakteriseerd kunnen worden, waarbij het onderscheid tussen doelbewuste geweldshandelingen en gevaarlijke verkeersmanoeuvres uiteindelijk niet doorslaggevend is.
1.12
In het door de A-G Bleichrodt, de verdediging en het hof genoemde Porsche arrest heeft de Hoge Raad onder meer geoordeeld dat opzet op de dood andere verkeersdeelnemers niet alleen in geval van opzet aanwezig is, maar ook indien moet worden aangenomen dat de verdachte zich aan de aanmerkelijke kans dat andere verkeersdeelnemers door zijn gedraging het leven zullen verliezen willens en wetens heeft blootgesteld, met dien verstande dat hij — in plaats van erop te rekenen dat een en ander wel goed zou aflopen — de aanmerkelijke kans dat anderen door zijn gedrag het leven zullen laten desbewust heeft aanvaard en op de koop toe genomen. Vervolgens heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het bewijs van het voorwaardelijk opzet ontoereikend met redenen was omkleed en daartoe overwogen dat in gevallen als het onderhavige, dat zich hierdoor kenmerkt dat de gebezigde bewijsmiddelen nopen tot de gevolgtrekking dat de verdachte door zijn handelwijze ook zelf aanmerkelijk levensgevaar heeft gelopen, dient de rechter evenwel in zijn oordeel te betrekken dat — behoudens aanwijzingen voor het tegendeel — naar ervaringsregelen niet waarschijnlijk is dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat een frontale botsing met een tegemoetkomende auto zal plaatsvinden, en hij als gevolg van zijn gedraging zelf het leven zal verliezen, eveneens op de koop toe neemt (HR 15 oktober 1997,1999,mnt. 'tH).
1.13
Een door het hof klaarblijkelijk aangenomen (aanmerkelijke kans op een) frontale botsing zal, gelet op de ervaringsregelen, niet alleen de dood van de inzittenden van de politieauto, maar ook de dood van medeverdachte [betrokkene 1] ten gevolge hebben gehad. Het is niet aannemelijk, zelfs uiterst onwaarschijnlijk dat medeverdachte [betrokkene 1] welbewust de aanmerkelijke kans op zijn eigen dood heeft aanvaard en dat [betrokkene 1] bewust met hoge snelheid frontaal tegen de politieauto aan zou rijden, althans het door hem bestuurde voertuig met hoge snelheid zo bewust zou sturen dat een botsing een onvermijdelijk en noodzakelijk gevolg zou zijn (zie hieromtrent CAG 4 december 2012,ECLI:NL:PHR:2012:BY4918). Daarnaast volgt uit de voor het bewijs gebezigde verklaring van [betrokkene 1] (zie hierboven 1.8) ook nog eens te volgen dat pas nàdat [betrokkene 1] de keuze had gemaakt om op de verkeerde weghelft te gaan rijden, hem bleek dat op dat gedeelte ook de politieauto reed, hetgeen afbreuk doet aan het (aannemen van) opzet om nu juist die auto aan te rijden. Voorts schiet het oordeel van het hof tekort nu het niet aannemelijk, eerder uiterst onaannemelijk is dat verdachte ervan uit is gegaan/kunnen gaan dat medeverdachte [betrokkene 1] zo onverschillig tegenover het behoud van zijn eigen leven zou staan dat deze zich wel zou als een Japanse Kamikaze-piloot of zelfmoord-terrorist voor verdachte zou opofferen (zie voor een dergelijk onverschilligheid van een bestuurder HR 10 februari 2009,NJ 2009,111). Gelet op hetgeen de algemene ervaring leert, te weten dat bij een frontale botsing tussen twee voertuigen een in de directe nabijheid van de betreffende voertuigen rijdend ander voertuig geraakt zal worden zodat ook dat betreffende voertuig van de weg af zal geraken en de inzittenden van dat voertuig (zwaar lichamelijk) letsel zouden kunnen oplopen, is het voorts niet aannemelijk, zelfs veeleer uiterst onwaarschijnlijk dat verdachte de medeverdachte middels de gevoerde telefoongesprekken heeft willen laten aansturen op een frontale botsing met het betreffende politievoertuig. Gelet hierop getuigt het oordeel van het hof derhalve eveneens van een onjuiste rechtsopvatting, althans is/zijn de verwerping van het verweer en/of de bewezenverklaring onvoldoende met redenen omkleed.
1.14
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat verdachte ter zitting ook heeft aangevoerd niet te hebben waargenomen dat medeverdachte [betrokkene 1] frontaal op hem of de het politievoertuig inreed en dit pas heeft waargenomen/heeft kunnen waarnemen op het moment dat medeverdachte [betrokkene 1] hem passeerde. Hierbij is voorts aangevoerd dat verdachte zelf in grote angst heeft verkeerd, hetgeen ook niet bijster onaannemelijk is, eerder zeer aannemelijk. Mede gelet op hetgeen ter zitting is aangevoerd met betrekking tot het slechte zicht en het tijdsbestek waarin een en ander zich heeft afgespeeld, is de bewezenverklaring eveneens onvoldoende met redenen omkleed. Dit klemt te meer in het licht van hetgeen de verdediging heeft aangevoerd ten aanzien van het ontbreken van relevante gegevens omtrent de technische gegevens van de auto's e.d.
Middel II
Schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-naleving met nietigheid wordt bedreigd, althans zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen, in het bijzonder de artt. 6 EVRM en 365a Sv, en wel om het navolgende:
Op 24 december 2015 is namens de verdachte beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. Het hof heeft het verkorte arrest niet tijdig, binnen de door de wet aangegeven termijn, met de bewijsmiddelen aangevuld. Hoewel op dit verzuim geen nietigheid is gesteld houdt het wel in dat het hof de stukken van het geding niet tijdig, te weten binnen 6 maanden na het instellen van beroep in cassatie en de griffie van de Hoge Raad heeft gezonden, zodat daardoor dat redelijke termijn van de berechting is geschonden, hetgeen dient te leiden tot strafverlaging.
Toelichting
2.1
Op 24 december 2015 is namens de verdachte beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. Op 20 januari 2016 heeft de raadsman van verdachte zich bij de Hoge Raad als raadsman van verdachte gesteld. De Hoge Raad heeft de ontvangst van deze stelbrief bevestigd in zijn brief van 20 januari 2016. In deze ontvangstbevestiging heeft de Hoge Raad de raadsman medegedeeld hem nader te zullen berichten zodra de Hoge Raad de stukken van het geding zou ontvangen. Aan het verkorte arrest heeft het hof een aanvulling, inhoudende de door het hof gebezigde bewijsmiddelen gehecht. De aanvulling is door de voorzitter ondertekend op 5 juli 2016. Op grond van deze omstandigheid heeft het hof het verkorte arrest niet tijdig, binnen de door de wet gestelde termijn, met de bewijsmiddelen aangevuld. Hoewel op dit verzuim geen nietigheid is gesteld houdt het wel in dat het hof de stukken van het geding niet tijdig, te weten binnen 6 maanden na het instellen van beroep in cassatie naar de griffie van de Hoge Raad heeft gezonden, nu de Hoge Raad de stukken pas op 13 juli 2016 heeft ontvangen zodat daardoor de redelijke termijn van de berechting is geschonden, hetgeen dient te leiden tot strafverlaging (HR 3 oktober 2000, NJ 2000, 721, m.nt. JdH, alsmede HR 14 juni 2008, NJ 2008, 358, m.nt. PMe).
2.2
Aan de verdachte zal niet kunnen worden tegengeworpen dat hij onvoldoende belang heeft bij zijn klacht nu hij zelf de oorzaak zou zijn geweest van de schending van de redelijke termijn door het instellen van het beroep in cassatie. De raadsman van verdachte is immers pas in staat geweest de stukken van de zaak te bestuderen nadat hem de stukken waren toegezonden. Voorts is de raadsman pas in staat geweest een cassatieschriftuur in te dienen nadat de aanzegging van de Hoge Raad was betekend. De Hoge Raad is daartoe pas in staat geweest nadat het hof de stukken van het geding naar de Hoge Raad had gezonden. Dit houdt in dat de schending van de redelijke termijn te wijten is aan de te late inzending van het dossier door het hof.
2.3
Van belang is voorts het volgende. In zijn arrest van 11 september 2012 heeft de Hoge Raad gesteld klachten over schending van de redelijke termijn af te zullen doen m.b.v. art. 80a RO, indien in die zaken alleen zou worden geklaagd over schending van de redelijke termijn, of indien in die zaken ook over andere kwesties zou worden geklaagd, welke klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (HR 11 september 2012, NJ 2013, 241 – 245, m.nt. FWB). Op Nederland rust evenwel de plicht de rechtspleging zo in te richten, dat procedures binnen een redelijke termijn worden afgewikkeld (EHRM 26 mei 1993, NJ 1993, 466, m.nt. EAA en EHRM 23 februari 1999, NJ 1999, 641, m.nt. Kn.). Geconstateerd moet worden dat Nederland, ondanks meerdere pogingen daartoe, er nog steeds niet in is geslaagd er zorg voor te dragen dat in de cassatieprocedures de Hoge Raad uitspraak doet binnen de vereiste redelijke termijn. Integendeel. In 2014 heeft de raadsman van verdachte in 39 strafzaken ook geklaagd over schending van de redelijke termijn. In 2015 heeft de raadsman in 43 cassatieprocedures (onder meer) geklaagd over schending van de redelijke termijn na het instellen van cassatie. Bij dit aantal zijn dus niet zaken meegerekend waarin geen (andere) klacht in de cassatieprocedure kon worden gevoerd. Ook in de nabije toekomst behoeft een verbetering niet te worden verwacht. Zo blijkt uit het in 2014 verschenen rapport ‘Werkdruk bewezen’ van de NVvR dat een te hoge werkdruk de kwaliteit van de rechtspraak ondergraaft. Overigens heeft de (voormalig) president van de Hoge Raad reeds in februari 2013 in een brief de noodklok geluid over de werkdruk (NRC 4 februari 2013). Zie voorts de opmerkingen van de Procureur-Generaal in het Jaarverslag 2012 (pag. 23/24). Nog op 1 maart 2015 heeft de voorzitter van de Raad voor Rechtsspraak aangegeven dat door gebrek aan capaciteit de werkdruk voor rechters zo hoog is dat er achterstanden ontstaan, waarbij gebrek aan geld de belangrijkste oorzaak voor het capaciteitsprobleem wordt aangewezen (zie www.nos.nl/artikel/2022231-onverminderde-roofbouw-op-rechters-html).
Onder deze omstandigheden dient thans te worden geconcludeerd dat er sprake is van een verzuim dat — naar uit objectieve gegevens — blijkt zozeer bij herhaling voor te komen dat zijn structurele karakter vaststaat èn dat de verantwoordelijke autoriteiten, te weten de Regering en het Parlement zich onvoldoende inspanningen hebben getroost herhaling te voorkomen. Gelet hierop dient dan ook de Hoge Raad in geval van schending van de redelijke termijn in de cassatiefase een matiging toe te passen, ongeacht of in de betreffende zaak ook nog een andere klacht naar voren wordt gebracht.
2.4
Voorkomen moet worden dat ‘onder de zegel’ van cassatie de norm ten aanzien van de duur van de berechting steeds maar weer wordt verlengd waardoor er ook vanwege alle bezuinigingen en reorganisaties geen substantiële druk meer op de overheid wordt gelegd om een onredelijke procesduur zoveel mogelijk te vermijden (zie de noot van T.M. Schalken onder HR 27 oktober 2015, NJ 2015, 469). Gelet hierop dient dan ook de Hoge Raad in geval van schending van de redelijke termijn in de cassatiefase een matiging toe te passen, ongeacht of in de betreffende zaak ook nog een andere klacht naar voren wordt gebracht.
2.5
Voorts in de onderhavige schriftuur de verdachte ook nog andere klachten naar voren heeft gebracht die betrekking hebben op de ‘prior criminal proceedings’, zodat ook om deze reden niet kan worden gesteld dat verdachte onvoldoende belang heeft bij zijn klacht over de schending van de redelijke termijn (EHRM 27 augustus 2013, 12810/13, Celik).
Dat
Op vorenstaande gronden het u Edelhoogachtbaar College moge behagen, gemelde uitspraak te vernietigen met een zodanige uitspraak als uw Edelhoogachtbaar College noodzakelijk voorkomt.
Spijkenisse, 15 september 2016
advocaat