Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/200
200 Aanhouding
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS451041:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Voetnoten
Voetnoten
Rb. Amsterdam 7 oktober 2010, ECLI:NL:RBAMS:2010:BN9667.
Deze omstandigheden hingen voor een groot deel samen met de bodemprocedure tussen dezelfde partijen, waarin het aantal te bewijzen feiten in de conclusies was beperkt en in maart/april 2011 een inhoudelijk vonnis zou worden gewezen. Het te wijzen vonnis zou het aantal te bewijzen feiten reduceren dan wel nader omlijnen. Bovendien zouden getuigenverhoren tijdrovend zijn en worden gecompliceerd door verschoningsrechten en geheimhoudingsplichten, terwijl verklaringen van veel te horen personen al waren vastgelegd in een enquêteverslag. De rechtbank vond steun voor deze beslissing in HR 11 februari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6809, NJ 2005, 442, m.nt.W.D.H. Asser en JBPr 2005, 21, m.nt. E.F. Groot (Frog/Floriade) en HR 21 november 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF3938, NJ 2008, 608 en JBPr 2009, 12, m.nt. E.F. Groot (Udo/Renault), omdat de casus veel gelijkenis vertoonden en de te dienen belangen hetzelfde waren. Kortom, de rechtbank had in dit geval voldoende reden om af te wijzen op grond van de goede procesorde vanwege het stadium waarin de hoofdzaak verkeerde en andere proceseconomische argumenten. Als de rechtbank het meerdere (afwijzing) mag, dan is naar mijn mening ook deze minder vergaande beslissing (aanhouding) toegestaan.
Nadat de rechtbank een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor heeft toegewezen, zal onder normale omstandigheden het voorlopig getuigenverhoor daarop volgend moeten worden gehouden. De rechter bepaalt in zijn toewijzende beschikking ook een tijd en plaats voor het houden van het verhoor (art. 188 lid 1 Rv). In een omvangrijke Fortiszaak beval de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor, maar bepaalde zij daarbij dat het verhoor om proceseconomische redenen pas op een nader te bepalen datum zou aanvangen.1 De rechtbank voerde daarvoor een groot aantal omstandigheden, die ook in onderling verband moesten worden bezien, aan.2 De beslissing om het voorlopig getuigenverhoor aan te houden was voorlopig. Een partij zou schriftelijk kunnen verzoeken alsnog tot het horen van getuigen over te gaan op grond van een voldoende zwaarwegende wijziging van omstandigheden.