Rb. Noord-Holland, 22-01-2020, nr. 6827019 \ CV EXPL 18-3017
ECLI:NL:RBNHO:2020:328
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
22-01-2020
- Zaaknummer
6827019 \ CV EXPL 18-3017
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2020:328, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 22‑01‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Op tegenspraak)
Tussenuitspraak: ECLI:NL:RBNHO:2019:3323
ECLI:NL:RBNHO:2019:3323, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 17‑04‑2019; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Op tegenspraak, Tussenuitspraak)
Einduitspraak: ECLI:NL:RBNHO:2020:328
- Vindplaatsen
Prg. 2020/121 met annotatie van P.J.M. Ros
JBPr 2020/33 met annotatie van Barbiers, D.L.
Uitspraak 22‑01‑2020
Inhoudsindicatie
Luchtvaartzaak. Beding in algemene voorwaarden van luchtvaartmaatschappij waarin cessieverbod is opgenomen, is onredelijk bezwarend en wordt vernietigd.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6827019 \ CV EXPL 18-3017
Uitspraakdatum: 22 januari 2020
Vonnis in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van Hong Kong
Airhelp Limited
gevestigd te Hong Kong (China)
eiseres
hierna te noemen Airhelp
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
de rechtspersoon naar Iers recht
Ryanair Limited
gevestigd te Dublin (Ierland)
gedaagde
hierna te noemen Ryanair
gemachtigde mr. A.C.J. Houwers
1. Het verdere procesverloop
1.1.
In het tussenvonnis van 17 april 2019 Ryanair in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het in het tussenvonnis gegeven voorlopig oordeel.
1.2.
Ryanair heeft deze akte genomen op de rol van 26 juni 2019. Daarbij heeft Ryanair tevens een incidentele vordering tot aanhouding ingesteld. Airhelp heeft gereageerd bij antwoordakte op de rol van 24 juli 2019.
2. De verdere beoordeling
in het incident
2.1.
Allereerst zal de kantonrechter ingaan op de incidentele vordering tot aanhouding van Ryanair. Ryanair legt aan die vordering ten grondslag dat er een hoger beroepsprocedure aanhangig is bij het hof Den Bosch tussen Claimingo B.V. (hierna: Claimingo) en Ryanair, waarbij - zoals ook in de onderhavige procedure - de vraag speelt of het cessieverbod dat is opgenomen in de algemene voorwaarden van Ryanair, standhoudt. Airhelp voert verweer tegen de incidentele vordering tot aanhouding en concludeert tot afwijzing. Zij voert - samengevat - aan dat de onderhavige procedure al zeer lang loopt en dat toewijzing van de vordering zal leiden tot een onredelijke verdere vertraging.
2.2.
De kantonrechter overweegt als volgt. Het verzoek tot het uitstellen of aanhouden van een procedure moet worden getoetst aan het door artikel 6 het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) gewaarborgde belang van de andere partij om binnen een redelijke termijn zekerheid te verkrijgen over de rechtsverhouding tussen partijen. Bij de beoordeling dient te worden betrokken dat ingevolge artikel 20 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) onredelijke vertraging dient te worden voorkomen. Voorts dient te worden betrokken de belangen van partijen en de eisen van proceseconomie.
2.3.
De procedure in de hoofdzaak, die is ingeleid met een op 13 maart 2018 uitgebrachte dagvaarding, waarbij tegen 25 april 2018 is gedagvaard, loopt reeds geruime tijd. Vast staat dat de partijen in de procedure tussen Claimingo en Ryanair in de gelegenheid zijn gesteld verhinderdata op te geven in de periode januari 2020 tot en met juni 2020 voor een pleidooi. Dit betekent dat er in die procedure nog lange tijd geen arrest zal worden gewezen. Daarnaast is de kantonrechter er ambtshalve mee bekend dat ongeveer een twintigtal aan de onderhavige hoofdzaak identieke zaken tussen Airhelp en Ryanair zijn aangehouden, in afwachting van het vonnis in deze hoofdzaak. Toewijzing van het verzoek zal naar verwachting leiden tot forse - en naar het oordeel van de kantonrechter onredelijke en niet met de eisen van de goede procesorde te verenigen - verdere vertraging van de onderhavige procedure en daarmee ook van de andere daaraan identieke zaken. Voorts is de uitkomst in de procedure tussen Claimingo en Ryanair voor de onderhavige procedure niet bepalend, nu Airhelp in die procedure geen partij is. De incidentele vordering tot aanhouding zal daarom worden afgewezen.
2.4.
Ryanair zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
in de hoofdzaak
2.5.
De kantonrechter blijft verder bij wat in het tussenvonnis van 17 april 2019 is overwogen en beslist. Daartoe wordt als volgt overwogen.
2.6.
Ryanair heeft in haar akte allereerst het in het tussenvonnis van 17 april 2019 onder 5.7 gegeven oordeel bestreden dat Airhelp het recht om zich ten aanzien van het cessieverbod op de vernietigingsgrond van artikel 6:233 BW te beroepen, als een “nevenrecht” in de zin van artikel 6:142 BW heeft verkregen. De kantonrechter heeft op dit punt echter geen voorshands oordeel gegeven maar een eindbeslissing genomen. Niet is gebleken dat deze beslissing berust op een onjuiste feitelijke of juridische grondslag. Behandeling van hetgeen Ryanair aanvoert, zou neerkomen op een verkapt hoger beroep en daar kan geen sprake van zijn. Hetgeen Ryanair heeft aangevoerd tegen het in overweging 5.7 van het tussenvonnis gegeven oordeel wordt daarom gepasseerd. Hetzelfde geldt voor hetgeen Airhelp in haar antwoordakte aanvoert tegen het in het tussenvonnis gegeven oordeel dat er geen sprake is van een lastgevingsovereenkomst tussen de passagier en Airhelp. Daarom zal de kantonrechter daar evenmin op ingaan.
2.7.
Ten aanzien van het voorlopig oordeel van de kantonrechter dat het cessieverbod in de algemene voorwaarden van Ryanair als onredelijk bezwarend moet worden aangemerkt, heeft Ryanair het volgende aangevoerd. Ryanair beperkt of ontzegt haar passagiers op geen enkele wijze het recht een vordering tot compensatie bij Ryanair in te dienen. De passagier hoeft geen afstand te doen van enig recht en kan zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een (juridisch geschoolde) gemachtigde. Ryanair maakt extra administratieve kosten indien passagiers hun vordering aan derde partijen zoals claimbureaus cederen, omdat Ryanair dan moet bijhouden aan wie zij bevrijdend kan betalen. Voorts maakt Ryanair extra kosten wanneer een claimbureau in eigen naam een gerechtelijke procedure start, omdat het griffierecht voor een claimbureau hoger is dan de griffierechten die een passagier moet betalen. Ryanair wijst erop dat zij een systeem heeft ontwikkeld waardoor vorderingen op dezelfde wijze bij haar binnenkomen en voortvarend afgehandeld kunnen worden.
2.8.
De kantonrechter overweegt dat de passagier ondanks het cessieverbod in de algemene voorwaarden weliswaar een vordering tot compensatie bij Ryanair kan indienen (al dan niet via een daarvoor door Ryanair geïntroduceerd proces), maar dat het erom gaat of de passagier wordt belemmerd of beperkt bij het instellen van een rechtsvordering, oftewel bij het betrekken van Ryanair in rechte. Het standpunt van Ryanair dat de passagier dáárbij op geen enkele wijze wordt belet of belemmerd door het cessieverbod, volgt de kantonrechter niet. Het cessieverbod heeft immers tot gevolg dat de passagier in persoon moet procederen (al dan niet bijgestaan door een gemachtigde) en dat de passagier dus niet het alternatief heeft om de vordering op een gemakkelijke manier te gelde te maken door de vordering aan een derde te verkopen (bijvoorbeeld aan Airhelp). Ryanair heeft al met al niet ontkracht dat het cessieverbod, opgenomen in artikel 15.4.2 van de betreffende algemene voorwaarden van Ryanair, valt aan te merken als een beding als bedoeld in de bij de Richtlijn gevoegde bijlage (“de blauwe lijst”) onder punt 1 sub q.
2.9.
Daarentegen kan aan de belangen van Ryanair bij het cessieverbod, zoals door Ryanair naar voren gebracht, naar het oordeel van de kantonrechter geen of onvoldoende gewicht worden toegekend. Ryanair heeft aangevoerd dat het cessieverbod ertoe leidt dat er enkel nog bevrijdend aan de passagier kan worden betaald. Daarmee wordt volgens Ryanair voorkomen dat zij zich bij iedere afzonderlijke claim moet verdiepen in de vraag aan wie zij dient te betalen. De kantonrechter volgt dit niet. Door het cessieverbod hoeft Ryanair geen rekening meer te houden met een eventuele cessionaris, maar er blijven nog steeds meerdere partijen over aan wie er bevrijdend kan worden betaald, te weten een gemachtigde, een lasthebber of een passagier. Daarom valt het belang van Ryanair bij het cessieverbod in dit opzicht te verwaarlozen. Ryanair heeft voorts aangevoerd dat zij op extra kosten wordt gejaagd indien een claimbureau in eigen naam een gerechtelijke procedure start, omdat het griffierecht voor een claimbureau hoger is dan de griffierechten die een passagier moet betalen en Ryanair gehouden is deze griffierechten te voldoen, indien de vordering wordt toegewezen. De kantonrechter overweegt dat ditzelfde probleem zich ook kan voordoen bij een lastgevingsovereenkomst, met een claimbureau als lasthebber. Hierin kan het belang van Ryanair bij een cessieverbod dus evenmin zijn gelegen.
2.10.
Van belang is voorts dat het vorderingsrecht van de passagier volgens de hoofdregel van het toepasselijke nationale recht zoals neergelegd in artikel 3:83, lid 1 BW overdraagbaar is. Weliswaar kunnen partijen op grond van artikel 3:83 lid 2 BW de overdraagbaarheid van vorderingsrechten door een beding uitsluiten, maar daarbij heeft te gelden dat Ryanair in het onderhavige geval, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over het belang van de passagier, er redelijkerwijs vanuit diende te gaan dat als zij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst met de passagier op eerlijke en billijke wijze afzonderlijk over dit beding had onderhandeld, de passagier dit beding niet zou hebben aanvaard.
2.11.
Gelet op het vorenstaande, in combinatie met de wezenlijke betekenis die uitgaat van het feit dat artikel 15.4.2. van de algemene voorwaarden valt aan te merken als een beding als bedoeld onder punt 1 sub q van de “blauwe lijst” (vgl. het arrest van het Hof van 26 april 2012, C-472/10), komt de kantonrechter tot het oordeel dat genoemd artikel onredelijk bezwarend is. De kantonrechter vernietigt dan ook voormelde bepaling waarin het cessieverbod is neergelegd, zodat deze buiten toepassing moet blijven. Dit betekent dat de vordering van de passagier rechtsgeldig aan Airhelp is gecedeerd, zodat het niet-ontvankelijkheidsverweer van Ryanair strandt en de kantonrechter zal overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van de vordering van Airhelp. Gelet hierop behoeft het subsidiaire en voorwaardelijke verzoek van Airhelp tot rectificatie van de dagvaarding geen behandeling.
2.12.
De kantonrechter stelt voorop dat de stelplicht en bewijslast ten aanzien van vertraging van de vlucht op Airhelp rust. Zij beroept zich immers op het rechtsgevolg van die stelling, te weten compensatie op grond van de Verordening. Ryanair is in beginsel gehouden deze compensatie te voldoen indien de passagier met een vertraging van drie uur of meer op de eindbestemming is aangekomen, dan wel indien de vlucht is geannuleerd. Airhelp heeft niet gesteld dat sprake was van één van de hiervoor bedoelde situaties. De enkele stelling “(een van) deze vlucht(en) was verstoord” is hiertoe onvoldoende. Zij heeft daarmee onvoldoende feiten en omstandigheden aan haar vordering ten grondslag gelegd.
2.13.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Airhelp zal afwijzen.
2.14.
De proceskosten komen voor rekening van Airhelp, omdat zij ongelijk krijgt. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Ryanair worden gemaakt.
3. De beslissing
De kantonrechter:
in het incident
3.1.
wijst af de incidentele vordering tot aanhouding;
3.2.
veroordeelt Ryanair tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Airhelp tot en met vandaag worden begroot op € 72,00 aan salaris gemachtigde van Airhelp;
in de hoofdzaak
3.3.
wijst de vordering af;
3.4.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Ryanair tot en met vandaag worden begroot op een bedrag van € 180,00 aan salaris van de gemachtigde van Ryanair, te voldoen binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
3.5.
veroordeelt Airhelp tot betaling van € 36,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door Ryanair worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
3.6.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Uitspraak 17‑04‑2019
Inhoudsindicatie
Luchtvaartzaak. Tussenvonnis. Uitleg bepalingen assignment form; geen lastgeving tot incasso maar eigendomsoverdracht vordering beoogd. Cessieverbod in algemene voorwaarden Ryanair naar voorlopig oordeel kantonrechter onredelijk bezwarend.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6827019 \ CV EXPL 18-3017
Uitspraakdatum: 17 april 2019
Vonnis in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van Hong Kong
Airhelp Limited
gevestigd te Hong Kong (China)
eiseres
hierna te noemen Airhelp
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
de rechtspersoon naar Iers recht
Ryanair Limited
gevestigd te Dublin (Ierland)
gedaagde
hierna te noemen Ryanair
gemachtigde mr. A.C.J. Houwers
1. Het procesverloop
1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 13 maart 2018 een vordering tegen Ryanair ingesteld. Ryanair heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp hierop schriftelijk gereageerd, waarna Ryanair een schriftelijke reactie heeft gegeven.
2. De feiten
2.1.
[De passagier] (hierna: de passagier) heeft met Ryanair een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Ryanair de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Malaga op 16 oktober 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is vertraagd.
2.3.
De passagier heeft op 2 november 2017 een assignment form ondertekend. Hierin staat onder andere het volgende:
“The client hereby assigns to AirHelp full ownership and legal title to his/her Claim pursuant to Regulation 261/04 (…) in relation tot the above operated flight(s) identified by the booking reference pursuant to the T&C”.
(…)
If the assignment pursuant to this assignment form is declared invalid for any reason, the assignment form shall be considered a power of attorney granted by the Client to Airhelp, pursuant to which AirHelp is granted exclusive power”.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van Ryanair gevorderd in verband met voornoemde vertraging. Ryanair heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
3. De vordering
3.1.
Airhelp vordert dat Ryanair bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:- € 200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;- de proceskosten, de extra kosten voor betekening in het buitenland en de vertaalkosten.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat Ryanair vanwege gehouden is compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 200,00. Daarnaast maakt Airhelp aanspraak op betaling door Ryanair van de buitengerechtelijke kosten, vertaalkosten van de dagvaarding, extra kosten van betekening in het buitenland en de wettelijke rente.
4. Het verweer
4.1.
Ryanair betwist de vordering. Ryanair voert aan dat Airhelp niet-ontvankelijk is in haar vordering. Van een last tot inning is volgens Ryanair geen sprake. Volgens Ryanair volgt uit de tekst van het assignment form in combinatie met de algemene voorwaarden van Airhelp dat de passagier en Airhelp hebben beoogd de vordering van de passagier in eigendom over te dragen aan Airhelp. Het is echter volgens Ryanair niet mogelijk om de vordering van de passagier in eigendom over te dragen aan Airhelp, gelet op artikel 15.4.2. van de Algemene Voorwaarden die van toepassing zijn op de vervoersovereenkomst tussen de passagier en Ryanair. Daarin is opgenomen dat vorderingen die uit die overeenkomst voortvloeien of daarmee samenhangen kunnen noch mogen worden overgedragen aan derden. Daarmee is de overdraagbaarheid van eventuele vorderingsrechten van de passagier zowel goederenrechtelijk als verbintenisrechtelijk uitgesloten. Het vorderingsrecht is dus niet rechtsgeldig overgedragen, zodat Airhelp geen vordering kan instellen, aldus Ryanair.
5. De beoordeling
5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Partijen twisten over de uitleg van de bepalingen in het assignment form. Airhelp betoogt dat het assignment form als een lastgevingsovereenkomst ex artikel 7:414 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) beschouwd dient te worden. Zij wijst in dit verband op het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 juni 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:4488. Volgens Airhelp heeft zij de passagier niet betaald om haar vordering over te kopen. Airhelp stelt dat op grond van de lastgevingsovereenkomst het vorderingsrecht bij de passagier berust en dat Airhelp alle handelingen in opdracht van de passagier verricht, waarbij Airhelp in eigen naam of in naam van de passagier kan procederen. Voor het geval de kantonrechter oordeelt dat met het assignment form beoogd was de vordering van de passagier in eigendom over te dragen aan Airhelp en dat Ryanair zich daarnaast met succes kan beroepen op het cessieverbod in haar algemene voorwaarden, verzoekt Airhelp om rectificatie van de partijaanduiding in de dagvaarding. Volgens Airhelp is in dat geval sprake van een duidelijke vergissing die ook voor Ryanair kenbaar was. Ryanair wordt door rectificatie niet benadeeld, aldus Airhelp.
5.3.
Volgens Ryanair volgt uit het assignment form dat de passagier de volledige eigendom van de vordering aan Airhelp heeft gecedeerd. Ryanair wijst op de eerste hierboven onder 2.3. vermelde tekst van het assignment form. Airhelp en de passagier hebben hiermee volgens Ryanair cessie beoogd. Volgens Ryanair is daarnaast in het assignment form bepaald dat, indien de overdracht niet geldig wordt verklaard, de passagier aan Airhelp volmacht geeft. Ryanair wijst erop dat in artikel 1.6 van de algemene voorwaarden van Airhelp volmacht als volgt wordt gedefinieerd:
“1.6 “Volmacht”: het document, waarmee de Cliënt, met inachtneming van de algemene voorwaarden daarin, de eigendom van de Claim overdraagt aan Airhelp”.
Dit betekent volgens Ryanair dat de passagier ook in geval van volmacht de eigendom van de vordering overdraagt aan Airhelp.
5.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. De vraag hoe in een schriftelijke overeenkomst de verhoudingen tussen partijen geregeld zijn, kan niet alleen beantwoord worden op grond van een zuiver taalkundige uitleg. Het komt aan op de bedoeling die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en wat zij over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Deze uitleg staat bekend als de Haviltexnorm. Van belang is in de onderhavige kwestie dat Ryanair geen partij was bij de totstandkoming van het assignment form. Indien een overeenkomst of een regeling naar haar aard bestemd is om de rechtspositie van derden te beïnvloeden, zonder dat die derden invloed hebben op de inhoud of formulering van die tekst, dient de cao-norm toegepast te worden bij de uitleg van die tekst. Dit houdt in dat voor de uitleg de bewoording van de tekst, gezien in het licht van de gehele tekst, in beginsel van doorslaggevende betekenis is. Tussen beide uitlegnormen (Haviltex en cao) bestaat geen tegenstelling, maar een vloeiende overgang, zo blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 20 februari 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO1427, DSM/Fox). De gemeenschappelijke grondslag van beide normen is dat bij de uitleg van een schriftelijk contract, telkens alle omstandigheden van het concrete geval een beslissende betekenis hebben. Daarbij dient de uitleg gewaardeerd te worden aan de hand van de redelijkheid en billijkheid.
5.5.
Vast staat dat, anders dan in het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 juni 2018 waarnaar Airhelp heeft verwezen, de passagier in dit geval niet als eisende partij optreedt.
Daarnaast volgt naar het oordeel van de kantonrechter uit de tekst van het assignment form niet dat de passagier aan Airhelp een last heeft verleend om de betreffende vordering in eigen naam te innen. Integendeel, de bewoordingen van het assignment form laten er geen misverstand over bestaan dat de vordering van de passagier in eigendom wordt overgedragen aan Airhelp. Daarnaast wordt in aanmerking genomen dat Airhelp in de dagvaarding - in tegenstelling tot hetgeen zij in repliek naar voren heeft gebracht - heeft gesteld dat de passagier zijn (de kantonrechter begrijpt: “haar”) vordering heeft overgedragen aan Airhelp en dat directe betaling aan de passagier de luchtvaartmaatschappij niet bevrijdt van betaling aan Airhelp. Het vorderingsrecht zou dan uitsluitend bij Airhelp berusten. Dit is mogelijk in geval van een “cessie ter incasso” met privatieve werking, waarbij de passagier als volmachtgever het betreffende recht niet meer zelf kan uitoefenen. Deze constructie volgt echter in het geheel niet uit het assignment form. Indien de passagier en Airhelp dit hadden gewenst dan had het uitdrukkelijk op hun weg gelegen om een dergelijke lastgeving op te nemen in de bepalingen van het assignment form. Op grond van het bovenstaande komt de kantonrechter tot de conclusie dat in ieder geval geen sprake is van een lastgevingsovereenkomst zoals Airhelp heeft betoogd.
5.6.
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of met het assignment form een rechtsgeldige cessie in de zin van artikel 3:94 BW tot stand is gekomen. Ryanair heeft aangevoerd dat deze vraag ontkennend beantwoord moet worden. Zij beroept zich daarbij op artikel 15.4.2. van de op de vervoersovereenkomst toepasselijke Algemene Voorwaarden, waarin een beding van niet-overdraagbaarheid van vorderingen is opgenomen. Dit beding heeft zowel goederenrechtelijke als verbintenisrechtelijke werking, aldus Ryanair. Airhelp heeft hiertegen aangevoerd dat het cessieverbod de rechten van de consument nog verder zal inperken.
5.7.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Airhelp is geen partij is bij de vervoersovereenkomst, maar de beoogde cessionaris. Los van de beoordeling of de vordering tot compensatie van de passagier rechtsgeldig aan Airhelp is overgedragen, heeft Airhelp in ieder geval het recht om zich ten aanzien van het cessieverbod op de vernietigingsgrond van artikel 6:233 BW te beroepen als een “nevenrecht” in de zin van artikel 6:142 BW verkregen. Airhelp kan zich daarom indirect beroepen op de consumentenbescherming zoals die voortvloeit uit de regels van Europees en Nederlands recht.
5.8.
In dat verband geldt het volgende. Een beding in algemene voorwaarden is ingevolge artikel 6:233 aanhef en sub a BW vernietigbaar indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij. Deze bepaling moet, waar nodig, worden uitgelegd overeenkomstig de Richtlijn 93/13/EEG van 5 april 1993 inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PbEG L95/29, hierna: de Richtlijn).
De Richtlijn bepaalt in artikel 3 lid 1 dat een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld als oneerlijk wordt beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
De bijlage bij de Richtlijn bevat een lijst van bedingen die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt. Deze lijst (ook wel: de blauwe lijst) heeft een indicatief en illustratief karakter in die zin dat de daarop vermelde veelvoorkomende bedingen niet noodzakelijkerwijs als oneerlijk moeten worden beschouwd.
Onder q) van de blauwe lijst is opgenomen dat als oneerlijk in de zin van artikel 3 lid 3 kunnen worden aangemerkt bedingen die tot doel of tot gevolg hebben: ‘het indienen van een beroep of het instellen van een rechtsvordering door de consument te beletten of te belemmeren (…)’.
Per geval zal de bevoegde rechter moeten beoordelen of, met inachtneming van alle relevante omstandigheden, het desbetreffende beding ook daadwerkelijk, ten nadele van de consument en in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen aanzienlijk verstoort.
5.9.
In het licht van het voorgaande acht de kantonrechter voor de beoordeling van het cessieverbod de volgende omstandigheden van belang. Het beding maakt het voor passagiers moeilijker om hun vordering te gelde te maken, omdat zij daardoor zelf moeten procederen. Het beding verhindert passagiers immers hun vordering over te dragen aan bijvoorbeeld een (claim)organisatie zoals Airhelp. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat voor veel passagiers de mogelijke opbrengsten van een procedure niet zullen opwegen tegen de kosten daarvan. Daarmee valt het beding aan te merken als een beding als bedoeld in de bij de Richtlijn gevoegde bijlage onder punt 1 sub q. Voorts wordt met het beding afgeweken van de hoofdregel zoals neergelegd in artikel 3:83 lid 1 BW, waarin - voor zover hier van belang - is bepaald dat vorderingsrechten overdraagbaar zijn. Daarnaast valt niet in te zien welk belang Ryanair heeft bij het cessieverbod en is niet gebleken van compensatie voor de passagier van de nadelige gevolgen van het cessieverbod.
5.10.
Gelet op het voorgaande moet, anders dan in het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 28 juni 2018, ECLI:NL:RBOBR:2018:3169 is geoordeeld, het cessieverbod naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter als oneerlijk in de zin van de Richtlijn en daarom als onredelijk bezwarend worden aangemerkt. Vernietiging van het beding zal tot gevolg hebben dat de vordering van de passagier rechtsgeldig aan Airhelp is gecedeerd, zodat het niet-ontvankelijkheidsverweer van Ryanair zal stranden en aan het verzoek om rectificatie van Airhelp niet zal worden toegekomen. Alvorens vonnis te wijzen zal Ryanair eerst in de gelegenheid worden gesteld zich over het voorlopig oordeel van de kantonrechter uit te laten. De zaak zal hiertoe worden verwezen naar de rol. Airhelp zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld bij antwoordakte te antwoorden. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
6. De beslissing
De kantonrechter:
6.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van 1 mei 2019 voor akte uitlating aan de zijde van Ryanair inzake hetgeen hiervoor is overwogen;
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter