Einde inhoudsopgave
Protocol tot Uitbanning van de Illegale Handel in Tabaksproducten
Artikel 26 Rechtsmacht
Geldend
Geldend vanaf 25-09-2018
- Bronpublicatie:
12-11-2012, Trb. 2014, 155 (uitgifte: 14-08-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
25-09-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-08-2020, Trb. 2020, 74 (uitgifte: 03-08-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
Elke Partij neemt de maatregelen aan die nodig kunnen zijn om haar rechtsmacht te vestigen met betrekking tot de in overeenstemming met artikel 14 vastgestelde strafbare feiten indien:
- a.
het strafbare feit wordt gepleegd op het grondgebied van die Partij; of
- b.
het strafbare feit wordt gepleegd aan boord van een schip dat vaart onder de vlag van die Partij of aan boord van een luchtvaartuig dat krachtens het recht van die Partij is ingeschreven op het tijdstip waarop het strafbare feit wordt gepleegd.
2.
Met inachtneming van artikel 25 kan een Partij haar rechtsmacht ook vestigen met betrekking tot dergelijke strafbare feiten, indien:
- a.
het strafbare feit wordt gepleegd tegen die Partij;
- b.
het strafbare feit wordt gepleegd door een onderdaan van die Partij of een staatloze die zijn of haar normale verblijfplaats op haar grondgebied heeft; of
- c.
het strafbare feit één van de strafbare feiten is die zijn vastgesteld in overeenstemming met artikel 14 en gepleegd werd buiten haar grondgebied met het oog op het plegen van een feit dat in overeenstemming met artikel 14 is strafbaar is gesteld op haar grondgebied.
3.
Voor de toepassing van artikel 30 neemt elke Partij de maatregelen aan die nodig zijn om haar rechtsmacht te vestigen over de strafbare feiten vastgesteld in overeenstemming met artikel 14 indien de mogelijke pleger zich op haar grondgebied bevindt en deze Partij deze persoon niet uitlevert louter op grond van het feit dat hij of zij haar onderdaan is.
4.
Elke Partij kan tevens de maatregelen aannemen die nodig zijn om haar rechtsmacht over de strafbare feiten vastgesteld in overeenstemming met artikel 14 te vestigen indien de mogelijke pleger zich op haar grondgebied bevindt en de Partij hem of haar niet uitlevert.
5.
Indien een Partij die op grond van het eerste of tweede lid rechtsmacht uitoefent ervan in kennis is gesteld of op andere wijze heeft vernomen dat één of meer andere Partijen een onderzoek, vervolging of gerechtelijke procedure hebben ingesteld ter zake van hetzelfde feit, treden de bevoegde autoriteiten van die Partijen met elkaar in overleg teneinde hun maatregelen te coördineren.
6.
Ongeacht de normen van het algemene internationale recht sluit dit Protocol niet de uitoefening van rechtsmacht in strafzaken uit, die is vastgesteld door een Partij in overeenstemming met haar nationale recht.