Einde inhoudsopgave
Verzamelbesluit pensioenen
3.8 Aanwijzing van pensioenregelingen waarvan het basisdeel wordt uitgevoerd door een pensioenfonds in de zin van artikel 1 PW en het aanvullende deel wordt uitgevoerd door een verzekeraar of een PPI in de zin van artikel 1 PW en waarbij de twee afzonderlijke delen van de regeling niet op hetzelfde moment overgaan naar het nieuwe pensioenstelsel zoals dat geldt vanaf 1 juli 2023
Geldend
Geldend vanaf 11-07-2023. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
27-06-2023, Stcrt. 2023, 18570 (uitgifte: 10-07-2023, regelingnummer: 2023-13641)
- Inwerkingtreding
11-07-2023, terugwerkend tot: 01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-06-2023, Stcrt. 2023, 18570 (uitgifte: 10-07-2023, regelingnummer: 2023-13641)
- Vakgebied(en)
Loonbelasting / Pensioenregeling
Door de invoering van de maatregelen van de WTP moeten pensioenregelingen worden aangepast aan de per 1 juli 2023 ingevoerde wet- en regelgeving. Voor deze aanpassing geldt een transitieperiode, bedoeld in artikel 220i PW, dan wel artikel 214g Wvb en artikel 38q Wet LB. Het moment waarop pensioenregelingen tijdens de transitieperiode over gaan naar het nieuwe pensioenkader van de WTP is in beginsel een vrije keuze voor de individuele werkgever. Uiteraard vindt hierbij wel afstemming met de pensioenuitvoerder plaats. Als een pensioenregeling wordt uitgevoerd door een pensioenfonds, dan bepalen de sociale partners echter op welk moment de pensioenregeling wordt aangepast aan de wet- en regelgeving, zoals die geldt vanaf 1 juli 2023. De individuele werkgever heeft hier weinig tot geen invloed op.
Als een basisdeel van een pensioenregeling reeds op 30 juni 2023 werd uitgevoerd door een pensioenfonds en een aanvullend deel door een andere uitvoerder, dan kan zich de situatie voordoen dat de pensioenregeling voor een deel al wel over gaat naar het nieuwe fiscale pensioenkader van de WTP, terwijl de uitvoerder van het andere deel nog niet is staat is om een regeling uit te voeren die voldoet aan dat nieuwe pensioenkader. Hiervan kan ook sprake zijn, wanneer het aanvullende deel van de pensioenregeling tot stand is gekomen ná 30 juni 2023, terwijl het basisdeel nog niet voldoet aan het nieuwe fiscale pensioenkader van de WTP. In deze situatie valt de pensioenregeling onder de werkingssfeer van twee pensioenkaders, hetgeen in strijd is met de wettelijke systematiek. Om te voorkomen dat een pensioenregeling die wordt uitgevoerd door twee pensioenuitvoerders door de afwijkende overgangsmomenten naar het nieuwe fiscale pensioenkader van de WTP fiscaal onzuiver wordt, wijs ik deze regelingen onder voorwaarden aan als pensioenregeling.
Aanwijzing
Met toepassing van artikel 19d Wet LB wijs ik onder de volgende voorwaarden de hiervoor bedoelde regelingen aan als pensioenregeling.
Voorwaarden
- 1.
- 2.
De pensioenopbouw in het aanvullende deel van de pensioenregeling beperkt zich enkel tot pensioenopbouw over niet in het basisdeel van de pensioenregeling benutte pensioengevende loonbestanddelen, waaronder begrepen een niet benut deel van de pensioengrondslag dat ontstaat door een verschil in gehanteerde AOW-franchises.
- 3.
Ná aanpassing van één van de twee delen van de pensioenregeling aan het nieuwe fiscale pensioenkader van de WTP of ingeval het aanvullende deel van de pensioenregeling tot stand is gekomen ná 30 juni 2023, voldoen beide delen aan het fiscale pensioenkader waar dat betreffende deel van de pensioenregeling op gebaseerd is.