Rb. Zutphen, 22-03-2006, nr. 50854FARK02-2254
ECLI:NL:RBZUT:2006:AV9123
- Instantie
Rechtbank Zutphen
- Datum
22-03-2006
- Zaaknummer
50854FARK02-2254
- LJN
AV9123
- Vakgebied(en)
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZUT:2006:AV9123, Uitspraak, Rechtbank Zutphen, 22‑03‑2006; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARN:2006:AZ8908
- Vindplaatsen
JPF 2006/85 met annotatie van B.E. Reinhartz
Uitspraak 22‑03‑2006
Inhoudsindicatie
De overbruggingsuitkering (obu) van de man valt niet onder de WPVS. Bij de obu gaat het net als bij pensioen om een inkomensvoorziening na beeindiging van het dienstverband. De obu is evenals een pensioenvoorziening uit maatschappelijk oogpunt bestemd om te voorzien in de behoefte van beide echtgenoten. Daarmee is de obu niet alleen verknocht aan de man, maar is er tevens een band met de vrouw. De obu is weliswaar aan de man verknocht, maar er is hier gelet op de aard van deze uitkering geen sprake van een zodanig uitzonderlijk geval dat deze verknochtheid zich ertegen verzet dat de overbruggingsuitkering in de gemeenschap is gevallen.
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel
Afdeling Familie
Uitspraak: 22 maart 2006
Zaaknummer: 50854 FA RK 02-2254
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[de man]
wonende te [woonplaats],
verzoeker, hierna te noemen de man,
procureur: mr. C.B. Gaaf,
advocaat: S.H. Gaertman te Utrecht,
e n
[de vrouw]
wonende te [woonplaats],
verweerster, hierna te noemen de vrouw,
procureur: mr. A.J. Zeyl,
advocaat: voorheen mr. J.G.M. Hovius
thans mr. B. Kramer te Amsterdam.
Het verdere verloop van de procedure
Dit verdere verloop blijkt uit:
- de tussenbeschikking van deze rechtbank van 19 oktober 2005;
- de brief met bijlagen van mr. Gaaf van 10 januari 2006.
De verdere beoordeling
De rechtbank neemt over al wat is overwogen en beslist in de tussenbeschikkingen van 19 oktober 2005 en volhardt daarin.
De rechtbank zal hieronder het thans nog resterende geschilpunt bespreken en beoordelen.
OBU-regeling
De vrouw heeft op de zitting van 4 oktober 2005 het volgende gesteld. De man heeft een regeling die bekend staat als de OBU-regeling. Zij heeft daarvoor verwezen naar de brief van B&B Pensioenconsultants, die als bijlage E is gevoegd bij haar brief van 22 september 2005. Deze regeling valt niet onder de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. De rechten die voor de man uit deze regeling voortvloeien zijn op geld waardeerbaar.
Het betreft een thans nog niet opeisbaar en voorwaardelijk recht dat in de gemeenschap valt en dus voor verdeling in aanmerking komt. Het recht vervalt indien de man geen gebruik maakt van de OBU-regeling. De man dient aan de vrouw de helft van de waarde van dit recht te betalen.
De man heeft dit betwist en verder verklaard dat, als de stelling van de vrouw omtrent de OBU-regeling al juist zou zijn, hetgeen uitdrukkelijk wordt betwist, in geval van uitkering bezien zou moeten worden op welke manier daarmee rekening moet worden gehouden.
De vrouw heeft deze stellingen pas op de zitting van 4 oktober 2005 naar voren gebracht.
De man is niet in de gelegenheid geweest zich daarop adequaat voor te bereiden. De rechtbank heeft daarom de man alsnog in de gelegenheid stellen bij brief op deze stellingen te reageren en een beslissing op dit punt aangehouden en overigens de verdeling van de gemeenschap vastgesteld. De vrouw heeft vervolgens niet meer tijdig gebruik gemaakt van de haar geboden gelegenheid te reageren op de brief met bijlagen van de raadsvrouwe van de man.
De man heeft een brief van zijn pensioenfonds PGGM overgelegd waaruit ten aanzien van de OBU of overbruggingsuitkering, voor zover hier van belang, onder meer het volgende is vermeld.
FLEX-pensioen
Indien u er voor kiest gebruik te maken van het FLEX-pensioen op 60-jarige leeftijd, heeft uw ex-partner tegelijkertijd recht op een deel van het in de huwelijkse periode opgebouwde FLEX-pensioen (...)
Verevening en OBU-overgangsrecht
Bij scheidingen na 1 januari 1999 en vóór de ingangsdatum van de Overbruggingsuitkering (OBU) is op het moment van scheiding nog niet bekend of u in plaats van OBU voor het FLEX-pensioen kiest. Uitgangspunt is dat u onder het OBU-regime valt. De OBU-regeling valt niet onder de verevening.
(...)
Kiest u voor de Overbruggingsuitkering, dan heeft u geen recht op het FLEX-pensioen en kan uw ex-partner hier ook geen recht op doen gelden.
Overbruggingsuitkering
Is een salarisvervangende uitkering voor deelnemers die vanaf 60 jaar willen stoppen met werken. Deze uitkering duurt tot de deelnemer 65 jaar wordt en het Ouderdomspensioen ingaat. Vanaf 1999 is de OBU geleidelijk vervangen door het Flex-pensioen.
U kunt gebruik maken van de OBU als u:
- vóór 1949 bent geboren, en;
- in december 1998 en januari 1999 premiebetalend deelnemer was;
- 60 jaar of ouder bent, en;
- direct vóór de gewenste ingangsdatum van de OBU tien jaar onafgebroken deelnemer in de PGGM-pensioenregeling bent geweest. Bij volledige arbeidsongeschiktheid bestaat er géén recht op OBU. Dit recht bestaat wel als u gedeeltelijk arbeidsongeschikt bent en gedeeltelijk werkt. De OBU kan op zijn vroegst ingaan op de eerste dag van de maand waarin u 60 jaar wordt en eindigt per de eerste dag van de maand waarin u 65 jaar wordt.
- niet van het FLEX-pensioen gebruik maakt.
De OBU wordt vastgesteld op grond van het gemiddelde van de salarissen van de laatste twee volle kalenderjaren vóór het jaar waarin de OBU is ingegaan. Deze berekeningsgrondslag wordt gebruikt om het recht op OBU en het recht op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw tijdens de OBU te bepalen.
Voor de vaststelling van het gemiddelde percentage wordt gekeken naar de vijf kalenderjaren voorafgaande aan het kalenderjaar waarin de OBU ingaat.
De OBU is geen pensioen en valt derhalve niet onder de Wet verevening pensioenrechten bij echtscheiding. De OBU is een voorwaardelijk recht en hier valt geen contante waarde aan te koppelen.
Keuze OBU of Flex-pensioen
Inhoudelijk kan PGGM meedelen dat wij geen partij zijn bij de afweging OBU of FLEX-pensioen. Wanneer u gebruik maakt van het FLEX-pensioen zijn wij verplicht de verevening toe te passen.
(...)
FLEX-pensioen
Pensioensoort, die in een pensioenregeling is opgenomen als vervanging van de OBU-regeling. Het is een Tijdelijk Ouderdomspensioen dat de deelnemer op ieder gewenst moment tussen zijn 55e en 65e verjaardag kan laten ingaan. Hoe verder hij de begindatum uitstelt, hoe hoger het FLEX-pensioen is. Anders dan bij de OBU bouwt de deelnemer bij het FLEX-pensioen rechten op. Hij kan die rechten desgewenst door waardeoverdracht meenemen naar een nieuwe pensioenverzekeraar.
De man heeft verder gesteld dat de OBU een zogenaamde VUT-uitkering is die niet onder de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding valt en ook niet hoeft te worden verdeeld. Ter onderbouwing van zijn standpunt laat de man verwijzen naar de wetsgeschiedenis waarin naar voren is gebracht dat loonsvervangende uitkeringen niet hoeven te worden verdeeld, omdat ook loon niet in de verdeling wordt betrokken. Hij laat verder nog verwijzen naar een uitspraak van Hof Den Bosch van 2 november 1994 (NJ 1995, 332), waarin is bepaald dat de VUT-uitkering die aan een van partijen in die procedure toekwam naar zijn aard zo sterk aan de persoon van de vervroegd uitgetreden echtgenoot verknocht is dat deze niet in de gemeenschap valt, ook niet bij wege van verrekening.
Partijen zijn het er – naar het oordeel van de rechtbank terecht - over eens dat de OBU niet onder de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding valt.
Partijen zijn het er – naar het oordeel van de rechtbank eveneens terecht - tevens over eens dat de OBU kan worden aangemerkt als een voorwaardelijk recht, maar beantwoorden de vraag of de OBU in de huwelijksgemeenschap van partijen is gevallen verschillend.
Beoordeeld moet worden of de OBU zozeer is verknocht aan de persoon van de man dat deze verknochtheid zich ertegen verzet dat de OBU in de huwelijksgemeenschap is gevallen.
Bij de beantwoording van deze vraag zal rekening worden gehouden met de volgende door de Hoge Raad geformuleerde richtlijnen:
- Naar de hoofdregel van artikel 1:94 lid 3 BW omvat de gemeenschap alle tegenwoordige en toekomstige goederen van de echtgenoten. Slechts in uitzonderlijke gevallen vallen goederen op grond van bijzondere verknochtheid buiten de gemeenschap. (HR 22 maart 1996, NJ 1996, 640);
- Of een goed op bijzondere wijze aan een der echtgenoten is verknocht en, zo ja, in hoeverre die verknochtheid zich er tegen verzet dat het goed in de gemeenschap valt, hangt af van de aard van dat goed, zoals deze aard mede door de maatschappelijke opvattingen wordt bepaald (HR 23 december 1988, NJ 1989,700).
Ten aanzien van de aard van de OBU wordt als volgt overwogen.
- De OBU maakt het de man mogelijk om op zijn zestigste te stoppen met werken door hem ter overbrugging tot het moment waarop hij ouderdomspensioen zal ontvangen vervangende inkomsten te garanderen.
- De omvang van de OBU is gerelateerd aan zijn gemiddelde salaris in de twee jaren die direct voorafgaan aan de OBU. Niet is gesteld of gebleken dat de OBU is gebaseerd op enigerlei opbouw van de aanspraak tijdens het dienstverband en gedurende het huwelijk van partijen en aldus ten laste van de huwelijksgemeenschap is gekomen.
- De man ontvangt de OBU alleen direct aansluitend aan zijn dienstverband. Indien hij eerder vertrekt heeft hij geen recht op OBU en is er anders dan bij het FLEX-pensioen geen sprake van opgebouwde rechten die hij door waardeoverdracht kan meenemen.
- De OBU behoeft anders dan het FLEX-pensioen niet te worden verevend.
- Tegenover de inkomsten uit de OBU staat te zijner tijd geen verplichting om nog arbeid te verrichten. De OBU is niet goed vergelijkbaar met een aanspraak op salaris voor nog te verrichten arbeid.
- Blijkens mededeling van het PGGM is de OBU vanaf 1999 geleidelijk vervangen door het zogeheten FLEX-pensioen, waarbij kennelijk bij wijze van een overgangsregeling voor een beperkte groep medewerkers die voldoen aan de hiervoor in de brief van de PGGM gestelde (leeftijds-)eisen, onder wie de man, de mogelijkheid om gebruik te kunnen maken van de OBU is gehandhaafd.
- Of de man de OBU zal genieten heeft hij, voor zover aan alle voorwaarden is voldaan, geheel in eigen hand. Het staat hem vrij met ingang van zijn 60e al dan niet voor de OBU te kiezen. Hij kan in plaats daarvan ook tussen zijn 55e en 65e kiezen voor het FLEX-pensioen. Ten slotte kan hij ook voor geen van beide regelingen kiezen en doorwerken tot zijn 65e.
Geoordeeld wordt dat de OBU aan de man verknocht is, nu de man het zelf in de hand heeft of hij voor de OBU zal kiezen of voor het FLEX-pensioen of voor geen van beide, er geen opbouw van de OBU ten laste van de huwelijksgemeenschap heeft plaatsgehad en de OBU ook niet onder de Wet pensioenverevening bij echtscheiding valt. Tevens wordt geoordeeld dat er hier geen sprake is van een zodanig uitzonderlijk geval dat deze verknochtheid er zich tegen verzet dat de OBU in de huwelijksgemeenschap is gevallen. Voor dat oordeel is van belang dat de OBU op een essentieel punt heel goed vergelijkbaar is met pensioenrechten. Bij de OBU gaat het net als bij een pensioen om een inkomensvoorziening na beëindiging van het dienstverband. Van de OBU kan evenals van pensioenrechten worden gezegd dat zij uit maatschappelijk oogpunt bestemd is om te voorzien in de behoefte van beide echtgenoten. Daarmee is de OBU niet alleen verknocht aan de persoon van de man, maar is er tevens een band met de vrouw.
Daarbij komt dat de PGGM de OBU geleidelijk heeft vervangen door het FLEX-pensioen en de OBU alleen voor een beperkte groep deelnemers gehandhaafd die aan bepaalde (leeftijds)eisen voldoen.
Vanwege deze belangrijke overeenkomst tussen OBU en FLEX-pensioen valt ook niet in te zien dat verevening of verrekening enkel afhankelijk zou moeten zijn van de keuze van de man voor een wel te verevenen FLEX-pensioen of een niet in de huwelijksgemeenschap vallende OBU.
De OBU wordt mede in verband met het vorenstaande toegedeeld aan de man. Nu vaststaat dat de waarde van de OBU thans nog niet kan worden vastgesteld en er sprake is van een voorwaardelijk recht wordt in het kader van de verdeling van de OBU bepaald dat verrekening pas zal plaatsvinden voor zover de man uitkeringen op grond van de OBU geniet en wel naarmate deze uitkeringen opeisbaar worden. Bij gebreke van nadere gegevens komt het de rechtbank redelijk voor te bepalen dat de omvang van de uitkering alsdan zal worden berekend als volgt. De vrouw heeft ten aanzien van elke uitkeringstermijn recht op een bedrag dat gelijk is aan de helft van het aan de man uit te keren bedrag te vermenigvuldigen met een breuk waarvan de teller bestaat uit het aantal huwelijkse jaren gedurende welke de aanspraak van de man op de OBU heeft bestaan en de noemer uit het totale aantal jaren dat deze aanspraak heeft bestaan.
De beslissing
De rechtbank:
stelt vast dat de OBU van de man bij PGGM in de huwelijksgemeenschap van partijen is gevallen;
deelt deze OBU toe aan de man;
bepaalt dat de man, voor zover hij enige uitkering zal genieten op grond van de OBU, van elke uitkeringstermijn aan de vrouw een bedrag zal voldoen dat gelijk is aan de helft van de aan de man uit te keren termijn te vermenigvuldigen met een breuk waarvan de teller bestaat uit het aantal huwelijkse jaren gedurende welke de aanspraak van de man op de OBU heeft bestaan en de noemer uit het totale aantal jaren dat deze aanspraak heeft bestaan;
wijst hetgeen meer of anders is verzocht af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Lieber en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 maart 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.
conc.: jl