Ontleend aan rov. 3.2 van de beschikking van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 28 november 2011.
HR, 28-09-2012, nr. 12/01130
ECLI:NL:HR:2012:BX7462
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
28-09-2012
- Zaaknummer
12/01130
- Conclusie
Mr. E.B. Rank-Berenschot
- LJN
BX7462
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BX7462, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑09‑2012
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSHE:2011:BV3392
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BX7462
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSHE:2011:BV3392
ECLI:NL:HR:2012:BX7462, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 28‑09‑2012; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2011:BV3392, Bekrachtiging/bevestiging
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2011:BV3392, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BX7462
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑02‑2012
- Vindplaatsen
Conclusie 28‑09‑2012
Mr. E.B. Rank-Berenschot
Partij(en)
12/01130
Mr. E.B. Rank-Berenschot
Zitting: 7 september 2012 (bij vervroeging)
CONCLUSIE inzake:
Mr. R.H.M.Ch. Libotte, h.o.d.n. Cirkel Bewindvoeringen B.V., in zijn hoedanigheid van (voormalig) bewindvoerder in het meerderjarigenbewind over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [betrokkene 1],
verzoeker tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes.
1. Feiten1. en procesverloop
1.1
Verzoeker tot cassatie (hierna ook: mr. Libotte) heeft in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [betrokkene 1] (hierna: rechthebbende) rekening en verantwoording afgelegd over de periode 8 april 2008 tot en met 31 december 2010.
1.2
In haar goedkeuringsbeschikking van 14 juni 2011 heeft de kantonrechter te Maastricht vastgesteld dat de bewindvoerder in 2009 en 2010 ten laste van rechthebbende bedragen van respectievelijk € 60,00 en € 120,00 heeft uitbetaald aan Idieka B.V. ten behoeve van de software applicatie Smart FMS. Naar het oordeel van de kantonrechter dienen deze kosten begrepen te zijn in de ongespecificeerde kantoorkosten vervat in de bewindvoerdersbeloning conform de aanbevelingen van het LOVCK2., zodat deze kosten niet nogmaals ten laste van rechthebbende mogen worden gebracht. De kantonrechter heeft ter zake van genoemde bedragen haar goedkeuring onthouden en beslist dat de bewindvoerder deze aan rechthebbende dient terug te betalen (rov. 2.4 en 2.8).
In het dictum heeft de kantonrechter goedkeuring verleend aan de rekening en verantwoording onder de voorwaarde dat de bewindvoerder - onder meer voor zover in cassatie van belang - het ter zake van het Smart FMS-systeem in rekening gebrachte bedrag van in totaal € 180,- zal hebben terugbetaald voor 1 augustus 2011.
1.3
Mr. Libotte is van deze beschikking in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch met een uit veertien onderdelen bestaand petitum. Hij heeft met betrekking tot de beslissing over de kosten van de Smart FMS-applicatie aangevoerd dat de applicatie uitsluitend in het belang van rechthebbende is en dat de bewindvoerder namens rechthebbende een overeenkomst heeft gesloten met de leverancier om rechthebbende toegang te geven tot de applicatie. Volgens mr. Libotte kan dit worden beschouwd als een gewone beheersdaad in de zin van art. 1:441 lid 2, aanhef en onder a, BW, zodat toestemming van rechthebbende of de kantonrechter niet nodig is.3.
1.4
Bij beschikking van 28 november 2011 heeft het hof de beschikking van de kantonrechter wat betreft de kosten van de Smart FMS-applicatie bekrachtigd.
Daartoe heeft het hof overwogen dat het Smart FMS-systeem niet alleen rechthebbende ten goede komt maar ook (financiële) voordelen biedt aan Cirkel Bewindvoeringen zelf (rov. 3.6.1) en dat het sluiten van overeenkomsten ten behoeve van het gebruik van de Smart FMS- applicatie niet kan worden gezien als een beheersdaad, nu de applicatie volgens mr. Libotte niet noodzakelijk is voor het beheer van de goederen en financiën (rov. 3.6.2). Voorts heeft het hof overwogen dat het sluiten van een overeenkomst met de leverancier van de applicatie op basis van de algemene vertegenwoordigingsregels zou kunnen zijn toegestaan indien de rechthebbende daartoe uitdrukkelijk toestemming zou hebben gegeven. Daarvan is naar het oordeel van het hof in het onderhavige geval geen sprake. Rechthebbende behoorde tot een groep die collectief is aangesloten op het systeem en die niet tijdens het intakegesprek is gewezen op het gebruik en de kosten van het systeem; hij noch de kantonrechter heeft uitdrukkelijk toestemming gegeven voor het gebruik van het systeem. Cirkel Bewindvoeringen mocht er in het geval van deze rechthebbende dan ook niet vanuit gaan dat de kosten van de overeenkomsten met betrekking tot de applicatie ten laste van de rechthebbende zouden komen. Dat rechthebbende gebruik heeft gemaakt van de hem ongevraagd opgedrongen applicatie, doet aan het voorgaande niet af. Aldus heeft de bewindvoerder door het ongevraagd en zonder voorafgaande toestemming sluiten van overeenkomsten met financiële consequenties voor rechthebbende zijn bevoegdheid overschreden en is hij hiervoor op grond van art. 1:444 BW aansprakelijk. De kantonrechter heeft terecht beslist dat de voor het gebruik van het systeem geïnde gelden moeten worden terugbetaald, aldus het hof (rov. 3.6.4).
1.5
Mr. Libotte heeft tijdig4. cassatieberoep ingesteld. Van het in het cassatierekest gemaakte voorbehoud tot aanvulling is geen gebruik gemaakt.
2. Beoordeling van het cassatieberoep
2.1
Het middel is gericht tegen de beslissing van het hof dat de bewindvoerder het uit hoofde van de gebruikersovereenkomst betreffende de Smart FMS-applicatie ten laste van de rechthebbende gebrachte bedrag ad € 180,- aan deze moet terugbetalen.5.
2.2
Zoals namens mr. Libotte ter zitting is aangegeven, heeft hij met betrekking tot het gebruik van deze applicatie collectief overeenkomsten gesloten ten behoeve van al zijn cliënten. Reeds eerder werd Uw Raad, in een goedkeuringsprocedure betreffende het bewind over het vermogen van een andere cliënt van mr. Libotte, geroepen tot een oordeel over de vraag of de kosten van een gebruikersovereenkomst betreffende de Smart FMS-applicatie ten laste van de rechthebbende mogen worden gebracht. Tot een inhoudelijk oordeel is het niet gekomen; er werd op processuele grond gecasseerd en verwezen ter verdere afdoening.6.
2.3
Evenals in de zojuist genoemde zaak, heeft mr. Libotte zich in de thans voorliggende zaak op het standpunt gesteld7. dat de rechthebbende aansprakelijk is voor de verplichtingen uit de namens hem gesloten gebruikersovereenkomst, nu het sluiten daarvan kan worden beschouwd als een gewone beheersdaad in de zin van art. 1:441 lid 2, aanhef en onder a, BW, waarvoor de bewindvoerder geen toestemming van de rechthebbende of machtiging van de kantonrechter nodig heeft. Met het oog op die stelling zal eerst worden ingegaan op de taak en bevoegdheden van de bewindvoerder in een meerderjarigenbewind (Boek 1 BW, titel 19) in het algemeen.
Taak en bevoegdheden van de bewindvoerder; algemeen
2.4
Art. 1:438 lid 1 BW luidt:
"Tijdens het bewind komt het beheer over de onder bewind staande goederen niet toe aan de rechthebbende maar aan de bewindvoerder."
Art. 1:441 BW bepaalt, voor zover in deze zaak van belang:
"1.
Tijdens het bewind vertegenwoordigt de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende in en buiten rechte. De bewindvoerder draagt zorg voor een doelmatige belegging van het vermogen van de rechthebbende, voor zover dit onder het bewind staat en niet besteed behoort te worden voor een voldoende verzorging van de rechthebbende.
2.
Hij behoeft echter toestemming van de rechthebbende of, indien deze daartoe niet in staat of weigerachtig is, machtiging van de kantonrechter voor de volgende handelingen:
- a.
beschikken en aangaan van overeenkomsten tot beschikking over een onder het bewind staand goed, tenzij de handeling als een gewone beheersdaad kan worden beschouwd (...)."
2.5
De parlementaire geschiedenis vermeldt omtrent het verband tussen deze bepalingen het volgende. Uit art. 1:438 lid 1 BW volgt dat de taak van de bewindvoerder bestaat in het beheer van de onder bewind gestelde goederen. Dit brengt mee dat, zoals art. 1:441 lid 1 BW het uitdrukt, de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende vertegenwoordigt. Voor een aantal handelingen echter - waaronder in het algemeen het beschikken over een onder bewind staand goed - behoeft hij de toestemming van de rechthebbende. Heeft de bewindvoerder ter vervulling van zijn taak als vertegenwoordiger schulden gemaakt, dan is de rechthebbende daarvoor als vertegenwoordigde aansprakelijk (art. 1:442 lid 2 BW).8. Een door de bewindvoerder zonder de vereiste toestemming of machtiging gedane handeling is in beginsel - behoudens derdenbescherming - ongeldig. Deze sanctie sluit aansprakelijkheid van de bewindvoerder jegens de rechthebbende niet uit. Overigens staat het de rechthebbende vrij de rechtshandeling te bekrachtigen, terwijl onder omstandigheden de wederpartij een beroep op zaakwaarneming zal kunnen doen.9.
2.6
Wat de beheerstaak van de bewindvoerder als bedoeld in art. 1:438 lid 1 BW inhoudt wordt in de parlementaire geschiedenis niet nader toegelicht. In de literatuur wordt in het algemeen onder beheer verstaan al hetgeen gedaan moet worden om het onder bewind gestelde goed (de goederen, het vermogen) in stand te houden en de opbrengst ervan te verwerven. Onder verwijzing naar art. 3:170 lid 2 BW wordt beheer omschreven als de 'normale exploitatie' van het goed, welke zowel feitelijke als rechtshandelingen kan omvatten. Aangenomen wordt dat de vraag of een handeling als een beheershandeling moet worden gekwalificeerd slechts in concreto kan worden beantwoord op grond van het criterium of zij tot de normale exploitatie van het onder bewind staande goed kan worden gerekend ofwel een conserverende handeling is. Onder omstandigheden kan een normale exploitatie het verrichten van beschikkingshandelingen met zich brengen, zoals het verkopen van in een onder bewind gestelde onderneming geproduceerde waar of het verkopen van effecten uit een onder bewind gestelde effectenportefeuille.10. Ook Aanbeveling B5 van het LOVCK - die onder beheer verstaat het conserveren, normaal exploiteren en doelmatig beleggen van vermogen - noemt in dit verband het vervreemden ('wisselen') van aandelen en obligaties.
2.7
De woorden "bij de vervulling van zijn taak" in art. 1:441 lid 1 BW brengen mee dat de bewindvoerder slechts optreedt als vertegenwoordiger binnen de grenzen van de hem gestelde taak, en dat zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid beperkt is tot handelingen in verband met de onder bewind gestelde goederen.11. Indien het handelen van de bewindvoerder zijn beheerstaak te buiten gaat, zal onder omstandigheden gebondenheid van de rechthebbende kunnen worden aangenomen op grond van de algemene regels van vertegenwoordiging of zaakwaarneming.12.
2.8
Art. 1:441 lid 2 BW beperkt de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de bewindvoerder in die zin dat hij voor de onder a t/m f genoemde handelingen toestemming of machtiging behoeft. Ingevolge het bepaalde onder a valt daaronder het (aangaan van overeenkomsten tot) beschikken over een onder bewind staand goed. Onder beschikken pleegt in het algemeen te worden verstaan het verrichten van goederenrechtelijke rechtshandelingen, zoals het vervreemden en bezwaren met beperkte rechten.13. Uit de parlementaire geschiedenis bij het tot op heden niet ingevoerde art. 3.6.1.5 NBW - waarmee art. 1:441 BW in hoofdzaak overeenstemt14. - lijkt echter te moeten worden afgeleid dat de wetgever in het kader van bewind een ruimer begrip 'beschikken' voor ogen heeft. Besproken wordt het geval dat de beschikkingshandeling geld betreft, als voorbeelden waarvan worden genoemd beleggen en het doen van investeringen.15. Ook het LOVCK noemt als (al dan niet toestemming behoevende) beschikkingshandeling als bedoeld onder a de aankoop van een goed en spreekt in dit verband van (al dan niet toestemming behoevende) uitgaven.16.
2.9
Het begrip 'gewone beheersdaad' als bedoeld in art. 1:441 lid 2, aanhef en onder a, BW wordt evenmin nader gedefinieerd. Als voorbeelden noemt de minister de verkoop van vruchten die niet in natura aan de rechthebbende behoren te worden afgedragen en meer in het algemeen de handelingen die vereist zijn voor een normale exploitatie van onder bewind staande goederen, zoals - in geval van bewind over een onderneming - een investering die een normale bedrijfsvoering niet te buiten gaat.17. Voorts kan worden gedacht aan het van de hand doen van buiten gebruik gestelde zaken van geringe waarde en aan alle handelingen die in het dagelijks bedrijf van een onderneming worden verricht.18.
2.10
Een en ander doet de vraag rijzen of een onderscheid moet worden gemaakt tussen 'beheer' (art. 1:438 lid 1 BW) enerzijds en 'gewone beheersdaad' (art. 1:441 lid 2, aanhef en onder a, BW) anderzijds. Ofschoon er in de loop van de parlementaire behandeling opmerkingen zijn gevallen die lijken te veronderstellen dat zo'n onderscheid niet bestaat19., meen ik dat uit het stelsel van de artikelen 1:438 en 1:441 BW in onderling verband moet worden afgeleid dat wel een onderscheid dient te worden gemaakt. Immers, de beschikkingshandeling waarvan dient te worden onderzocht of deze als zijnde een 'gewone beheersdaad' (toch) geen toestemming behoeft, is, gelet op de veronderstelling dat de bewindvoerder handelt ter vervulling van zijn taak (art. 1:441 lid 1 BW), per definitie een daad van beheer (art. 1:438 lid 1 BW). In een andere dan de hier bepleite lezing heeft de uitzondering voor 'gewone' beheersdaden geen toegevoegde waarde.20. Mijns inziens gaat het om daden die gebruikelijk zijn in het kader van het beheer (in ruime zin) van het onder bewind gestelde goed in kwestie, zoals de vervreemding van effecten.
2.11
In de eerder genoemde beschikking van 9 september 2011 heeft Uw Raad overwogen dat de door het hof (ten onrechte) eigener beweging op internet gevonden gegevens omtrent - kort gezegd - het belang van het Smart FMS-systeem voor de bewindvoerder en/of zijn cliënten
- "(mede)
van belang zijn voor het antwoord op de vraag of het namens de rechthebbende sluiten van de overeenkomst met Smart FMS en het door de rechthebbende laten betalen van de daaraan verbonden kosten aan Smart FMS, kan worden beschouwd als een 'gewone beheersdaad' als bedoeld in art. 1:441 lid 2, aanhef en onder a, BW, waartoe de bewindvoerder bevoegd is en waarvoor hij geen toestemming van de rechthebbende of machtiging van de kantonrechter behoeft. Voor het antwoord op die vraag kan ook van belang zijn hoe hoog de ten laste van de rechthebbende komende kosten zijn (...)"
2.12
Bij de Tweede Kamer is op 24 oktober 2011 ingediend wetsvoorstel 33 054 tot wijziging van enige bepalingen van Boek 1 inzake, onder meer, het meerderjarigenbewind. Voorgesteld wordt aan art. 1:441 lid 1 BW een zin toe te voegen, luidende: "De bewindvoerder kan voorts voor de rechthebbende alle handelingen verrichten die aan een goed bewind bijdragen."21. Tegen de achtergrond van in de praktijk gebleken onduidelijkheid over de taakomschrijving van de bewindvoerder wordt met deze toevoeging beoogd een ruime taakopvatting van de bewindvoerder tot uitdrukking te brengen in de zin dat de bewindvoerder de bevoegdheid heeft om te doen wat aan een goed bewind bijdraagt. Deze bevoegdheid doet niet af aan het vereiste van toestemming of machtiging indien deze volgens de wet (zoals art. 1:441 lid 2 BW) vereist is.22. Als uitgangspunt bij de voorgenomen wetswijzigingen geldt dat de bewindvoerder bij zijn taakuitoefening waar mogelijk de zelfredzaamheid van betrokkene bevordert.23. In de Vaste Kamercommissie is in dit verband de zorg uitgesproken dat het betrokkenen in de praktijk niet altijd lukt om van de bewindvoerder inzicht te krijgen in hun financiën.24.
Beoordeling van de klachten
2.13
Onderdeel 4.2 is met een rechtsklacht gericht tegen rov. 3.6.1. Het klaagt dat het hof daarin weliswaar (terecht) heeft geoordeeld dat het gebruik van het Smart FMS-systeem nuttig, leerzaam, inzichtelijk en geldbewustmakend is voor rechthebbende, maar daarbij volledig voorbijgaat aan de strekking van art. 1:441 lid 2, aanhef en onder a BW, nu uit die bepaling genoegzaam blijkt dat voornoemde kwalificaties kenmerkend zijn voor de 'gewone beheersdaad'.
2.14
Deze klacht - die, naar ik begrijp, veronderstelt dat het hof in rov. 3.6.1 een oordeel geeft over de vraag of het sluiten van de gebruikersovereenkomst moet worden gekwalificeerd als een gewone beheersdaad in de zin van art. 1:442 lid 2, aanhef en onder a, BW, en klaagt dat het hof die vraag ten onrechte negatief heeft beantwoord - faalt reeds bij gemis aan feitelijke grondslag. Zij ziet eraan voorbij dat het hof in de bestreden overweging (3.6.1) slechts respondeert op de stelling van mr. Libotte dat de applicatie uitsluitend in het belang van de rechthebbende is, welke stelling het hof in de tweede alinea van die overweging verwerpt.
2.15
Voor zover het onderdeel bedoelt te klagen dat het hof in (de op rov. 3.6.1 volgende) rov. 3.6.2 de strekking van art. 1:441 lid 2, aanhef en onder a, BW miskent, ontbeert die klacht eveneens feitelijke grondslag. Mede gelet op de gebruikte bewoordingen ("beheersdaad") en de gebezigde motivering ("niet noodzakelijk voor het beheer van de goederen") oordeelt het hof kennelijk dat het sluiten van de overeenkomst betreffende het gebruik van de applicatie reeds niet gerekend kan worden tot het door de bewindvoerder te voeren beheer als bedoeld in art. 1:438 lid 1 BW; het hof komt aan een oordeel over de vraag of sprake is van een gewone beheersdaad in de zin van art. 1:441 lid 2, aanhef en sub a, BW niet toe. Dat het hof van oordeel is dat de bewindvoerder door het sluiten van de gebruikersovereenkomst ten name van de rechthebbende buiten zijn in art. 1:438 lid 1 BW bedoelde beheerstaak is getreden, valt ook af te leiden uit het onderzoek van het hof naar de eventuele totstandkoming van een overeenkomst met de leverancier op grond van de algemene regels van vertegenwoordiging (rov. 3.6.4). Tegen de achtergrond van het uitgangspunt dat onder beheer moet worden verstaan al hetgeen dienstig is voor de instandhouding van het goed, geeft 's hofs oordeel dat het sluiten van de gebruikersovereenkomst met betrekking tot de applicatie - ondanks het nut en leerzame effect ervan voor rechthebbende - geen beheersdaad is, geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De voorgestelde aanvulling van art. 1:438 lid 1 BW maakt dit mijn inziens niet anders.
2.16
Echter, ook indien moet worden aangenomen dat het hof (gelet op zijn rov. 3.6.1 in verband met de door Uw Raad in zijn beschikking van 9 september 2011 genoemde gezichtspunten25.) in rov. 3.6.2 wel heeft geoordeeld dat geen sprake is van een 'gewone beheersdaad' in de zin van art. 1:441 lid 2, aanhef en onder a, BW, faalt de klacht evenzeer. Anders dan wordt betoogd, volgt uit de strekking van art. 1:441 lid 2, aanhef en sub a, BW niet dat 'gewone beheersdaden' zich kenmerken door de in het onderdeel bedoelde kwalificaties, doch volgt daaruit veeleer dat deze zich kenmerken door hun gebruikelijkheid in het kader van het beheer van het concrete onder bewind gestelde goed.
2.17
Onderdeel 4.3 klaagt dat het hof in rov. 3.6.1 (tweede alinea) ten onrechte heeft geoordeeld dat het gebruik van de Smart FMS-applicatie (ook) de bewindvoerder ten goede komt. Volgens het onderdeel heeft enkel de rechthebbende profijt van het systeem en wordt alleen daarom gebruik gemaakt van de applicatie.
Deze klacht faalt nu zij opkomt tegen een feitelijk oordeel waarvan de juistheid in cassatie niet kan worden getoetst.
2.18
Aan het slot van onderdeel 4.3 wordt voorts betoogd dat de bewindvoerder rechthebbende kon en mocht vertegenwoordigen bij de aanschaf van deze applicatie. Onderdeel 4.4 verwijst daartoe naar art. 1:441 leden 1 en 2 BW en stelt dat, zo begrijp ik althans het onderdeel, in het onderhavige geval sprake was van een gewone beheersdaad waarvoor geen toestemming of machtiging vereist was.
2.19
Voor zover het onderdeel (in samenhang met onderdeel 4.4) nog geacht moet worden een zelfstandige klacht te bevatten die zich richt tegen het oordeel van het hof in rov. 3.6.2 dat het sluiten van overeenkomsten ten behoeve van het gebruik van de Smart FMS-applicatie geen beheersdaad is, stuit deze klacht af op het hiervoor onder 2.15 en 2.16 gestelde.
2.20
Onderdeel 4.5 is gericht tegen het oordeel van het hof (in rov. 3.6.4) dat deze rechthebbende nooit uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor het sluiten van de dienstverleningsovereenkomst, zodat Cirkel Bewindvoeringen er in dit geval niet vanuit mocht gaan dat - kort samengevat - de rechthebbende voor de verplichtingen uit de namens hem gesloten overeenkomst aansprakelijk zou zijn op grond van de algemene regels van vertegenwoordiging, waaraan niet afdoet dat rechthebbende van de applicatie gebruik heeft gemaakt. Het onderdeel neemt tot uitgangspunt dat sprake is van een beheersdaad (waartoe wordt verwezen naar de voorgaande middelonderdelen) en klaagt, zo begrijp ik, dat het hof heeft miskend dat de vereiste toestemming ook stilzwijgend kan worden gegeven en dat het hof in dit verband de gedragingen van rechthebbende na ontvangst van de toegangscode ten onrechte niet relevant heeft geoordeeld.
2.21
Het onderdeel faalt. Het ziet eraan voorbij dat de bestreden overweging niet in de sleutel staat van vertegenwoordiging krachtens bewind (en de in dat kader eventueel vereiste toestemming), maar van mogelijke vertegenwoordiging krachtens volmacht. Voorts berust het onderdeel kennelijk op het uitgangspunt dat het sluiten van de gebruikersovereenkomst een beheersdaad is en bouwt het in die zin voort op onderdeel 4.2. Nu dat onderdeel faalt, kan ook onderdeel 4.5 niet slagen. Ten slotte is het onderdeel innerlijk tegenstrijdig waar het zowel tot uitgangspunt neemt dat sprake is van een (gewone) beheersdaad als dat moet worden voldaan aan het toestemmingsvereiste. Het onderdeel voldoet daarmee in zoverre niet aan de ingevolge art. 426a lid 2 Rv te stellen eisen.26.
2.22
Echter ook indien men, in het verlengde van de hiervoor onder 2.16 geuite veronderstelling, rov. 3.6.4 aldus opvat dat het hof daarin, na te hebben geoordeeld sprake is van een niet-gewone en dus toestemming ex art. 1:441 lid 2 BW behoevende beschikkingshandeling, onderzoekt of zodanige toestemming wellicht (uitdrukkelijk) is gegeven, faalt het onderdeel ook overigens. In de wetsgeschiedenis en literatuur wordt betoogd dat bedoelde toestemming niet aan een bepaalde vorm gebonden is.27. Indien daarom al moet worden aangenomen dat het hof ten onrechte de eis van uitdrukkelijkheid heeft gesteld (vgl. voor volmachtverlening art. 3:61 lid 1 BW), kan de klacht in het onderhavige geval niet tot cassatie leiden. Mijns inziens brengt de strekking van het bewind (bescherming van kwetsbare meerderjarigen) mee dat aan (stilzwijgende) toestemming in beginsel hoge eisen mogen worden gesteld en dat het aannemen van stilzwijgende toestemming slechts bij wijze van uitzondering en alleen na gedegen onderbouwing kan worden aanvaard. Nu het hof - in cassatie niet bestreden - heeft vastgesteld dat rechthebbende behoorde tot de groep die collectief is aangesloten en die niet vooraf is gewezen op het gebruik en de kosten van het systeem, kan mijns inziens de enkele omstandigheid dat rechthebbende, nadat hem (zonder nadere waarschuwing omtrent de kosten) een inlogcode was toegezonden28., de applicatie is gaan gebruiken, bij gebreke van aanvullende stellingen29. niet het oordeel rechtvaardigen dat alsnog stilzwijgende toestemming is verleend.
2.23
Onderdeel 4.6 bouwt voort op de voorgaande, tevergeefs voorgedragen onderdelen en faalt derhalve eveneens.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 28‑09‑2012
Zie de Aanbevelingen meerderjarigenbewind van het LOVCK 2004, versie 26 mei 2011 (overgelegd als prod. 6 bij appelrekest), hoofdstuk C onder 2. Het gaat hier om een forfaitair bedrag van € 141,- per jaar.
Zie de weergave van het hof in rov. 3.4 van zijn beschikking.
Het cassatierekest is per fax ter griffie ingekomen op 28 februari 2012.
Zie de Overzichten 2009 en 2010 (overgelegd als prod. 3 resp. 4 bij appelrekest), met vermelding van uitgaven aan crediteur Smart FMS ad resp. € 60,00 en € 120,00, en voorts de bij die overzichten gevoegde Rekeningafschriften Betaalrekening t.n.v. [betrokkene 1] over de jaren 2009 en 2010 met vermelding van betalingen t.n.v. 'idieka bv abonnement smart fms' ad € 10,- per maand.
HR 9 september 2011 (LJN: BR1654) NJ 2011, 409.
Zie appelrekest p. 8 en 9, mede onder verwijzing naar art. 1:442 BW.
MvT, Kamerstukken II, 1978-1979, 15 350, nr. 3, p. 14-15.
MvA, Kamerstukken II, 1979-1980, 15 350, nr. 5, p. 21-22.
Asser/De Boer I* 2010, nrs. 1160-1161; Personen- en familierecht, huwelijksvermogensrecht en erfrecht (A.J.M. Nuytinck) (2012), nr. 254. Zie ook A.G. Lubbers, Bewind in NBW (1983), p. 44; A.S. Hartkamp, Compendium van het vermogensrecht voor de rechtspraktijk (2005), nrs. 19, 125; M.J.C. Koens 2011 (T&C Burgerlijk Wetboek), art. 1:438, aant. 1; losbl. Personen- en familierecht, art. 438 (I. Jansen), aant. 1.
Rechtshandeling en Overeenkomst (Bloembergen/Van Schendel), 2010, p. 85; MvA, Kamerstukken II, 1979-1980, 15 350, nr. 5, p. 21.
Asser/De Boer I* 2010, nr. 1166; K. Blankman, Meerderjarigen- en voogdijbewind, in: Bewind en aan bewind verwante vormen (Preadvies KNB 2004), p. 85.
Vgl. Personen- en familierecht, huwelijksvermogensrecht en erfrecht (A.J.M. Nuytinck) (2012), nr. 254; Pitlo/Van der Burght en Doek, Personen- en familierecht (2002), nr. 1059.
MvT, Kamerstukken II, 1978-1979, 15 350, nr. 3, p. 22.
MvA II, Parl. Gesch. Boek 3, p. 511-512. Vgl. Hartkamp, Compendium, nr. 19 (vervangen van afgeschreven productiemiddelen).
Aanbevelingen meerderjaringenbewind 2004, hoofdstuk B, p. 7.
MvA II, Parl. Gesch. Boek 3, p. 511-512. Zie ook Asser/De Boer I* 2010, nr. 1168.
Losbl. Personen- en familierecht, art. 441 (Jansen), aant. 3; Blankman, a.w., p. 85.
Zie, naast de verwijzing (in het kader van 'gewone beheersdaad') naar het begrip normale exploitatie (MvA II, Parl. Gesch. Boek 3, p. 511, waarover hiervoor onder 2.9), ook de opmerking dat het vervreemden van goederen die met tenietgaan of bederf worden bedreigd een 'daad van beheer' is en om die reden geen toestemming behoeft (MvA II, Parl. Gesch. Boek 3, p. 512).
Vgl. Lubbers, a.w., p. 44; Pitlo/Van der Burght en Doek, Personen- en familierecht (2002), nr. 1059, en Blankman, a.w., p. 85. Anders: Asser/De Boer I* 2010, nr. 1160.
Voorstel van wet, Kamerstukken II, 2011-2012, 33 054, nr. 2, artikel I, onderdeel T.
MvT, Kamerstukken II, 2011-2012, 33 054, nr. 3, p. 34-35.
MvT, Kamerstukken II, 2011-2012, 33 054, nr. 3, p. 3.
Verslag, Kamerstukken II, 2011-2012, 33 054, nr. 5 (herdruk), p. 4.
Aangehaald onder 2.11 van deze conclusie.
Vgl. HR 9 augustus 1966, NJ 1967, 377 en A.E.B. ter Heide, Middelmaat: aan een cassatiemiddel te stellen eisen, TCR 2001, nr. 4, onder 14.
MvA, Kamerstukken II, 1979-1980, 15 350, nr. 5, p. 22; Nota n.a.v. het Eindverslag, Kamerstukken II, 1979-1980, 15 350, nr. 8, p. 7; Pitlo/Van der Burght en Doek, Personen- en familierecht (2002), nr. 1059; Asser/De Boer I* 2010, nr. 1168.
Zie de brief van 26 oktober 2009, overgelegd als prod. 10 bij het appelrekest.
Zie de subsidiaire stellingen in het appelrekest, p. 15.
Uitspraak 28‑09‑2012
Inhoudsindicatie
Bewindvoerder beschermingsbewind. Beheersdaad; art. 1:438 BW; gewone beheersdaad in de zin van art. 1:441 lid 2 onder a BW. Stilzwijgende toestemming.
Partij(en)
28 september 2012
Eerste Kamer
12/01130
EE/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
Mr. Roger Hubertus Maria Charles LIBOTTE, handelende onder de naam Cirkel Bewindvoeringen B.V., in zijn hoedanigheid van (voormalig) bewindvoerder in het meerderjarigenbewind over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [betrokkene 1],
wonende te Maastricht,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes.
Verzoeker tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als mr. Libotte.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
- a.
de beschikking in de zaken 422318, 429949, 429950, 429951, 429952, 422271 en 422316 van de kantonrechter te Maastricht van 14 juni 2011;
- b.
de beschikking in de zaak 200.093.989/01 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 28 november 2011.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft mr. Libotte beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping.
De advocaat van mr. Libotte heeft bij brief van 21 september 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Mr. Libotte is op de voet van art. 1:435 BW aangesteld tot bewindvoerder over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [betrokkene 1] (hierna: rechthebbende). Mr. Libotte heeft in die hoedanigheid rekening en verantwoording afgelegd over de periode 8 april 2008 tot en met 31 december 2010, en daarbij vermeld dat hij in 2009 en 2010 ten laste van rechthebbende bedragen van respectievelijk € 60,-- en € 120,-- heeft uitbetaald aan Idieka B.V. ten behoeve van de software applicatie Smart FMS.
3.2
Naar het oordeel van de kantonrechter dienen de kosten ten behoeve van de software applicatie Smart FMS begrepen te zijn in de ongespecificeerde kantoorkosten vervat in de bewindvoerdersbeloning, zodat deze kosten niet nogmaals ten laste van rechthebbende mogen worden gebracht. De kantonrechter heeft ter zake van genoemde bedragen haar goedkeuring aan de rekening en verantwoording onthouden en beslist dat de bewindvoerder deze bedragen van in totaal € 180,-- aan rechthebbende dient terug te betalen.
3.3
Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter wat betreft de kosten van de Smart FMS-applicatie bekrachtigd. Het overwoog daartoe dat het Smart FMS-systeem niet alleen rechthebbende ten goede komt maar ook (financiële) voordelen biedt aan de bewindvoerder zelf (rov. 3.6.1) en dat het sluiten van overeenkomsten ten behoeve van het gebruik van de Smart FMS-applicatie niet kan worden gezien als een beheersdaad, nu de applicatie volgens mr. Libotte niet noodzakelijk is om het bewind over de goederen en financiën te voeren (rov. 3.6.2). Voorts heeft het hof overwogen dat het sluiten van een overeenkomst met de leverancier van de applicatie op basis van de algemene vertegenwoordigingsregels zou kunnen zijn toegestaan indien de rechthebbende daartoe uitdrukkelijk toestemming zou hebben gegeven. Daarvan is naar het oordeel van het hof in het onderhavige geval geen sprake. Rechthebbende behoorde tot een groep die collectief is aangesloten op het systeem en die niet tijdens het intakegesprek is gewezen op het gebruik en de kosten van het systeem; hij noch de kantonrechter heeft uitdrukkelijk toestemming gegeven voor het gebruik van het systeem. Mr. Libotte mocht in het geval van deze rechthebbende dan ook niet ervan uitgaan dat de kosten van de overeenkomsten met betrekking tot de applicatie ten laste van de rechthebbende zouden komen. Dat rechthebbende gebruik heeft gemaakt van de hem ongevraagd opgedrongen applicatie, doet aan het voorgaande niet af. Aldus heeft de bewindvoerder door het ongevraagd en zonder voorafgaande toestemming sluiten van overeenkomsten met financiële consequenties voor rechthebbende zijn bevoegdheid overschreden en is hij hiervoor op grond van art. 1:444 BW aansprakelijk. De kantonrechter heeft terecht beslist dat de voor het gebruik van het systeem geïnde gelden moeten worden terugbetaald, aldus het hof (rov. 3.6.4).
3.4
Het middel is gericht tegen de hiervoor in 3.3 weergegeven overwegingen. Het strekt ten betoge dat het hof de strekking van art. 1:441 lid 2 BW heeft miskend, dat het gebruik van het Smart FMS-systeem geheel in het belang van de rechthebbende zelf is, dat een bewindvoerder niet de toestemming van de rechthebbende of de machtiging van de kantonrechter behoeft voor handelingen als de onderhavige die in het belang van de rechthebbende noodzakelijk, nuttig of wenselijk zijn, en dat de toestemming van de rechthebbende ook stilzwijgend kan worden gegeven, hetgeen in dit geval is geschied doordat rechthebbende wist dat hij was aangesloten op het systeem en daarvan feitelijk gebruik heeft gemaakt, zodat hij stilzwijgend heeft ingestemd met de daarmee samenhangende kostenpost.
3.5
Het oordeel van het hof dat het gebruik van het Smart FMS-systeem aan mr. Libotte (financieel) ten goede komt, is feitelijk en niet onbegrijpelijk. Voorts is niet bestreden het oordeel dat de applicatie niet nodig is om het bewind over de goederen van rechthebbende te voeren. Op grond van een en ander kon het hof, zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting, tot het oordeel komen dat het sluiten van de overeenkomsten ten behoeve van het gebruik van de Smart FMS-applicatie niet als een beheersdaad kan worden gezien. Daarmee heeft het hof immers tot uitdrukking gebracht dat het sluiten van de overeenkomsten met betrekking tot de applicatie buiten de grenzen van een normale exploitatie van de onder bewind gestelde goederen en daarmee buiten het in art. 1:438 lid 1 BW bedoelde bewind valt, terwijl op dezelfde gronden ook niet gesproken kan worden van een "gewone beheersdaad" die de bewindvoerder ingevolge art. 1:441 lid 2, aanhef en onder a, BW, zonder toestemming van de rechthebbende mag verrichten. Aan dit oordeel staat niet in de weg dat het gebruik van het Smart FMS-systeem (tevens) nuttig en leerzaam voor de rechthebbende kan zijn.
Voorts heeft het hof niet miskend dat het geven van toestemming door de rechthebbende aan de bewindvoerder voor het verrichten van bepaalde (rechts)handelingen (op grond waarvan de bewindvoerder die rechtshandelingen namens de rechthebbende mag verrichten, hetzij krachtens de algemene regels van volmacht, hetzij ingevolge art. 1:441 lid 2, aanhef en onder a, BW) ook stilzwijgend kan geschieden. Het heeft immers in rov. 3.6.4 geoordeeld dat mr. Libotte in het geval van deze rechthebbende niet ervan mocht uitgaan dat de kosten van de overeenkomsten met betrekking tot de applicatie ten laste van de rechthebbende zouden komen. In dit laatste ligt het oordeel besloten dat de door mr. Libotte aangevoerde omstandigheden - daarin bestaande dat de rechthebbende behoorde tot de groep die collectief was aangesloten op de Smart FMS-applicatie, zonder dat hij vooraf op de kosten van het systeem was gewezen, en dat de rechthebbende gebruik maakte van de applicatie - onvoldoende zijn om van een stilzwijgend gegeven toestemming uit te mogen gaan. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat aan het aannemen van stilzwijgende toestemming van de rechthebbende voor het verrichten van handelingen die op zichzelf buiten het bewind vallen hoge eisen gesteld mogen worden, nu het bewind ertoe strekt kwetsbare meerderjarigen te beschermen.
3.6
De klachten van het middel falen derhalve.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 28 september 2012.
Beroepschrift 28‑02‑2012
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
Geeft eerbiedig te kennen:
De heer Mr Roger Hubertus Maria Charles Libotte, wonende te Maastricht ten deze de verzoeker tot cassatie, hierna ook oud-bewindvoerder, die voor deze zaak domicilie heeft gekozen te Rijswijk aan de Haagweg nr 108 ten kantore van de aldaar gevestigde advocaat bij de Hoge Raad der Nederlanden Mr K. Aantjes die zich als zodanig stelt en dit verzoekschrift ondertekent en indient.
1.
De voormalig bewindvoerder kan zich niet verenigen met de beschikking van 28 november 2011 door de zevende kamer van de sector civiel van het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch onder zaaknummer HV 200.093.989/01 gegeven ten aanzien van de bewindvoerder als appellant en [betrokkene 1], wonende te [woonplaats], als rechthebbende.
2.
De voormalig bewindvoerder stelt hierbij beroep in cassatie in tegen deze beschikking en draagt na te melden middel van cassatie voor.
3.
Mr. Libotte heeft in zijn hoedanigheid van bewindvoerder rekening en verantwoording afgelegd over de periode 8 april 2008 tot en met 31 december 2010. De kantonrechter te Maastricht is tot zekere correcties en daarop gebaseerde beslissingen gekomen. Het hof is tot gedeeltelijke vernietiging gekomen en heeft die beschikking van de kanton-rechter voor het overige bekrachtigd.
4.
Middel van cassatie.
Het hof heeft het recht geschonden, dan wel op straffe van nietigheid in acht te nemen vormvoorschriften verzuimd, door te overwegen en te beslissen als in deze is beschikking is weergegeven en verwoord (waarnaar wordt verwezen), waartoe het navolgende geldt.
4.1.
Het gaat hier om rov. 3.6 in deze beschikking, in samenhang met de beslissing onder 4. Gemeend wordt dat deze overwegingen rechtens onjuist zijn, althans bezien de inhoud van de gedingstukken onbegrijpelijk zijn, waartoe na te melden uitwerkingen en toelichting.
4.2.
In rov. 3.6.1 overweegt en oordeelt het hof ten onrechte als aldaar is vervat. Immers, het hof oordeelt weliswaar terecht dat het gebruik van het Smart-FMS-systeem nuttig, leerzaam, inzichtelijk en geldbewustmakend voor rechthebbenden is, doch gaat volledig voorbij aan de strekking van artikel 1:441 lid 2 sub a BW, waaruit genoegzaam moge blijken dat de door het hof aan SmartFMS toegedichte kwalificaties juist kenmerkend zijn voor de ‘gewone beheersdaad’.
4.3.
Voorts oordeelt het hof ten onrechte dat het gebruik van de SmartFMS applicatie de bewindvoerder (financieel) ten goede zou komen. Immers, enkel de rechthebbende zelf heeft profijt van dit systeem en alleen daarom wordt er gebruik gemaakt van deze applicatie. Het gaat immers om inzage van de rechthebbende zelf in zijn totale financiële positie. En daarnaast de begeleiding c.q. coaching van de rechthebbenden, aangezien de rechthebbenden leren door middel van zelf betalingen klaar te zetten ter fiattering door de bewindvoerder waarbij het risico op onverantwoorde uitgaven uitgesloten is, teneinde op die wijze het leerproces ten aanzien van de financiële zelfredzaamheid van de rechthebbenden te bevorderen en daardoor ook na het bewind langdurig resultaat te bereiken, hetgeen primair wederom rechtstreeks in het belang en voordeel van de recht hebbende zelf is. Dientengevolge is het sluiten van de overeenkomst tussen SmartFMS en rechthebbenden ter zake het gebruik van de SmartFMS applicatie geheel in het belang van rechthebbenden zelf en dienen de kosten uit hoofde van deze overeenkomst, ad. € 10,- per maand voor de koppeling van een onbepaald aantal rekeningen, dan ook geheel voor rechthebbenden zelf te komen. De bewindvoerder kon en mocht immers de rechthebbende adviseren bij en vertegenwoordigen in de beslissing tot aanschaf van deze applicatie.
4.4.
De bewindvoerder vertegenwoordigt bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende immers in en buiten rechte; zie art. 1:441 lid 1 eerste zin BW. Die bevoegdheid is enkel beperkt door het bepaalde in lid 2 van art. 1:441 BW. Ook al ontbreekt een (vergelijkbare) bepaling als art. 1:343 BW, de praktijk laat zien dat bewindvoerders vaak handelingen verrichten die zij in het belang van rechthebbende ‘noodzakelijk, nuttig of wenselijk’ achten; zie Asser-de Boer nr. 1166. Voor al deze handelingen — die kunnen gelden als gewoon beheer — behoeft de bewindvoerder dus niet de machtiging van de rechthebbende en/of de kantonrechter.
4.5.
In rov. 3.6.4 overweegt het hof ten onrechte als aldaar is vervat. Immers de rechthebbende behoort tot de groep die collectief zijn aangesloten op het systeem. Van die omstandigheid is rechthebbende op de hoogte. Door — vervolgens — feitelijk gebruik te maken van dat systeem en in dat kader de hem toegezonden toegangscode niet alleen te aanvaarden maar ook te gebruiken heeft de rechthebbende ten minste stilzwijgend met het gebruik ervan ingestemd en aldus de daarmee samenhangende kostenpost aanvaard. Uit een — langdurig — stilzwijgen kan immers ook de instemming worden afgeleid. Nu voorts sprake is van een beheersdaad (zie hierboven) en de rechthebbende niet eerder heeft geprotesteerd dan nadat die rechtbank Maastricht was gekomen tot haar voornemen mr. Libotte als bewindvoerder te ontslaan in alle (120) zaken die hij in behandeling had, mag c.q. moet die stilzwijgende instemming hier tot uitgangspunt worden genomen. Het hof geeft dan ook blijk van een onjuiste rechtsopvatting — althans toepassing — door te overwegen dat rechthebbende (of de kantonrechter) nooit uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven voor het gebruik van het systeem. Die toestemming kon immers ook achteraf alsnog worden gegeven. De gedragingen na en naar aanleiding van de ontvangen toegangscode zijn derhalve wel degelijk relevant; het hof betrekt deze ten onrechte niet in zijn beschouwingen en oordeel. (Vgl. datzelfde hof in zijn arrest van 16 maart 2010, zaaknummer HD 200.012.186, rov 4.3.4).
4.6.
Voor 's Hofs overweging en oordeel ‘Aldus heeft de bewindvoerder door het ongevraagd en zonder voorafgaande toestemming sluiten van dienstverleningsovereenkomsten die financiële consequenties voor rechthebbende hebben meegebracht, zijn bevoegdheid overschreden en is hij op grond van artikel 1:444 BW aansprakelijk. De kantonrechter heeft terecht beslist dat de voor het gebruik van dit systeem geïnde gelden dienen te worden terug betaald.’ bestaat derhalve geen grond.
5.
Per de datum van indiening van dit verzoekschrift tot cassatie werd niet beschikt over het proces-verbaal van de hof-zitting van 14 november 2011, zodat uitdrukkelijk het recht wordt voorbehouden dit verzoekschrift tot cassatie aan te vullen of te verbeteren indien de kennisneming van de inhoud van dit proces-verbaal hiertoe noopt.
WESHALVE: Libotte als voormalig bewindvoerder zich wendt tot uw Hoge Raad der Nederlanden met het eerbiedig verzoek gemelde hof-beschikking d.d. 28 november 2011 te willen vernietigen, met zodanige verdere beslissing als de Hoge Raad zal vermenen te behoren, kosten rechtens.
Rijswijk, 28 februari 2012
Advocaat