Het verzoekschrift is per fax ter griffie van de Hoge Raad ingekomen op 20 april 2011. Het originele exemplaar is op 21 april 2011 ontvangen.
HR, 09-09-2011, nr. 11/01900
ECLI:NL:HR:2011:BR1654
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
09-09-2011
- Zaaknummer
11/01900
- Conclusie
Mr. L. Timmerman
- LJN
BR1654
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BR1654, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 09‑09‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BR1654
ECLI:NL:PHR:2011:BR1654, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑07‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BR1654
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑04‑2011
- Vindplaatsen
Uitspraak 09‑09‑2011
Inhoudsindicatie
Onderbewindstelling; art.1:431 e.v. BW. Procesrecht; hoor en wederhoor. Sluiten gebruikersovereenkomst software applicatie namens rechthebbende een “gewone beheersdaad” als bedoeld in art. 1:441 lid 2, aanhef en onder a, BW? Beslissing hof steunt op feitelijke gegevens die niet in procesdossier voorkwamen, maar die het uit eigen beweging op internet heeft gevonden. Handelen hof in strijd met beginsel hoor en wederhoor (vgl. HR 15 april 2011, LJN BP5612, NJ 2011/180). Voortbouwend oordeel mede gebaseerd op door hof uit eigen beweging op internet gevonden gegevens, van de juistheid waarvan niet zonder meer kan worden uitgegaan.
9 september 2011
Eerste Kamer
11/01900
RM/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
handelende onder de naam Budgetbeheer Limburg B.V. (tegenwoordig geheten Cirkel Bewindvoeringen B.V.), in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [betrokkene 1],
kantoorhoudende te Maastricht,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als de bewindvoerder.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 385775/385777 EJ VERZ 10-4391/10-4392 van de kantonrechter te Maastricht van 19 juli 2010;
b. de beschikking in de zaak HV 200.075.750/01 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 20 januari 2011.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de bewindvoerder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van de bewindvoerder heeft bij brief van 15 juli 2011 op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Het gaat in deze zaak, voor zover in cassatie van belang, om de goedkeuring van de rekening en verantwoording van de bewindvoerder ter zake van het door hem in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 gevoerde bewind over de goederen van [betrokkene 1] (hierna: de rechthebbende).
De kantonrechter heeft die goedkeuring verleend onder de voorwaarde dat de bewindvoerder een bedrag van € 178,50, bestaande uit onder meer een bedrag van € 70,-- voor het administratiesysteem Smart FMS (een software applicatie), aan de rechthebbende zal hebben terugbetaald voor 1 oktober 2010. Het hof heeft die beschikking bekrachtigd.
3.2 Het middel is gericht tegen de beslissing van het hof dat de bewindvoerder het bedrag van € 70,-- voor het administratiesysteem Smart FMS moet terugbetalen aan de rechthebbende.
3.3 Blijkens het appelrekest heeft de bewindvoerder met betrekking tot het administratiesysteem Smart FMS, kort samengevat, het volgende voor het hof aangevoerd.
Smart FMS is een software applicatie die zowel aan de bewind- als aan de leefgeldrekening van de rechthebbende is gekoppeld, zodat de rechthebbende te allen tijde direct online inzage heeft in zijn eigen financiën. Krachtens zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid op grond van art. 1:441 BW, heeft de bewindvoerder namens de rechthebbende een gebruikersovereenkomst met Smart FMS gesloten, uit hoofde waarvan door de rechthebbende € 10,-- per maand rechtstreeks aan Smart FMS wordt betaald (in 2009 in totaal € 70,--). Het gaat hier om een gewone beheersdaad waarvoor geen toestemming van de rechthebbende of kantonrechter nodig is.
De gebruikersovereenkomst en daarbij te maken kosten zijn enkel in het belang van de bewindvoering van de rechthebbende aangegaan, omdat deze nu op elk gewenst moment direct inzage heeft in zijn bankrekeningen die onder bewind staan. Dat komt ook tegemoet aan de aanbevelingen van de LOK en de brancheorganisatie BPBI om periodiek bankafschriften aan de rechthebbende over te leggen. De bewindvoerder heeft voorafgaande aan de installatie van het Smart FMS systeem al zijn cliënten in een nieuwsbrief naar behoren geïnformeerd over de applicatie. De kosten zijn beperkt en passen binnen het op de rechthebbende van toepassing zijnde budgetplan, zodat deze niet benadeeld wordt in zijn wekelijks te ontvangen leefgeld of in zijn betalingsverplichtingen.
De door de rechthebbende betaalde kosten zijn op geen enkele wijze aan de bewindvoerder ten goede gekomen.
3.4 Het hof heeft dit betoog verworpen. Na te hebben vastgesteld dat de bewindvoerder heeft afgezien van een mondelinge behandeling (rov. 2.3), overwoog het daartoe, kort samengevat, als volgt.
De bewindvoerder heeft geen informatie overgelegd over de werking van het Smart FMS systeem, maar het internet (www.smartfms.nl) biedt wel enige informatie.
De software applicatie is door de bewindvoerder aangeschaft. Hij heeft niet uiteengezet of onderbouwd hoe het bedrag van € 10,-- per maand is berekend, en het bedrag komt reeds op die grond niet voor toewijzing in aanmerking. Onvoldoende is dat Smart FMS de kosten met toestemming van de bewindvoerder aan de cliënt in rekening brengt. (rov. 3.2.5.2)
Hoewel het systeem dienstbaar is aan de cliënten en voor de rechthebbende zeker enige voordelen bij het systeem te onderkennen zijn, blijkt uit de op internet gegeven informatie dat het toch in de eerste plaats een systeem ten behoeve van de administratie van de budgetbeheerder is en dat het slechts als neveneffect de financiële mutaties op de eigen rekening voor de cliënten inzichtelijk maakt. Verder is het niet een systeem waarbij de cliënt de keuze heeft daar al of niet gebruik van te maken, zo hij al bereid is de kosten daarvan te dragen en hij de capaciteiten heeft daarvan gebruik te maken. Aldus is het een systeem dat behoort tot de bedrijfsadministratie van de bewindvoerder. Voor de daarmee gepaard gaande kosten is in de LOK-richtlijn een afzonderlijke post "ongespecificeerde kosten" opgenomen. Het staat de bewindvoerder niet vrij een contract te sluiten met de systeembeheerder om deze, voor zijn rekening komende lasten in rekening te laten brengen bij de cliënt. De kosten van het Smart FMS systeem moeten derhalve voor rekening van de bewindvoerder blijven. (rov. 3.2.5.3)
Niet relevant is dat de bewindvoerder bevoegd is om namens de rechthebbende de daartoe strekkende overeenkomst met Smart FMS te sluiten, noch dat de bewindvoering transparant dient te zijn. Het gaat om kosten waarvan de draagplicht bij de bewindvoerder rust. Dat de inzet van het systeem tegemoet komt aan de wens en behoefte van de onderhavige rechthebbende, blijkt niet uit bijvoorbeeld een verklaring of schriftelijke goedkeuring van de rechthebbende voorafgaande aan de invoering van het systeem. Ook blijkt niet dat het systeem enkel in het belang is van de rechthebbende.
Nu het systeem van belang is voor alle cliënten van de bewindvoerder, dienen de kosten voor zijn rekening te komen. (rov. 3.2.5.4)
3.5 De onderdelen 3.2 tot en met 3.5 van het middel klagen dat het hof in strijd heeft gehandeld met het beginsel van hoor en wederhoor, doordat het zijn hiervoor in 3.2 vermelde beslissing blijkens rov. 3.2.5.2 en 3.2.5.3 heeft gebaseerd op gegevens die het heeft ontleend aan een eigen zoektocht op een internetsite over Smart FMS, zonder de bewindvoerder daarvan in kennis te stellen of de gelegenheid te bieden op die gegevens te reageren.
Deze klacht is gegrond. Het hof heeft zijn beslissing kennelijk doen steunen op feitelijke gegevens die niet in het procesdossier voorkwamen, maar die het uit eigen beweging op internet heeft gevonden. Door die gegevens aan zijn beslissing ten nadele van de bewindvoerder ten grondslag te leggen, zonder dat deze de gelegenheid heeft gekregen van die gegevens kennis te nemen en daarop desgewenst te reageren, heeft het hof gehandeld in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor (vgl. HR 15 april 2011, LJN BP5612, NJ 2011/180).
3.6 Onderdeel 3.8 is gericht tegen het oordeel van het hof in rov. 3.2.5.4 dat de wettelijke vertegen-woordigingsbevoegdheid van de bewindvoerder niet relevant is, omdat de draagplicht met betrekking tot de onderhavige kosten bij de bewindvoerder ligt.
Ook dit onderdeel treft doel. Het oordeel van het hof omtrent de draagplicht met betrekking tot de onderhavige kosten is blijkens rov. 3.2.5.3 en 3.2.5.4 mede gebaseerd op de door het hof uit eigen beweging op internet gevonden gegevens (in het bijzonder dat het in de eerste plaats om een systeem ten behoeve van de administratie van de bewindvoerder gaat, en dat het systeem tot zijn bedrijfsadministratie hoort en van belang is voor al zijn cliënten). Gelet op de grondbevinding van de onderdelen 3.2 tot en met 3.5 kan echter niet zonder meer van de juistheid van die gegevens worden uitgegaan, terwijl die gegevens wel (mede) van belang zijn voor het antwoord op de vraag of het namens de rechthebbende sluiten van de overeenkomst met Smart FMS en het door de rechthebbende laten betalen van de daaraan verbonden kosten aan Smart FMS, kan worden beschouwd als een "gewone beheersdaad" als bedoeld in art. 1:441 lid 2, aanhef en onder a, BW, waartoe de bewindvoerder bevoegd is en waarvoor hij geen toestemming van de rechthebbende of machtiging van de kantonrechter behoeft. Voor het antwoord op die vraag kan ook van belang zijn hoe hoog de ten laste van de rechthebbende komende kosten zijn, maar de enkele omstandigheid dat de bewindvoerder volgens het hof (rov. 3.2.5.2) niet heeft uiteengezet of onderbouwd hoe het bedrag van € 10,-- per maand is berekend, kan de afwijzende beslissing van het hof niet zelfstandig dragen.
3.7 De overige onderdelen behoeven geen behandeling. Hetgeen daarin is aangevoerd, kan na verwijzing aan de orde komen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 20 januari 2011;
verwijst het geding naar het gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers, als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 9 september 2011.
Conclusie 01‑07‑2011
Mr. L. Timmerman
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verzoeker] handelend onder de naam Budgetbeheer Limburg B.V. (tegenwoordig geheten Cirkel Bewindvoeringen B.V.) in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1])
verzoeker tot cassatie
(hierna: de bewindvoerder)
1
Bij beschikking van 19 juli 2010 heeft de rechtbank Maastricht, sector kanton, aan de bewindvoerder op zijn verzoek als loon toegekend over 2008 € 801,93 en over 2009 € 1.071,-, beide bedragen inclusief btw en kosten. Daarnaast heeft de rechter goedkeuring aan de rekening en verantwoording over 2008 en 2009 verleend onder de voorwaarde dat aan de rechthebbende bedragen van resp. € 427,67 en € 178,50 door de bewindvoerder zullen worden terugbetaald voor 1 oktober 2010. Bij brief van 31 augustus 2010 is de kantonrechter, op grond van nader overgelegde facturen, op de beslissing voor wat betreft 2008 in zoverre teruggekomen, dat een bedrag van € 389,60 niet hoeft te worden terugbetaald.
2
De bewindvoerder is van deze beschikking in hoger beroep gekomen. De rechthebbende is niet gehoord en de bewindvoerder heeft afgezien van mondelinge behandeling. Op 20 januari 2011 heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.
3
Tegen die beschikking heeft de bewindvoerder tijdig1. beroep in cassatie ingesteld.
4
Het verzoekschrift bevat één cassatiemiddel. Het middel richt zich tegen de beslissing van het hof dat de bewindvoerder over 2009 € 70,- dient terug te betalen voor het administratiesysteem FMS (zie rov. 3.2.2 van de bestreden beschikking). Middel 1 is gericht tegen rov. 3.2.5.1 tot en met 3.2.5.4. De onderdelen 3.2 tot en met 3.5 voeren aan dat het hof zelfstandig heeft kennis genomen van de website van Smart FMS en deze informatie aan zijn oordeel ten grondslag heeft gelegd. Volgens de bewindvoerder is er sprake is van een verrassingsbeslissing nu de bewindvoerder niet de mogelijkheid heeft gehad op vragen en opmerkingen van het hof over het Smart FMS systeem te reageren. Het hof heeft dan ook gehandeld in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor nu de bewindvoerder niet in de gelegenheid is gesteld te reageren op de door het hof vergaarde feiten.
5
De bewindvoerder heeft geen belang bij deze klacht. Het hof heeft in rov. 3.2.5.2 overwogen dat de bewindvoerder niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe het bedrag van € 10,- per maand is berekend. Om die reden wijst het hof deze kosten af. Vervolgens overweegt het hof in rov. 3.2.5.3 ten overvloede dat uit de op internet gegeven informatie blijkt dat het systeem in de eerste plaats een systeem ten behoeve van de administratie van de budgetbeheerder is en dat een neveneffect voor de cliënten is dat het de financiële mutaties inzichtelijk maakt. Het systeem behoort volgens het hof tot de bedrijfsadministratie van de bewindvoerder.
6
Daarnaast klagen de onderdelen 3.6 tot en met 3.8 dat het hof heeft miskend dat
- (i)
op basis van de LOK- en BPBI-richtlijnen voor tussentijdse rekening en verantwoording een bedrag van € 185,- mag worden doorbelast, dat bespaard wordt door slechts een bedrag van € 10,- per maand in rekening te brengen (onderdeel 3.6);
- (ii)
de applicatie geheel los staat van de eigen bedrijfsadministratie van de bewindvoerder (onderdeel 3.7) en
- (iii)
de kosten wel voor rekening van de betrokkene blijven nu de bewindvoerder gerechtigd is de gebruikersovereenkomst namens de onder bewind gestelde aan te gaan, aangezien het dagelijks beheer betreft (onderdeel 3.8).
7
De onderdelen falen. Het hof heeft in rov. 3.2.5.3 en 3.2.5.4 overwogen dat het gebruik maken van geavanceerde systemen niet tot een extra vergoeding aanleiding geeft. Nu het systeem van belang is voor alle cliënten van de bewindvoerder, dienen de kosten volgens het hof voor rekening van de bewindvoerder te blijven (laatste zin van rov. 3.2.5.4). Daarnaast is volgens het hof niet gebleken dat het systeem tegemoet komt aan de wens van de onderhavige cliënt. Ook staat het de bewindvoerder niet vrij om een contract te sluiten zonder voorafgaand overleg met de kantonrechter en zonder dat goedkeuring is verkregen. De bewindvoerder heeft ook geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de cliënt heeft ingestemd. Het enkele feit dat de cliënten worden geïnformeerd over het systeem is volgens het hof niet voldoende.
8
Onderdeel 3.9 klaagt dat het hof niet voorafgaande aan zijn beslissing de bewindvoerder om opheldering heeft verzocht over de pijn- of vraagpunten van het hof.
9
Het is aan de bewindvoerder om de kosten die in rekening worden gebracht voldoende te onderbouwen, zodat het hof de kosten kan toewijzen. Uit de overwegingen van het hof blijkt dat de informatie die de bewindvoerder heeft overgelegd volgens het hof niet toereikend is om de kosten voor het Smart FMS-systeem toe te kunnen wijzen. De redenering die het hof volgt is niet onbegrijpelijk, zodat het onderdeel faalt.
10
Onderdeel 3.10 voert ten slotte nog aan dat de kantonrechter te Roermond en Breda het Smart FMS-systeem zonder meer als kostenpost in het kader van een onderbewindstelling ten laste van de onder bewind gestelde hebben aanvaard en goedgekeurd. Hierdoor ontstaat verschil in behandeling. Door hiermee geen rekening te houden, geeft het hof blijk van een onjuiste rechtsopvatting althans toepassing.
11
Het onderdeel faalt. Zoals het hof in rov. 3.2.5.4 terecht opmerkt is de enkele omstandigheid dat de kantonrechter in Venlo wel goedkeuring geeft, geen omstandigheid die het hof aanleiding moet geven om anders te oordelen dan het heeft gedaan.
12
Ik concludeer tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing art. 81 Ro.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 01‑07‑2011
Beroepschrift 20‑04‑2011
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
Geeft eerbiedig te kennen:
mr. [verzoeker], handelende onder de naam Budgetbeheer Limburg B.V. (tegenwoordig geheten Cirkel Bewindvoeringen B.V.), in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [betrokkene 1] (verder te noemen: de rechthebbende), kantoorhoudende te [vestigingsplaats], ten deze de verzoeker tot cassatie, die voor deze zaak domicilie heeft gekozen te 2517 AC 's‑Gravenhage aan de Laan van Meerdervoort nr. 33 ten kantore van de aldaar gevestigde advocaat bij de Hoge Raad der Nederlanden mr. P. Garretsen, die zich als zodanig stelt en dit verzoekschrift tot cassatie ondertekent en indient.
1.
De bewindvoerder kan zich niet verenigen met de beschikking van de zevende kamer van de sector civiel recht van het Gerechtshof 's‑Hertogenbosch van 20 januari 2011 onder zaaknummer HV 200.075.750/01 te zijnen aanzien gegeven. Bij die beschikking bekrachtigde het hof de beschikking van de kantonrechter te Maastricht waarbij verkort weergegeven werd gekomen tot zekere oordelen omtrent de door de bewindvoerder gedane rekening en verantwoording in het kader van het gevoerde bewind over het vermogen van dhr. [ betrokkene 1].
2.
De bewindvoerder stelt hierbij beroep in cassatie in, en draagt na te melden middel van cassatie voor.
3.
Middel van cassatie.
Het hof heeft het recht geschonden dan wel op straffe van nietigheid in acht te nemen vormvoorschriften verzuimd door te overwegen en te beslissen als in deze beschikking is weergegeven en verwoord (waarnaar wordt verwezen), waartoe het navolgende geldt (dat zonodig in onderling verband en samenhang dient te worden gelezen en beschouwd).
3.1.
Het gaat hier om rov. 3.2.5 (3.2.5.1 tot en met 3.5.4) in deze beschikking, in samenhang met rov. 3.4 en de vervolgens gegeven uitspraak onder 4 in deze beschikking. Gemeend wordt dat deze overwegingen rechtens onjuist zijn althans bezien de inhoud van de gedingstukken onbegrijpelijk zijn, waartoe na te melden uitwerkingen en toelichting.
3.2.
Het hof heeft blijkens zijn beschikking zich gebaseerd op gegevens welke het hof heeft ontleend aan een internet-site omtrent SmartFMS door middel van een eigen zelfstandige zoektocht. Die gegevens waren niet door de bewindvoerder gepresenteerd en waren dus ook niet van zijn zijde in het debat in hoger beroep betrokken nu die rechtbank-beschikking hem daartoe geen aanleiding gaf. Het hof heeft ook niet voorafgaande aan zijn beslissing de bewindvoerder geïnformeerd dat het voornemens was internet-gegevens aan zijn beslissing ten grondslag te leggen die de bewindvoerder mogelijk (wel of) niet kende en waaromtrent het hof hem (die bewindvoerder) in de gelegenheid stelde daarop (desgewenst) nog inhoudelijk te reageren.
3.3.
Niet alleen heeft het hof dus zelfstandig besloten van de website in kwestie kennis te nemen, maar ook heeft het hof dat als zodanig gedaan door te overwegen en te oordelen als in die beide respectievelijke beschikkingen is vervat. De uitkomst van dat internetonderzoek heeft het hof derhalve direct aan zijn oordeel ten grondslag gelegd. In elk geval blijkt niet dat de desbetreffende informatie door een partij is aangevoerd, laat staan op zodanige wijze dat die informatie in het debat kon worden betrokken. De bewindvoerder meent ook dat in zoverre sprake is van een verrassingsbeslissing, nu hij (de bewindvoerder) pas in deze beschikking ermee wordt geconfronteerd dat het hof tot een eigen internet-onderzoek is gekomen, in dat kader opmerkingen plaatst en/of vraagpunten duidt welke hij (de bewindvoerder) niet zou hebben toegelicht of verduidelijkt, echter heeft het hof nagelaten hem (die bewindvoerder) hieromtrent voorafgaand aan de hof-beslissing op de hoogte te stellen, respectievelijk zou het hof vooraf hebben aangegeven dat het vraagpunten had dan was de bewindvoerder stellig ter zitting verschenen om een en ander toe te lichten of te verduidelijken.
3.4.
Nu het hof de bewindvoerder niet in de gelegenheid heeft gesteld kennis te nemen van deze door het hof (kennelijk) na de stukkenwisseling vergaarde feiten, zoals die door het hof vervolgens in zijn beschouwingen en oordeel zijn betrokken bij de beoordeling van het hoger beroep, zonder evenwel die bewindvoerder in de gelegenheid te stellen van die vergaarde gegevens en/of de in dat kader opgekomen vraagpunten kennis te nemen en zich daarover desgewenst uit te laten, heeft het hof gehandeld in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor; vgl. HR 15 april 2011, zaaknummer C 09/04354 (rov. 3.6.2.).
3.5.
De bewindvoerder is derhalve de mogelijkheid onthouden zelf nadere gegevens omtrent dit SmartFMS-systeem in het geding te brengen, en/of dus (op andere wijze) te reageren op voormelde opmerkingen en/of vraagpunten van het hof, hetgeen aldus de uitkomst van deze procedure nadelig heeft beïnvloed. Niet valt aan te nemen dat het hof — wanneer de bewindvoerder zelf de juiste en/of de volledige informatie zou hebben verstrekt — tot dezelfde beslissing zou zijn gekomen. De bewindvoerder heeft dan ook recht en belang bij vernietiging.
3.6.
Het hof heeft immers inhoudelijk het navolgende miskend. In het kader van het vermogensbewind is de bewindvoerder zelf slechts gehouden is éénmaal per jaar rekening en verantwoording jegens de onder bewind gestelde af te leggen; zie art. 444 jo. 442 leden 1 en 2 Rv. De branchevereniging BPBI eist die of zodanige verantwoording tenminste éénmaal per kwartaal. De kantoren van de bewindvoerders worden echter regelmatig gebeld met de vraag ‘zijn de rekeningen betaald’en ‘hoeveel saldo heb ik nog’, vragen die tot nu toe enkel via (het kantoor van) de bewindvoerder kunnen worden beantwoord. De bewindvoerder heeft steeds direct inzage tot de boedelrekening, zodat er voor hem geen reden of noodzaak is een extra ‘on-line ’-dienst aanwezig te hebben. De hier betrokken applicatie is echter in het leven geroepen voor de onder bewind gestelde zelf: hij kan nu op elk moment van de dag zijn bewind- en leefgeldrekening inzien, zodat betrokkene aanstonds inzage heeft in alle mutaties, het actuele èn beschikbare saldo van zijn bewind- en leefgeldrekening, zijn (maandelijkse) begroting kan raadplegen en inzage heeft in zijn schulden. Bovendien worden aldus belkosten bespaard; het betreffen hier belkosten die nu nog ten laste van het eigen budget van de onder bewind gestelde komen.
Waar de LOK- en BPBI-richtlijnen erin voorzien dat toezending van extra tussentijdse rekening en verantwoording mag worden doorbelast aan de onder bewind gestelde tot een bedrag ad € 185 per jaar, wordt aldus een wezenlijke besparing tot stand gebracht indien thans € 10,- per maand wordt doorbelast ter zake van het gebruik van deze SmartFMS-applicatie. De bewindvoerder gaat ervan uit dat het hof ambtshalve bekend is met het instituut van deze bewind- en leefgeldrekening en gemelde LOK- en BPBI- richtlijnen.
Het gaat hier dan ook niet om een vorm van internetbankieren, maar om inzage door belanghebbende zelf in de door of namens hem uitgevoerde mutaties door het kantoor van de bewindvoerder daarbij handelende namens deze. Immers de bewindvoerder bewaakt de financiën van de onder bewind gestelde via deze bewind- en leefgeldrekening; de hier betrokken applicatie biedt de onder bewind gestelde de mogelijkheid tot online-inzage; daartoe wordt een zelfstandige gebruikersovereenkomst aangegaan met betrokkene zelf.
3.7.
Het betreft derhalve ook geen faciliteit vanuit de bewindvoerder zelf, maar een door het kantoor van de bewindvoerder bij wege van service aangeboden on-line-dienst die men kan inkopen, en waartoe aldus ook geen verplichting bestaat. Die applicatie staat ook geheel los van de eigen bedrijfsadministratie van de bewindvoerder. Het hof overweegt en oordeelt ten onrechte anders.
3.8.
Anders dan het hof overweegt en oordeelt is de bewindvoerder zelf gerechtigd de gebruikersovereenkomst namens de onder bewind gestelde aan te gaan, nu het hier toch het dagelijkse beheer betreft; die omstandigheid is anders dan het hof in rov. 3.2.5.4 overweegt aldus wel degelijk relevant. Een redelijk en vakbekwaam bewindvoerder zorgt er immers voor dat de rechthebbende, wiens goederen onder bewind staan, op de meest moderne manier op de hoogte komt van hetgeen ter zake van dit bewind plaats heeft; in dat kader past heel goed deze on-line-applicatie. De kosten daarvan komen aldus ook voor rekening van betrokkene zelf; het hof overweegt en oordeelt aldus ten onrechte dat het hier betreft kosten waarvoor de draagplicht rust bij de bewindvoerder.
3.9.
In deze rov.n 3.2.5.2 tot en met 3.2.5.4 miskent het hof voorts dat het hof niet voorafgaande aan zijn beslissing de bewindvoerder om opheldering heeft verzocht omtrent de pijn- of vraagpunten welke het hof in deze overwegingen formuleert, zodat deze overwegingen zijn gebaseerd op gronden die deze overwegingen en de daarmee samenhangende uitspraak niet kunnen dragen.
3.10.
Nu de Kantonrechter te Roermond en die in Breda de betrokken faciliteit zonder meer als kostenpost in het kader van een onderbewindstelling ten laste van de onder bewind gestelde hebben aanvaard en goedgekeurd, ontstaat verschil in behandeling; die kantonrechters oordeelden kennelijk ook geen reden of noodzaak aanwezig voor het vooraf vragen van toestemming (indien dit overigens niet reeds feitelijk zou zijn geschied). Deze omstandigheden diende het hof wel degelijk in zijn oordeel te betrekken, nu zij impliceren dat het hof aldus zelf blijk geeft van een onjuiste rechts- opvatting althans -toepassing.
Weshalve de bewindvoerder zich wendt tot uw Hoge Raad der Nederlanden met het eerbiedig verzoek gemelde hof-beschikking te willen vernietigen, met zodanige verdere beslissing als de Hoge Raad zal vermenen te behoren, kosten rechtens.
's‑Gravenhage, 20 april 2011.
Advocaat