Relativiteit, causaliteit en toerekening van schade
Einde inhoudsopgave
Relativiteit, causaliteit en toerekening van schade (R&P nr. CA21) 2019/5.4:5.4 Samenvatting
Relativiteit, causaliteit en toerekening van schade (R&P nr. CA21) 2019/5.4
5.4 Samenvatting
Documentgegevens:
D.A. van der Kooij, datum 01-08-2019
- Datum
01-08-2019
- Auteur
D.A. van der Kooij
- JCDI
JCDI:ADS583947:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
285. In dit hoofdstuk heb ik de ingangsvoorwaarde behandeld of de gelaedeerde – ongeacht de met een bepaalde norm beoogde bescherming – überhaupt wel aanspraak kan maken op nakoming van die norm en, in het verlengde daarvan, op schadevergoeding in het geval van schending van die norm (§ 5.1).
In het geval van verplichtingen uit overeenkomst bleek, onafhankelijk van de met de verplichting beoogde bescherming, als uitgangspunt te gelden dat slechts de schuldeiser aanspraak heeft op nakoming en/of schadevergoeding tenzij door contractspartijen beoogd is ook een derde een aanspraak te geven. Het enkele feit dat met een verplichting uit overeenkomst wel beoogd is een derde te beschermen, is niet voldoende voor het bestaan van een aanspraak van die derde op gedrag conform die norm van de schuldenaar en op schadevergoeding in het geval van schending van die norm. Anders kan dit worden als de derde zich ook aan deze verplichting tegenover de schuldeiser dient te houden en sprake is van wederkerigheid tussen de schuldenaren (§ 5.2).
In verband met de verschillende door art. 6:162 lid 2 BW geïmpliceerde rechtsplichten geldt het volgende. Aan een subjectief recht kan alleen de rechthebbende aanspraken ontlenen. Aan een norm van ongeschreven recht kan in beginsel eenieder die met de norm beoogd wordt te beschermen aanspraken ontlenen. In het geval van wettelijke normen ligt de kwestie lastiger. In de driemanschapstoelichting is ter zake van wettelijke normen onderscheid gemaakt tussen de met de norm beoogde bescherming en de vraag of bedoeld is belanghebbenden een aanspraak op nakoming en/of schadevergoeding te geven. Ook in de literatuur is sinds lange tijd algemeen aanvaard dat mogelijk is dat niet met een norm bedoeld is om gelaedeerden aanspraak op schadevergoeding te geven, zelfs als met de norm wel beoogd is die gelaedeerden te beschermen. Hoewel aan normen die voor de overheid gelden volgens de literatuur in dit verband een speciale plaats toekomt, wordt niet duidelijk wanneer gelaedeerden aan een norm geen aanspraken kunnen ontlenen. Ook de jurisprudentie is hierover weinig duidelijk. Ik heb betoogd dat in het geval van een algemeen verbindend voorschrift dat ook voor burgers kan gelden, het uitgangspunt is dat met de norm bedoeld is degenen die met de norm beoogd worden te beschermen ook aanspraak te geven op gedrag conform de norm. Indien sprake is van een specifiek aan een overheidsinstantie opgelegde wettelijke plicht, dan kan van relatief subtiele omstandigheden afhangen of bedoeld is om belanghebbende burgers aanspraak te geven op gedrag conform de norm. Waar het gaat om de wettelijke verplichting van een bestuursorgaan om binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen, geldt dat deze verplichting bestuursrechtelijk is gesanctioneerd en daarom (ook) degene die met de norm beoogd wordt te beschermen, geen privaatrechtelijke aanspraak op gedrag conform de norm heeft. Ingeval de overheidsinstantie een verplichting heeft om in het algemeen belang een bepaalde taak uit te voeren, dan is het uitgangspunt dat ook degenen die met de norm beoogd worden te beschermen geen aanspraak hebben op gedrag van de overheidsinstantie conform die norm. Onder omstandigheden kan dat anders zijn. Wanneer de wettelijke plicht geen basis biedt voor een aanspraak op schadevergoeding kan mogelijk een tevens voor de tekortschietende overheidsinstantie geldende norm van ongeschreven recht wel zo’n basis bieden (§ 5.3).