Rb. Midden-Nederland, 17-04-2019, nr. C/16/474620 / FO RK 19-137 C/16/474624 / FO RK 19-138
ECLI:NL:RBMNE:2019:6763
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
17-04-2019
- Zaaknummer
C/16/474620 / FO RK 19-137 C/16/474624 / FO RK 19-138
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2019:6763, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 17‑04‑2019; (Beschikking)
Herziening: ECLI:NL:HR:2021:1513
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2020:6696
Uitspraak 17‑04‑2019
Inhoudsindicatie
Aanhouding verzoeken van de vader in afwachting van onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
locatie Utrecht
C/16/474620 / FO RK 19-137
C/16/474624 / FO RK 19-138
Beschikking van 17 april 2019
in de zaak van:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. S.N. Ziekman-Meijerink,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. J.M. Spronk.
1. Het verloop van de procedure
1.1.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- -
Het verzoekschrift van de vader, ingekomen ter griffie op 30 januari 2019;
- -
Het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, van de moeder, ingekomen ter griffie op 25 maart 2019;
- -
Aanvullende producties van de vader, ingekomen ter griffie op 8 februari 2019;
- -
Aanvullende producties van de vader, ingekomen ter griffie op 20 maart 2019;
1.2.
De zaak is behandeld ter zitting van 1 april 2019. De vader is verschenen met zijn advocaat. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) is verschenen mevrouw [A] .
1.3.
De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
1.4.
Het verzoek tot het vaststellen van kinderalimentatie zal worden afgesplitst en voor verdere afdoening worden geregistreerd onder zaaknummer: C/16/477796 FO RK 19-1701.
1.5.
De rechtbank heeft, op verzoek van de Raad, een voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken over [minderjarige] voor de duur van drie maanden.
2. Feiten
2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is:
- [minderjarige] , geboren op [2018] te [geboorteplaats] .
2.3.
De vader heeft [minderjarige] voor haar geboorte erkend.
2.4.
Bij vonnis in kort geding van 21 december 2018 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de moeder veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan een voorlopige omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] . De regeling houdt in dat de vader twee keer per week twee uur omgang met [minderjarige] zal hebben, een keer twee uur op een doordeweekse dag en een keer twee uur op een dag in het weekend. De regeling start 24 uur na de betekening van dit vonnis.
Verder heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de omgang zal plaatsvinden elke woensdagmiddag van 14.00 uur tot 16.00 uur en elke zaterdagochtend van 10.00 uur tot 12.00 uur, waarbij de vader [minderjarige] ophaalt bij het huis van de moeder en [minderjarige] ook weer terugbrengt bij de moeder, als de ouders niet onderling tot een concrete dag- en tijdsbepaling kunnen komen.
Ten slotte is bepaald dat de moeder een dwangsom verbeurt van € 250,- voor elke keer dat zij niet meewerkt aan de omgang.
2.5.
Bij beschikking van 15 maart 2019 heeft deze rechtbank de ambtenaar van de burgerlijke stand opdracht gegeven de geboorteakte van [minderjarige] te verbeteren, zodat de geslachtsnaam van [minderjarige] wordt gewijzigd in ‘ [geslachtsnaam] ’ en de geboorteakte ook de naam van de vader vermeldt.
2.6.
Bij arrest van 19 maart 2019 heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden het kort geding vonnis van de rechtbank gewijzigd. Het Hof heeft bepaald dat de vader [minderjarige] op de donderdagen om 15.00 uur ophaalt bij het kinderdagverblijf en haar daar weer terug om 17.00 uur terugbrengt. Op de zondag haalt de vader [minderjarige] op bij de moeder om 10.00 uur en brengt haar daar weer terug om 12.00 uur. Het Hof heeft de te verbeuren dwangsommen bepaald op maximaal € 25.000,-.
3. Verzoek en verweer
3.1.
De vader heeft de rechtbank verzocht te bepalen:
- Een omgangsregeling vast te stellen tussen de vader en [minderjarige] :
o gedurende de eerste maand na de in deze te wijzen beschikking iedere donderdag van 12.00 uur tot 17.00 uur en iedere zaterdag van 12.00 uur tot 17.00 uur;
o gedurende de tweede maand na de in deze te wijzen beschikking iedere donderdag van 12.00 uur tot 19.00 uur en iedere zaterdag van 12.00 uur tot 19.00 uur;
o gedurende de derde maand na de in deze te wijzen beschikking iedere donderdag van 12.00 uur tot en met iedere vrijdag 08.30 uur en iedere zaterdag van 12.00 uur tot en met iedere zondag 12.00 uur;
o vanaf het moment dat [minderjarige] 1 jaar wordt, 12 november 2019, iedere woensdag van 18.00 uur tot en met iedere vrijdagochtend 08.30 uur en in de even weken het weekend van vrijdagochtend 08.30 uur tot en met maandagochtend 08.30 uur;
- -
dat partijen ieder een gelijk aandeel zullen hebben in het halen en brengen van [minderjarige] naar de andere ouder waarbij de ouder bij wie [minderjarige] het laatst verbleef, haar naar de andere ouder terugbrengt wanneer er gewisseld wordt of indien van toepassing is, de wissel zal plaatsvinden doordat de ouder waar [minderjarige] verbleef haar naar de opvang/school brengt en de andere ouder haar zal ophalen van de opvang/school;
- -
dat de moeder voor iedere keer dat zij in strijd handelt met het onder I verzochte, aan de vader een dwangsom verbeurt van € 1.000,-;.
- -
dat de vader, samen met de moeder, gezamenlijk met de uitoefening van het gezag over [minderjarige] wordt belast;
- -
dat de moeder de vader uiterlijk op de eerste datum van de maand van ieder jaar schriftelijk moet informeren over belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot [minderjarige] , waarbij in ieder geval informatie wordt verstrekt over de gezondheid en de ontwikkeling, eventuele doktersbezoeken, medische behandelingen en medicijngebruik en te bepalen dat de moeder een dwangsom verbeurt van € 250,- voor iedere keer dat zij haar informatieplicht jegens de vader niet nakomt;
- -
dat de moeder de vader dient te consulteren omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot [minderjarige] .
3.2.
De moeder voert verweer tegen de verzoeken van de vader en concludeert tot afwijzing. Bij wijze van zelfstandig verzoek vraagt de moeder de rechtbank te bepalen:
- -
een omgangsregeling vast te stellen inhoudende dat de vader eens in de week [minderjarige] bij zich heeft op zondagmiddag waarbij één van zijn ouders meekomen zowel bij het halen en het brengen;
- -
de vader te veroordelen tot betaling van kinderalimentatie voor een bedrag van € 945,- ;
- -
de vader te veroordelen tot het overleggen van schriftelijke bewijsstukken waaruit zijn financiële situatie blijkt.
4. Beoordeling van het verzochte
Wat is er aan de hand?
4.1.
Partijen hebben vanaf augustus 2015 een affectieve relatie gehad. In oktober 2018 zijn de ouders uit elkaar gegaan, terwijl de moeder zwanger was van [minderjarige] . De vader was niet bij de bevalling aanwezig, omdat de moeder hem niet op de hoogte had gebracht. De vader heeft daarna in kort geding gevraagd om een omgangsregeling vast te stellen. Die is vastgesteld en de vader heeft [minderjarige] voor het laatst gezien op 16 maart 2019. Ter zitting is gebleken dat de vader geen omgang meer heeft met [minderjarige] . De moeder is niet verschenen bij de jeugdbeschermingstafel en bij de afspraak voor het opmaken van een veiligheidsplan. Daarnaast is de moeder niet ter zitting verschenen. De moeder blijkt de huur te hebben opgezegd per 1 april 2019. Zij is met [minderjarige] verhuisd. Niemand weet waar de moeder en [minderjarige] zich nu bevinden. De moeder is dus niet bereikbaar voor instanties. Op verzoek van de Raad heeft de rechtbank [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld voor drie maanden.
Ten aanzien van de verzoeken
4.2.
De rechtbank acht zich op dit moment onvoldoende geïnformeerd om een beslissing te nemen op de openstaande verzoeken en zal de Raad verzoeken om de onderstaande vragen mee te nemen in het beschermingsonderzoek:
- -
is er sprake van een afwijzingsgrond met betrekking tot het verzoek tot gezamenlijk gezag, en;
- -
zijn er bezwaren tegen zorg- en opvoedingstaken voor ieder van de ouders en zo nee, welke verdeling van zorg- en opvoedingstaken is het meest in het belang van [minderjarige] .
De beslissing op de verzoeken zal worden aangehouden tot de in het dictum genoemde pro forma datum.
Dwangsom
4.3.
Nu de rechtbank geen beslissing neemt ten aanzien van de zorgregeling blijft de beschikking van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 19 maart 2019 in stand. De moeder blijft dan ook een dwangsom verbeuren voor iedere keer dat de omgang door haar toedoen niet plaatsvindt.
5. De beslissing
5.1.
houdt iedere beslissing aan voor de duur van 3 maanden tot de pro forma datum van 1 juli 2019;
5.2.
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming om binnen een periode van drie maanden na datum van deze beschikking rapport en advies aan de rechtbank uit te brengen over de volgende vragen:
- -
is er sprake van een afwijzingsgrond met betrekking tot het verzoek tot gezamenlijk gezag, en;
- -
zijn er bezwaren die in de weg staan aan een toedeling van de zorg- en opvoedingstaken aan ieder van de ouders en zo nee, welke verdeling van zorg- en opvoedingstaken het meest in het belang van [minderjarige] moet worden geacht.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.T. van Rens, (kinder)rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.A. Quaedvlieg als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2019. | ||
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden. | ||