JAR 2014/30
Het vorderen van wettelijke rente over de wettelijke verhoging in afzonderlijk geding verdraagt zich niet met de matigingsbevoegdheid van de rechter ex art. 7:625 BW.
Hof Amsterdam 08-10-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 (Datawell)
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
8 oktober 2013
- Magistraten
Mrs. W.H.F.M. Cortenraad, A.M.A. Verschuere, J.F.M. Strijbos
- Zaaknummer
200.121.491/01
- Roepnaam
Datawell
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Verbintenissenrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:GHAMS:2013:3271, Uitspraak, Hof Amsterdam, 08‑10‑2013
- Wetingang
Art. 6:119, 7:625 BW
Essentie
In 2005 wordt werkgever door de kantonrechter veroordeeld om € 42.534,24 te betalen aan achterstallig salaris en vakantiedagen, vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging tot het maximum van 50% (art. 7:625 BW). Nadat het hof het vonnis heeft bekrachtigd, voldoet werkgever de vordering. Werknemer is nog ontevreden en vordert de wettelijke rente over de wettelijke verhoging in een afzonderlijke procedure. De kantonrechter wijst de vordering af. Werknemer gaat in beroep.
Volgens het hof heeft de wettelijke rente uitsluitend betrekking op de in de beslissing genoemde hoofdsom van € 42.534,24 en niet op de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.