Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 december 2020, genummerd PL0900-2020310858, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 420. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 29-11-2022, nr. 21-004703-21
ECLI:NL:GHARL:2022:10255
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
29-11-2022
- Zaaknummer
21-004703-21
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2022:10255, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 29‑11‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:321
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2022-0723
Uitspraak 29‑11‑2022
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft onder bedreiging van een vuurwapen een koffer met de dagopbrengst van het slachtoffer weggenomen. Toen het slachtoffer vervolgens achter verdachte aan rende heeft verdachte meerdere kogels op hem afgevuurd, waarbij het slachtoffer ernstig gewond is geraakt aan zijn benen en arm. Daarnaast heeft verdachte meerdere aanwezigen met het vuurwapen bedreigd, waarbij ook weer is geschoten en één van de slachtoffers onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen tot afgifte van zijn auto om de vlucht mogelijk te maken. Er zijn DNA-sporen en dactyloscopische sporen van verdachte aangetroffen en daarnaast blijken uit het dossier meerdere opmerkelijke feiten en omstandigheden die voor verdachte zeer belastend zijn. Verdachte heeft geen medewerking willen verlenen aan het onderzoek in het PBC. Ondanks het voorgaande kon een antisociale persoonlijkheidsstoornis worden vastgesteld. De stoornis was ook aanwezig ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Het hof veroordeelt de verdachte voor de bovengenoemde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren. Het hof legt daarnaast aan verdachte de maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege en de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking op. Verder wordt de vordering tot herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 852 dagen toegewezen. Grotendeels toewijzing diverse vorderingen benadeelde partijen.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004703-21
Uitspraak d.d.: 29 november 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 27 oktober 2021 met parketnummer 16-251682-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 99-000688-43, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [woonplaats] , [adres ] ,
thans verblijvende in P.I. [plaats ] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren, met aftrek van het voorarrest en tot oplegging van een niet gemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat:
- -
de vordering van [benadeelde 1] wordt toegewezen tot een bedrag van € 45.680,97, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat de toekomstige schade conform het verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard;
- -
de vordering van [benadeelde 2] wordt toegewezen tot een bedrag van € 30.800,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard;
- -
de vordering van [benadeelde 3] geheel wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- -
de vordering van [benadeelde 4] wordt toegewezen tot een bedrag van € 2.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard;
- -
de vordering van [benadeelde 5] wordt volledig wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- -
de vordering van [benadeelde 6] wordt toegewezen tot een bedrag van € 2.461,50, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard;
- -
de vordering van [benadeelde 7] wordt toegewezen tot een bedrag van € 2.000 immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat de vordering wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk wordt verklaard;
- -
de vordering van [benadeelde 8] volledig wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Tot slot heeft de advocaat-generaal volledige herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling in de zaak met parketnummer 21-002860-14 gevorderd. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.B. Stenger, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Verdachte is bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland van 27 oktober 2021, waartegen het hoger beroep is gericht, ter zake van het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft daarnaast gelast dat de verdachte niet-gemaximeerd ter beschikking zal worden gesteld en bevolen dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de rechtbank geoordeeld dat:
- -
de vordering van [benadeelde 1] wordt toegewezen tot een bedrag van € 43.980,31, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard;
- -
de vordering van [benadeelde 2] wordt toegewezen tot een bedrag van € 30.800,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard;
- -
de vordering van [benadeelde 3] wordt toegewezen tot een bedrag van € 2.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard;
- -
de vordering van [benadeelde 4] wordt toegewezen tot een bedrag van € 2.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard;
- -
de vordering van [benadeelde 5] volledig wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- -
de vordering van [benadeelde 6] wordt toegewezen tot een bedrag van € 2.461,50, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard;
- -
de vordering van [benadeelde 7] wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.017,39, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat de vordering voor het overige wordt afgewezen;
- -
de vordering van [benadeelde 8] volledig wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft verdachte telkens veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt. Deze kosten zijn begroot op nihil.
De vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling heeft de rechtbank volledig toegewezen.
Het hof zal het vonnis vernietigen omdat het komt tot deels andere kwalificaties en ten aanzien van de op te leggen maatregelen en de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen tot een enigszins andere beslissing komt. Daarnaast vult het hof de gronden aan. Het hof zal daarom opnieuw recht doen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 23 september 2020 te Almere , op de openbare weg, te weten [adres ] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven meerdere malen, althans eenmaal, gericht met een vuurwapen op die [benadeelde 1] heeft geschoten en/of die [benadeelde 1] in de armen en/of benen heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.hij op of omstreeks 23 september 2020 te Almere , op de openbare weg, te weten [adres ] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 3] opzettelijk van het leven te beroven gericht met een vuurwapen op die [benadeelde 3] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiairhij op of omstreeks 23 september 2020 te Almere , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [benadeelde 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door meermalen met een vuurwapen in de nabijheid/in de richting van die [benadeelde 3] te schieten;
3.hij op of omstreeks 23 september 2020 te Almere , op de openbare weg, te weten [adres ] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [benadeelde 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een koffer met daarin 23.620 Euro, althans enig geldbedrag, zijnde de dagomzet van vijf dagen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een derde, te weten aan [benadeelde 5] . toebehoorde, door - met een vuurwapen in de hand op die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 4] af te rennen/lopen en/of - tegen die [benadeelde 1] meerdere malen, althans eenmaal te schreeuwen: “Ik wil je koffer, ik wil je koffer”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of - (daarbij) met dat vuurwapen meermalen, althans eenmaal in lucht te schieten en/of - (daarbij) op een afstand van ongeveer één meter, althans op korte afstand van die [benadeelde 1] te staan en/of die [benadeelde 1] aan te kijken en/of - (nadat die [benadeelde 1] de achtervolging had ingezet) meerdere malen, althans eenmaal, gericht met dat vuurwapen op die [benadeelde 1] te schieten;
4.hij op of omstreeks 23 september 2020 te Almere , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een vuurwapen van categorie II en/of III, merk Browning en/of munitie van categorie II en/of III, te weten diverse (scherpe) patronen, merk [kenmerk huls] , voorhanden heeft gehad;
5.hij op of omstreeks 23 september 2020 te Almere , op de openbare weg, te weten [adres ] , een [merk auto] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door - tegen die [benadeelde 6] meerdere malen, althans eenmaal te schreeuwen: “Uitstappen, uitstappen” en/of dat hij, die [benadeelde 6] , hem, verdachte moest wegbrengen en/of “Ik ga je doodschieten”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of - (daarbij) een vuurwapen op die [benadeelde 6] te richten;
en/of
dat hij op of omstreeks 23 september 2020 te Almere , op de openbare weg, te weten [adres ] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [benadeelde 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een [merk auto] , in elk geval enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 9] , door -tegen die [benadeelde 6] meermalen, althans eenmaal te schreeuwen: “Uitstappen, uitstappen” en/of dat hij, die [benadeelde 6] , hem, verdachte moest wegbrengen en/of “Ik ga je doodschieten”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of -(daarbij) een vuurwapen op die [benadeelde 6] te richten;
6.hij op of omstreeks 23 september 2020 te Almere , [benadeelde 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een vuurwapen op die [benadeelde 7] te richten;
7.hij op of omstreeks 23 september 2020 te Almere , opzettelijk en wederrechtelijk (de voorkant van) de personenauto gekentekend [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 8] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen1.
Bewijsmiddelen ten aanzien van de onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde
feiten
1. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in een proces-verbaal van bevindingen2.van 8 oktober 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
Op woensdag 23 september 2020, omstreeks 17:00 uur, heeft er een beroving, met gebruikmaking van een vuurwapen, plaatsgevonden op [adres ] te Almere .
Op de opnames van de camerabeelden is te zien dat de verdachte met de fiets naar het plaats delict fietst. Wij zagen dat de fiets een damesfiets betrof, groen van kleur, met een bagagedrager aan de achterzijde. Aan de rechterzijde van het stuur hing een blauwe Albert Heijn tas.
2. Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben in een proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict 23.van 30 september 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
Op woensdag 23 september 2020 om 17:45 uur kwamen wij, naar aanleiding van een poging diefstal met geweld, voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [adres ] , [plaats ] .
De volgende sporendrager is in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
SIN: [nummer]
Object: Tas
Bijzonderheden: Albert Heijn plastic tas
SIN: [nummer]
Object: Handvat
Bijzonderheden: Beide handvatten van de fiets
3. Verbalisant [verbalisant 5] heeft in een proces-verbaal vooronderzoek lab4.van 1 oktober 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
Onderzoek tas met SIN [nummer]
Veiliggestelde sporen
SIN: [nummer]
Spoortype: Dacty
Plaats veiligstellen: Tas [nummer] : barcode zijde, buit. z.. rechts
SIN: [nummer]
Spoortype: Dacty
Plaats veiligstellen: Tas [nummer] : barcode zijde, buit. z. rechts naast hengel
SIN: [nummer]
Spoortype: Dacty
Plaats veiligstellen: Tas [nummer] : niet barcode z., buit. z. linksboven
SIN: [nummer]
Spoortype: Dacty
Plaats veiligstellen: Tas [nummer] : niet barcode z., buitz. in ‘a’
SIN: [nummer]
Spoortype: Dacty
Plaats veiligstellen: Tas [nummer] : barcode zijde, binnenkant
SIN: [nummer]
Spoortype: Dacty
Plaats veiligstellen: Tas [nummer] : barcode zijde, binnenkant
SIN: [nummer]
Spoortype: Biologisch
Spooromschrijving: Epitheel
Plaats veiligstellen: Tas [nummer] : beide hengsels in geheel
4. Verbalisant [verbalisant 14] heeft in een proces-verbaal resultaat onderzoek dactyloscopische sporen5.onder meer het volgende gerelateerd:
SIN: [nummer]
Spoortype: Dacty
Spooromschrijving: vingerafdruk
Uitslag: Geïndividualiseerd op: [verdachte] [geboortedag] /1989
SIN: [nummer]
Spoortype: Dacty
Spooromschrijving: vingerafdruk
Uitslag: Geïndividualiseerd op: [verdachte] [geboortedag] /1989
SIN: [nummer]
Spoortype: Dacty
Spooromschrijving: vingerafdruk
Uitslag: Geïndividualiseerd op: [verdachte] [geboortedag] /1989
SIN: [nummer]
Spoortype: Dacty
Spooromschrijving: handpalmafdruk
Uitslag: Geïndividualiseerd op: [verdachte] [geboortedag] /1989
SIN: [nummer]
Spoortype: Dacty
Spooromschrijving: vingerafdruk
Uitslag: Geïndividualiseerd op: [verdachte] [geboortedag] /1989
SIN: [nummer]
Spoortype: Dacty
Spooromschrijving: vingerafdruk
Uitslag: Match op: [verdachte] [geboortedag] /1989
5. Rapporteur [rapporteur] heeft in het rapport ‘Onderzoek naar biologische sporen en
DNA-onderzoek naar aanleiding van een overval in Almere op 23 september 2020’6.onder meer het volgende gerapporteerd:
[nummer] #02 (handvat 2)
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van drie
niet-verwante personen.
DNA-mengprofiel [nummer] #02 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen.
[nummer] #01 (hengsels tas)
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee
niet-verwante personen.
DNA-mengprofiel [nummer] #01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
6. Verbalisant [verbalisant 6] heeft in een proces-verbaal van bevindingen7.van 19 oktober 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
In het kader van het onderzoek zijn er meerdere telefoonnummers getapt. Waaronder een telefoonnummer van de moeder van de verdachte, genaamd [naam moeder verdachte] .
Via het telefoonnummer van [moeder verdachte] werd er een gesprek gevoerd met een man die zij [naam 1] noemt. In dit gesprek werd er aangegeven dat de zoon van [moeder verdachte] is opgepakt.
[naam 1] : je zoon is opgepakt.
[moeder verdachte] : Ja ik weet het.
[naam 1] : Ja ik heb het gehoord. Ik was erbij. Ik stond er pal naast
[moeder verdachte] : Dat meen je..
[naam 1] : Ja. Ik denk nee het zal niet. Nou het zal wel.
[moeder verdachte] : Ja ik heb het wel mee gekregen vorige week allemaal herrie en alles maarja.. [naam 2] zei dat er stond 31 jarige man opgepakt dus..
[naam 1] : Ja ja ja. Ja ik wist het allang hoor. Dat die het was. Al heel heel lang. Vanaf de eerste minuut al. Ik heb hem al zovaak moeten verplaatsen in de tussentijd, hij is overal geweest, bij mijn dochters., overal. Hij zat overal verstopt.
[moeder verdachte] : Hoe wist je dan dat hij het was?
[naam 1] : jaa. jaa... Als je ziet hoe het allemaal is gebeurd. Papa had geen handschoenen aan he. Snap je em?
[moeder verdachte] : Ja.
[naam 1] : Er is een heleboel gevonden.
[moeder verdachte] : Tering.
[naam 1] : Ik hoop voor jou ook, ik heb er een hard hoofd in.. Maar dat [verdachte] ook nooit meer thuis komt.
[moeder verdachte] : Nee?
[naam 1] : Nee. Ik ben bang dat [verdachte] tbs krijgt.
[moeder verdachte] : tbs?
[naam 1] : Ja. dus dan komt die nooit meer los. Daar hadden ze toch al mee gedreigd vorige keer.
7. Verbalisant [verbalisant 7] heeft in een proces-verbaal van bevindingen8.van 30 september 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
Onderzoek fiets
Op woensdag 30 september 2020 heb ik verbalisant onderzoek gedaan naar fiets alwaar de verdachte mee naar de plaats delict was gereden. Ik zag dat de fiets was voorzien van een framenummer en een fiets sticker. Ik zag dat deze sticker van de fietsenhandel [naam fietsenhandel] was te [plaats ] . Ik zag dat het framenummer [framenummer] betrof.
Handelaar [naam fietsenhandel] :
Vervolgens heb ik met het bovenstaande bedrijf contact opgenomen, ik hoorde dat ik telefonisch contact had met een medewerker die mij opgaf te zijn [medewerker fietsenhandel] . Ik vroeg aan [medewerker fietsenhandel] of hij de herkomst van de fiets kon nagaan en de eigenaar. Ik hoorde dat hij in zijn computer zocht en dat hij aangaf dat hij deze fiets herkende en dat hij deze in begin september dit jaar had verkocht aan een opkoper. De naam van deze opkoper was [opkoper] en hij gaf hierbij een telefoonnummer.
Handelaar [opkoper] .
Hierop heb ik telefonisch contact opgenomen met [opkoper] . Ik hoorde dat [opkoper] opgaf te zijn [opkoper] , ik hoorde dat hij wist dat hij in begin september 2020 een fiets had gekocht van de handelaar [naam fietsenhandel] . Vervolgens heb ik de bovenstaande fiets aan hem omschreven. Ik hoorde dat [opkoper] geen framenummers of andere details had genoteerd. Wel kon hij zich hereinneren dat hij deze fiets had doorverkocht. [opkoper] vertelde mij dat hij fietsen opkoopt en deze vervolgens weer doorverkoopt aan andere handelaren. Vervolgens heb ik hem een foto gestuurd van de bovenstaande fiets.
Ik hoorde dat [opkoper] verklaarde dat hij deze fiets en andere fietsen had verkocht aan ene [naam 3] met een Bikeshop in [plaats ] . Hierbij verstrekte hij een telefoonnummer van deze [naam 3] . Tevens verklaarde [opkoper] dat hij de fietsen verkocht had op 7 september 2020 aan [naam 3] . Dit was op een maandag.
Handelaar [naam 3] :
Ik hoorde dat [naam 3] bevestigde dat hij [naam 3] was en dat hij een fietsenhandel had in het centrum van [plaats ] . Hierop heb ik de fiets aan [naam 3] omschreven, ik hoorde dat hij na moest denken en dat hij zich kon herinneren dat hij deze fiets recentelijk had verkocht, ergens op een zaterdag dacht hij. Hij herinnerde zich nog dat er een oudere vrouw en een jonge jongen deze fiets hadden gekocht. Hij dacht eerst dat het moeder en zoon was. Echter de jongen had gezegd dat het niet zijn moeder was maar zijn vriendin. Hij omschreef de vrouw als een vrouw van ongeveer 49 jaar en de jongen 29 jaar oud.
*Op dit signalement sloeg ik verbalisant [verbalisant 7] , direct aan. Ik wist dat de verdachte [verdachte] 31 jaar oud is en woonachtig/GBA ingeschreven staat in [plaats ] . Hij staat daar samen ingeschreven met zijn vriendin [vriendin verdachte] die 49 jaar oud is.*
8. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in een proces-verbaal van bevindingen9.van 8 oktober 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
Naar aanleiding van dit schietincident zijn er onder andere van de volgende bedrijven en woningen camerabeelden veiliggesteld:
[bedrijf 1] , [adres ] te Almere ;
[bedrijf 2] , [adres ] te Almere ;
[bedrijf 3] , [adres ] te Almere ;
[bedrijf 3] , [adres ] te Almere ;
[adres ] te Almere ;
[bedrijf 4] , [adres ] te Almere ;
[bedrijf 5] , [adres ] te Almere ;
[bedrijf 6] , [adres ] te Almere .
Dit betreffen camerabeelden die zijn geregistreerd op woensdag 23 september 2020, tussen 16:00 uur en 17:30 uur. (…)
Aankomstroute verdachte op fiets
Op de opnames van de camerabeelden is te zien dat de verdachte met de fiets naar het plaats delict fietst. Wij zagen dat de fiets een damesfiets betrof, groen van kleur, met een bagagedrager aan de achterzijde. Aan de rechterzijde van het stuur hing een blauwe Albert Heijn tas. (…)
Tijdslijn inclusief correctie
Voor deze tijdslijn zijn meerdere opnames van camera’s bekeken en bijgevoegd. In onderstaande kolom is de tijdslijn te zien van de route van de verdachte op de fiets tot het vluchten van de verdachte in de [merk auto] . Op meerdere camera’s bleek dat de cameratijd niet gelijk liep met de atoomtijd. In deze kolom is de atoomtijd weergeven. De correctie die is toegepast op de opnames ten opzichte van de atoomtijd zal in het vervolg van dit proces-verbaal beschreven worden.
16:59:15 Verdachte op de fiets de [adres ] in.
16:59:16 Verdachte ter hoogte van [adres ] richting [adres ] .
16:59:43 Verdachte ter hoogte van [adres ] richting [adres ] .
17:00:18 Verdachte fietst in de [adres ] over fietsbrug richting
[adres ] .
17:00:43 Verdachte fietst vanaf de [adres ] de zijstraat [adres ] in.
17:00:45 Verdachte fietst door de zijstraat [adres ] richting de hoofdweg
[adres ] .
17:01:10 Verdachte parkeert fiets op [adres ] ter hoogte van [adres ] .
Incident
17:05:00 [merk auto] met verdachte rijdt door [adres ] richting [adres ] .
[merk auto] rijdt over het fietsbruggetje de [adres ] op. 17:05:08
17:05:34 [merk auto] rijdt over de [adres ] ter hoogte van [adres ] richting de
[adres ] .
17:05:48 [merk auto] rijdt over de [adres ] ter hoogte van [adres ] richting de
[adres ] .
17:06:01 [merk auto] rijdt uit de [adres ] de [adres ] op.
17:07:37 [merk auto] rijdt richting de [adres ] komende uit de richting van de
[adres ] .
17:08:21 [merk auto] rijdt over de [adres ] richting de kruising [adres ] .
17:50:00 Aantreffen achtergelaten [merk auto] .
9. Verbalisant [verbalisant 8] heeft in een proces-verbaal van bevindingen10.van 7 oktober 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
Uit het onderzoek kwam een verdachte naar voren genaamd:
[verdachte] , geboren op [geboortedag] -1989 te Amsterdam.
Nader onderzoek naar deze verdachte (het hof begrijpt: verdachte [verdachte] ) kwam naar voren dat zijn moeder is genaamd [moeder verdachte] , geboren op [geboortedag] -1968 te Amsterdam. Zij woont aan [adres ] , [plaats ] .
Deze woning bevindt zich op een afstand van ongeveer 230 meter van de plaats waar de vluchtauto werd aangetroffen.
10. Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een proces-verbaal van bevindingen11.van 8 oktober 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
Ik zag in de politiesystemen dat [verdachte] in de gemeentelijke basisadministratie stond
ingeschreven op de [adres ] te [plaats ] . Ik zag dat er op dit
adres een tweede persoon stond ingeschreven genaamd [vriendin verdachte] .
Ik bekeek vervolgens de RDW gegevens van [vriendin verdachte] . Ik zag dat [vriendin verdachte] een
[merk auto] op naam had staan. Ik zag in de RDW gegevens dat de [merk auto] ,
voorzien van kenteken [kenteken] , kleur grijs had en bouwjaar 2002.
Ik keek daar in de omgeving naar de [merk auto] voorzien van kenteken [kenteken] . Omstreeks 16:00 uur zag ik de [merk auto] staan op de [adres ] te [plaats ] .
Ik zag dat de uiterlijke kenmerken van de [merk auto] op de camerabeelden
volledig overeen kwamen met de [merk auto] voorzien van kenteken [kenteken] . Ik zag
dat beiden voertuigen onder andere voorzien waren van:
- Opvallende zilverkleurige 12 spaaks velgen;
- Meegespoten deurlijsten;
- 3 Deursmodel;
- Donkergrijze kleur;
- Doorkijkbare ruiten (dus niet getint of verduisterd).
11. [benadeelde 6] heeft op 23 september 2020 bij de politie een verklaring afgelegd en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangever12.– zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb toen ook al gezegd dat ik denk dat de dader een Marokkaan is. Hij zei ons; “Ik schiet op jou”. En Marokkanen en turken zeggen het met een bepaalde shhh, in plaats van de sch. En dat viel mij op.
12. Eigen waarneming rechtbank ter terechtzitting op 13 oktober 2021: Hoewel verdachte weinig heeft willen zeggen ter terechtzitting stelt de rechtbank op basis van hetgeen verdachte wel heeft gezegd vast dat onmiskenbaar een Marokkaans (straat)accent is waar te nemen bij verdachte.
Bewijsmiddelen ten aanzien van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten
13. [benadeelde 1] heeft op 24 september 2020 een verklaring afgelegd en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangever13.– zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op woensdag 23 september 2020 was ik aan het werk bij [benadeelde 5] .
gelegen aan [adres ] in Almere . Ik liep met zijn koffertje, met de dagomzet van vijf dagen, naar de auto toe. Mijn collega zat al in de auto. Ik deed de deur van de auto open en hoorde iemand hard en luid schreeuwen: "ik wil je koffer, ik wil je koffer”. De persoon liep op mij af en ik zag en hoorde dat hij twee keer in de lucht schoot, want ik zag dat hij het pistool omhoog richtte. Dit gebeurde toen de persoon op één meter afstand van mij stond. Ik heb toen mijn koffer aan hem gegeven. Ik zag toen dat hij wegrende en ging erachter aan.
Wij stonden tegen over elkaar en toen zag en voelde ik dat hij meerdere keren op mij schoot. Ik had het idee dat hij bleef schieten. En toen viel ik op de grond. Ik heb toen geprobeerd mezelf af te weren, want ik deed mijn arm voor zijn gezicht en toen schoot hij nog een keer. Omdat ik mij afweerde kwam de kogel in mijn hand. Ik heb gehoord dat deze kogel
doorgeschoten is naar mijn arm. Ik zag dat hij weg liep en toen schoot hij nog een keer in mijn voet.
14. [naam arts] (arts) heeft in de geneeskundige verklaring14.van [benadeelde 1] onder meer het volgende beschreven:
Schotwonden van de extremiteiten
- rechter bovenbeen
- rechter onderbeen
- linker bovenbeen
- linker onderarm
fractuur in zijn rechter onderbeen
operatie voor herstel van bloedvaten (aan- en afvoer) van het rechterbeen. Zowel aan- als afvoer waren volledig gedestrueerd. Pen in het rechter onderbeen. Zenuwstelsel in de linker onderarm (….)
15. [benadeelde 4] heeft op 24 september 2020 bij de politie aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangever15.-zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
[benadeelde 1] en ik liepen naar de auto. Ik zag toen iemand aan komen rennen. Ik hoorde hem schreeuwen. Ik hoorde toen iemand roepen klappertjespistool. Ik hoorde toen schoten. Ik bukte en ben toen weggerend. Ik rende weg en hoorde weer schoten. Ik dacht toen het is afgelopen. [benadeelde 1] is dood.
16. Verbalisant [verbalisant 9] heeft in een proces-verbaal van bevindingen16.van 5 oktober 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
Op 4 september 2020 heb ik aangever/eigenaar [benadeelde 5] gehoord. Ik was vergeten te vragen naar het totaal van het geld bedrag te vragen, wat bij de overval buit gemaakt was. Ik heb deze vraag, aan [benadeelde 5] , via de email gesteld en ook het antwoord terug gemaild gekregen. Het bedrag was € 23.620,00
Bewijsmiddel ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit
17. [benadeelde 3] heeft op 27 september 2020 bij de politie aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangever17.zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
En toen zag ik dat de verdachte op mij schoot met het pistool. Ik zag namelijk dat hij het pistool naar mij toedraaide. Ik zag de vlam uit het wapen kwam en ik hoorde dat de kogel tegen het hek aankwam, achter mij. Dit denk dat dit een halve meter achter mij was.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit
18. Verbalisant [verbalisant 10] heeft in een proces-verbaal van bevindingen18.van 15 februari 2021 onder meer het volgende gerelateerd:
In het kader van de Wet wapens en munitie, een nader onderzoek aan dit voorwerp ingesteld, waarbij het onderstaande werd bevonden.
Omschrijving voorwerp.
Goednummer PL0900-2020310858-2701798
SIN [nummer]
Wapen: vuurwapen, pistool
Categorie: III sub I
Bovengenoemd voorwerp is een vuurwapen, pistool, [kenmerk pistool] , voorzien van het wapennummer [wapennummer] .
19. Verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 12] hebben in een proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres ] [plaats ] )19.onder meer het volgende gerelateerd:
Wij zagen op het trottoir voor het bedrijfspand van [benadeelde 5] ., een verkeerspylon staan. Wij zagen dat onder de pylon een huls lag, spoor 11. Wij zagen dat op de bodemstempel van de huls de tekst " [kenmerk huls] " stond. Deze huls werd door ons veiliggesteld en voorzien van SIN [nummer] .
Vermoedelijk betrof dit het voertuig van het slachtoffer. Wij zagen in de nabijheid van het voertuig twee hulzen liggen. Deze hulzen werden door ons veiliggesteld waarbij de huls werd voorzien van SIN [nummer] en de huls werd voorzien van SIN [nummer] .
Gezien vanaf de achterzijde van het voertuig zagen wij links in de grasstrook, ter hoogte van het trottoir, een huls liggen. Deze huls hebben wij gemarkeerd met spoornummer 15. Hierna werd de huls door ons veiliggesteld en voorzien van SIN [nummer] .
Wij zagen ter hoogte [adres ] , op het wegdek en de parkeerstrook drie een verkeerspylonen staan. Deze waren door een collega van de uniformdienst geplaatst over de door hem aangetroffen hulzen. De hulzen werden als volgt gewaarmerkt;
- huls (spoor 17) met het SIN [nummer] (foto 27)
- huls (spoor 18) met het SIN [nummer] (foto's 28 en 29)
- huls (spoor 19) met het SIN [nummer] (foto's 30 en 31)
20. Uit het rapport van het NFI ‘Wapen- en munitieonderzoek naar
aanleiding van een schietincident in Almere op 23 september 2020’20.van 23 november 2020 volgt onder meer het volgende:
De hulzen voorzien van SIN [nummer] , [nummer] , [nummer] en [nummer] zijn voorzien van het bodemstempel ' [kenmerk huls] '. Gezien dit bodemstempel en de afmetingen zijn de hulzen van het kaliber 9mm Parabellum. De aanduiding ' [kenmerk huls] ' is hiervan een synoniem. De letters ' [letters] ' in combinatie met een trapeziumvormig symbool in het slaghoedje duiden op het munitiemerk Magtech.
Voor elk van de hulzen [ [nummer] , -10NL, -11NL, -13NL, -15NL, -16NL en -17NL], kaliber 9mm Parabellum, en vuurwapen [ [nummer] ] zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De huls is verschoten met het vuurwapen.
Hypothese 2: De huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen.
De resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker
wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
21. [benadeelde 6] heeft op 23 september 2020 bij de politie aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal van aangifte21.– zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik doe hierbij aangifte van diefstal met geweld van mijn auto. Het is de auto van
het bedrijf waarvoor ik werk. het bedrijf waar ik voor werk is [benadeelde 9] te
[plaats ] . Ik was vandaag aan het werk als glazenwasser. Ik zag in mijn spiegel iemand aan komen lopen vanaf de richting van de [adres ] . Ik zag dat hij een pistool op mij richtte. Het raam stond nog open van mij gesprek met [naam 4] . Ik hoorde hem schreeuwen: "Uitstappen, uitstappen". Of woorden van gelijke strekking. Hij stond toen nog aan de passagier zijde van mijn auto. Hij vroeg mij of ik hem weg wilde brengen. Ik zei tegen hem ben je gek of zo. Ik stapte uit de auto en liep op hem af. Ik riep :"Wat wil jij" Hij zei dat ik hem weg moest brengen. Ik zei: "NEE" . Hij zei :"ik ga je doodschieten".
Hij sprak met een Marokkaans accent.
Ik zag dat hij achter het stuur klom en weg reed. Ik zag dat hij weg reed richting de [adres ] .
22. [getuige] heeft op 8 oktober 2020 bij de politie een verklaring afgelegd en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige22.– zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Toen wij ingestapt waren kwam er een man met een pistool naar onze auto toe. [benadeelde 6] (het hof begrijpt: [benadeelde 6] ) stapte uit. Die man met het vuurwapen stapte de auto in. Eerst viel die auto uit en daarna reed hij weg met de auto.
Bewijsmiddel ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde feit
23. [benadeelde 7] heeft op 1 oktober 2020 bij de politie aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangever23.– zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik zag op woensdag 23 september 2020 omstreeks 17.00 uur dat een man een vuurwapen op mij richtte. Ik zag dat de man mij aankeek toen hij het vuurwapen op mij richtte.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde feit
24. [benadeelde 8] heeft op 1 oktober 2020 bij de politie aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangever24.– zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op woensdag 23 september 2020 omstreeks 17:00 uur reed ik met mijn auto op [adres ] te Almere . Mijn auto is een [merk auto] , zwart van kleur, voorzien van kenteken [kenteken] .
Ter hoogte van [benadeelde 5] . zag ik twee mensen achter aan rennen. De achterste persoon had dat pistool in zijn handen en schoot terwijl hij aan het rennen was.
Op 26 september 2020 attendeerde een jongen mij op het feit dat ik een gat aan de voorkant van de auto had. Het leek op een kogelgat. Op het moment dat ik dit zag opende ik de motorkap en zag ik een scherf in de auto liggen. Het leek op een scherf van een kogel.
25. Verbalisant [verbalisant 13] heeft in een proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig ( [merk auto] )25.van 27 september 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
De volgende sporendrager werd in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Sporendrager
Goednummer: PL0900-2020310889-2703525
SIN: [nummer]
Object: Munitie (Mund Projectiel)
Inhoud: 1 projectiel
Bijzonderheden: Afkomstig uit grill pa [nummer]
26. Uit het rapport van het NFI ‘Wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Almere op 23 september 2020’26.van 23 november 2020 volgt onder meer het volgende:
Het koperkleurige kogelmanteldeel [ [nummer] ] heeft een massa van 1,02 gram. Gezien deze massa's en de uiterlijke kenmerken passen de kogels en het kogelmanteldeel het best bij het kaliber 9mm Parabellum.
Kogels
Voor de kogel waar het kogelmanteldeel [ [nummer] ] van afkomstig is, die het best past bij het kaliber 9mm Parabellum, en vuurwapen [ [nummer] ] zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 3: De kogel is afgevuurd uit de loop van het vuurwapen.
Hypothese 4: De kogel is afgevuurd uit een andere loop van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als de loop van het vuurwapen.
De resultaten van het vergelijkend kogelonderzoek zijn iets waarschijnlijker wanneer
hypothese 3 waar is, dan wanneer hypothese 4 waar is.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Evenals bij de rechtbank is door de verdediging ter terechtzitting vrijspraak bepleit van de 7 tenlastegelegde feiten. De verdediging heeft aangevoerd dat het bewijs voor daderschap van verdachte – om verschillende redenen - ontoereikend moet worden geacht en dat niet buiten redelijke twijfel kan worden aangenomen dat verdachte zich aan de ten laste gelegde feiten schuldig heeft gemaakt.
Daarnaast heeft de verdediging een voorwaardelijk verzoek tot nader onderzoek gedaan, waarbij de verdediging stelt dat het verzochte als noodzakelijk heeft te gelden, ingeval de rechtbank op grond van de huidige informatie en stukken nog onvoldoende geïnformeerd mocht zijn om voorshands tot integrale vrijspraak te komen.
De verdediging heeft subsidiair vrijspraak bepleit van:
- het onder feit 1 impliciet primair tenlastegelegde, aangezien de verdediging van mening is dat het bewijs voor het bestanddeel “met voorbedachten rade” niet toereikend kan worden geacht;
- het onder feit 2 primair ten laste gelegde, aangezien de verdediging van mening is dat het bewijs voor opzet op de levensberoving van [benadeelde 3] ontoereikend moet worden geacht;
- het onder feit 3 ten laste gelegde, aangezien de verdediging van mening is dat het bewijs voor het bestanddeel “tot de afgifte” niet buiten redelijke twijfel uit de bewijsmiddelen kan volgen.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank bij de beoordeling van de feiten vrijwel steeds de juiste toetsingsmaatstaven heeft gehanteerd en juiste afwegingen heeft gemaakt. Het hof kan zich grotendeels met de bewijsoverwegingen van de rechtbank verenigen en zal daarom in zoverre deze overwegingen hierna telkens voor zover relevant cursief overnemen en tot de zijne maken. Daar waar het hof dit nodig acht zullen de overwegingen worden aangevuld.
Daderschap
De rechtbank heeft in haar vonnis van 27 oktober 2021 ten aanzien van het daderschap van verdachte het volgende overwogen.
De rechtbank stelt op grond van de wettige bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
De man op de fiets met een Albert Heijn tas aan het stuur is de persoon geweest die op 23 september 2020 meerdere schoten heeft gelost met een vuurwapen. Aangever [benadeelde 1] (hierna: [benadeelde 1] ) is daarbij ernstig gewond geraakt. Daarnaast zijn meerdere slachtoffers met het vuurwapen bedreigd. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte de man op de fiets met de Albert Heijn tas is geweest. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
Het aangetroffen DNA en de dactyloscopische sporen op de Albert Heijn tas en het aangetroffen DNA op het handvat van de fiets wijzen in de richting van verdachte.
De verdediging heeft bepleit dat deze bevindingen niet redengevend kunnen worden geacht voor het daderschap van verdachte. De verdediging heeft ter onderbouwing daarvan een forensische rapportage overgelegd van ing. [ingenieur] . De rechtbank overweegt dat er geen redenen zijn om de resultaten van het NFI met betrekking tot het dactyloscopische en DNA-onderzoek in twijfel te trekken. De rapportage van [ingenieur] brengt daar geen verandering in. De rapportage van [ingenieur] betreft een ‘Quick scan’ betreffende de biologische sporen- en DNA-onderzoek in de onderhavige zaak. [ingenieur] was niet in het bezit van alle gegevens waarop het NFI haar conclusies heeft gebaseerd.
Verdachte is geconfronteerd met het hiervoor opgenomen bewijs en heeft aangegeven dat hij niet bij het schietincident was betrokken en zich voor het overige op zijn zwijgrecht beroept. Deze verklaring van verdachte en de door de raadsman gevoerde verweren worden op zodanig veel en relevante punten weerlegd door de bewijsmiddelen, dat deze ongesubstantieerde ontkenning naar het oordeel van de rechtbank geen verdere bespreking behoeft. De verdediging heeft ook geen voldoende concreet alternatief scenario geschetst waarin het aangetroffen DNA, de dactyloscopische sporen en het noemen van de naam van verdachte in het tapgesprek tussen zijn moeder en [naam 1] zouden kunnen worden verklaard.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 23 september 2020 de schutter is geweest en daarbij op [benadeelde 1] en [benadeelde 4] af is gelopen met een vuurwapen en daarbij [benadeelde 1] onder bedreiging heeft gedwongen tot afgifte van de koffer met geld en vervolgens [benadeelde 1] zwaar heeft verwond door meerdere kogels op hem af te vuren. De rechtbank acht verder wettig en overtuigend bewezen dat [benadeelde 3] en [benadeelde 7] met een vuurwapen door verdachte zijn bedreigd, verdachte [benadeelde 6] door middel van bedreiging met een vuurwapen heeft gedwongen tot afgifte van zijn auto en de auto van [benadeelde 8] heeft vernield.
De rechtbank overweegt dat er geen aanwijzingen zijn voor enige betrokkenheid van andere personen dan verdachte bij de schietpartij op 23 september 2020. De rechtbank zal verdachte van het deel ‘tezamen met anderen’ van alle feiten op de tenlastelegging vrijspreken.
Aanvullende overweging hof
Het hof acht deze overwegingen juist en neemt de overwegingen over. In aanvulling op deze overweging constateert het hof dat uit het dossier meerdere opmerkelijke feiten en omstandigheden blijken die voor verdachte zeer belastend zijn.
Het hof overweegt met betrekking tot de door de dader gebruikte fiets als volgt. De politie heeft door middel van een het framenummer en een sticker op de fiets kunnen achterhalen dat deze fiets in het bezit is geweest van een fietsenhandel in [plaats ] . De eigenaar van de fietsenhandel herinnerde zich dat hij de door verbalisant [verbalisant 7] omschreven fiets had verkocht aan een oudere vrouw en een jongere jongen, waarvan hij dacht dat het moeder en zoon betroffen. De jongen had tegen hem gezegd dat de vrouw niet zijn moeder, maar zijn vriendin was. De eigenaar van de fietsenhandel omschreef het stel als een vrouw van ongeveer 49 jaar en een jongen van 29 jaar oud. Verbalisant sloeg direct aan op dit signalement, omdat hij wist dat verdachte 31 jaar oud is en ingeschreven staat op het adres van zijn 49-jarige vriendin [vriendin verdachte] in [plaats ] . Het hof overweegt dat deze omschrijving van de eigenaar van de fietsenhandel zo concreet en gedetailleerd is, dat dit steunbewijs is voor verdachtes daderschap.
Het hof overweegt met betrekking tot de door de dader gevolgde vluchtroute als volgt. Op de camerabeelden is te zien dat de dader via de [adres ] naar de [adres ] fietst, waarna hij via de fietsbrug zijn weg vervolgt naar de [adres ] en uiteindelijk zijn fiets parkeert bij [adres ] , ter hoogte van [adres ] . Na het incident rijdt de dader in de [merk auto] door [adres ] richting de [adres ] , en via de fietsbrug naar de [adres ] . De [merk auto] rijdt vervolgens door de [adres ] de [adres ] in, waar de [merk auto] wordt achtergelaten. Uit nader onderzoek blijkt dat verdachte zijn moeder, [moeder verdachte] , woont aan de [adres ] te [plaats ] . De woning aan de [adres ] bevindt zich op ongeveer 230 meter van de plaats waar de [merk auto] is aangetroffen. Het hof constateert dat de aanrijdroute dezelfde is als de door de [merk auto] afgelegde vluchtroute. Daarnaast is het hof van oordeel dat het opmerkelijk is dat de moeder van verdachte op 230 meter van de plaats waar de vluchtauto is aangetroffen.
Tot slot de [merk auto] . Op de camerabeelden is te zien dat anderhalve minuut nadat de [merk auto] de [adres ] in rijdt, er een [merk auto] richting de [adres ] , komende uit de richting van de [adres ] rijdt. Uit de RDW-gegevens van [vriendin verdachte] blijkt dat zij een grijze [merk auto] , voorzien van kenteken [kenteken] uit het bouwjaar 2002 op naam had staan. Verbalisant [verbalisant 1] heeft de desbetreffende auto op 8 oktober 2020 op de [adres ] te [plaats ] zien staan en heeft geconstateerd dat de uiterlijke kenmerken van deze auto volledig overeen komen met de [merk auto] die op de camerabeelden te zien was. Beide voertuigen waren voorzien van opvallende zilverkleurige 12-spaaks velgen, mee gespoten deurlijsten, drie deuren, donkergrijze kleur en doorkijkbare ruiten die niet getint of verduisterd waren. Het hof overweegt dat deze uiterlijke kenmerken dusdanig specifiek zijn, dat ook dit steunbewijs is voor verdachtes daderschap.
Het hof acht op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 23 september 2020 de schutter is geweest en daarbij [benadeelde 1] onder bedreiging heeft gedwongen tot afgifte van de koffer met geld en vervolgens [benadeelde 1] zwaar heeft verwond door meerdere kogels op hem af te vuren. Het hof acht verder wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde 3] en [benadeelde 7] met een vuurwapen heeft bedreigd, verdachte [benadeelde 6] door middel van bedreiging met een vuurwapen heeft gedwongen tot afgifte van zijn auto en de auto van [benadeelde 8] heeft vernield.
Het onder 1 tenlastegelegde feit
Ten aanzien van de aan verdachte tenlastegelegde poging [benadeelde 1] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven heeft de rechtbank in haar vonnis het volgende overwogen.
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank stelt op grond van het verhandelde ter terechtzitting en de gedingstukken de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 23 september 2020 rond 17.00 uur wil [benadeelde 1] samen met collega [benadeelde 4] de bestelbus in stappen om richting huis te vertrekken. [benadeelde 1] heeft op dat moment een koffer met daarin de dagomzet van vijf dagen bij zich. Op dat moment verschijnt verdachte met een vuurwapen. Verdachte dwingt [benadeelde 1] met het vuurwapen tot afgifte van de koffer. [benadeelde 1] staat de koffer in eerste instantie af aan verdachte. Hierop rent verdachte weg. [benadeelde 1] vermoedt dat het vuurwapen van verdachte niet echt is en besluit gelijk achter verdachte aan te rennen. Hierop draait verdachte zich om en schiet op [benadeelde 1] . [benadeelde 1] probeert weg te rennen, maar verdachte rent achter hem aan en schiet nogmaals op [benadeelde 1] , waarbij [benadeelde 1] valt. Op het moment dat [benadeelde 1] op de grond ligt schiet verdachte nogmaals. De rechtbank overweegt dat op de beelden te zien is dat het voorgaande zich in een tijdsbestek van enkele seconden afspeelt.
Hoewel in het gegeven dat verdachte een vuurwapen bij zich droeg een aanwijzing zou kunnen worden gevonden voor enig vooropgezet plan, acht de rechtbank – mede gelet op de omstandigheid dat de verklaringen van de verdachte en getuigen geen inzicht hebben gegeven in hetgeen voor en ten tijde van het begaan van het feit in verdachte is omgegaan – niet wettig bewezen dat verdachte tevoren daadwerkelijk het plan had opgevat om [benadeelde 1] van het leven te beroven.
De vraag waarvoor de rechtbank zich vervolgens gesteld ziet, is, of de verdachte dan tussen de elkaar opvolgende geweldshandelingen voldoende tijd voor beraad en gelegenheid voor bezinning heeft gehad.
De rechtbank stelt op grond van de wettige bewijsmiddelen vast dat het opzet van verdachte primair was gericht op het wegnemen van de koffer met daarin de dagomzet van vijf dagen. Tussen de momenten van het in bezit krijgen van de koffer door verdachte, het wegrennen van verdachte en het omdraaien van verdachte richting [benadeelde 1] en het beginnen met schieten zitten slechts enkele seconden.
Op grond van deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de besluitvorming en de uitvoering tot stand zijn gekomen in een (zodanig) korte tijdspanne, dat niet kan worden bewezen verklaard dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. De rechtbank zal daarom de verdachte vrijspreken van het bestanddeel ‘met voorbedachten rade’. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het opzettelijk van het leven beroven van [benadeelde 1] .
Het hof acht deze overwegingen juist en neemt de overwegingen over.
Het onder 2 tenlastegelegde feit
Ten aanzien van de poging doodslag, subsidiair bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling jegens [benadeelde 3] heeft de rechtbank in haar vonnis het volgende overwogen.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het procesdossier is opgenomen om verdachte te veroordelen voor een poging tot doodslag op aangever [benadeelde 3] , omdat (voorwaardelijk) opzet op de dood niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vast gesteld. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit. De rechtbank acht gelet op de bewijsmiddelen wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever [benadeelde 3] met een vuurwapen heeft bedreigd door met een vuurwapen in de richting van aangever [benadeelde 3] te schieten.
Het hof acht deze overwegingen juist en neemt de overwegingen over.
Voorwaardelijk verzoek tot nader onderzoek
Verdachte heeft verklaard niet betrokken te zijn geweest bij het incident op 23 september 2020. Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte een verklaring voor de aangetroffen DNA-sporen en dactyloscopische sporen afgelegd. De raadsvrouw heeft ter terechtzitting van het hof op 15 november 2022 wederom een verzoek gedaan tot het verrichten van nader onderzoek met betrekking tot de aangetroffen DNA-sporen en de dactyloscopische sporen, nadat dit verzoek door het hof bij eerdere zittingen reeds was afgewezen.
Het hof acht nader onderzoek niet noodzakelijk en acht zich voldoende voorgelicht. Het hof komt tot die beslissing omdat het verzoek van de raadsvrouw onvoldoende onderbouwd is. Verdachte heeft geen enkel concreet en toetsbaar gegeven voor een alternatief scenario genoemd. Daarnaast verwijst het hof naar hetgeen in de bewijsoverweging is overwogen. .
Er bestaat geen enkele redelijke twijfel over de betrokkenheid van verdachte bij de incidenten op 23 september 2020 en het hof zal het verzoek daarom afwijzen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op 23 september 2020 te Almere , op de openbare weg, te weten [adres ] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] opzettelijk van het leven te beroven meerdere malen gericht met een vuurwapen op die [benadeelde 1] heeft geschoten en die [benadeelde 1] in de arm en benen heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiairhij op 23 september 2020 te Almere , [benadeelde 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door met een vuurwapen in de richting van die [benadeelde 3] te schieten;
3.hij op 23 september 2020 te Almere , op de openbare weg, te weten [adres ] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een koffer met daarin 23.620 euro, zijnde de dagomzet van vijf dagen, dat aan [benadeelde 5] . toebehoorde, door
- met een vuurwapen in de hand op die [benadeelde 1] en [benadeelde 4] af te rennen/lopen en
- tegen die [benadeelde 1] te schreeuwen: “Ik wil je koffer, ik wil je koffer” en
- met dat vuurwapen meermalen in lucht te schieten en
- op een afstand van ongeveer één meter van die [benadeelde 1] te staan en
- nadat die [benadeelde 1] de achtervolging had ingezet meerdere malen, gericht met dat vuurwapen op die [benadeelde 1] te schieten;
4.hij op 23 september 2020 te Almere , een vuurwapen van categorie III, merk Browning en munitie van categorie II en/of III, te weten diverse patronen, merk [kenmerk huls] , voorhanden heeft gehad;
5.hij op 23 september 2020 te Almere , op de openbare weg, te weten [adres ] , een [merk auto] , toebehorende aan [benadeelde 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen [benadeelde 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door- tegen die [benadeelde 6] te schreeuwen:"Uitstappen, uitstappen" en dat hij, die [benadeelde 6] , hem, verdachte moest wegbrengen en "Ik ga je doodschieten", en- daarbij een vuurwapen op die [benadeelde 6] te richten;
en
dat hij op 23 september 2020 te Almere , op de openbare weg, te weten [adres ] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld, [benadeelde 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een [merk auto] , toebehorende aan [benadeelde 9] , door
- tegen die [benadeelde 6] te schreeuwen:
“Uitstappen, uitstappen” en dat hij, die [benadeelde 6] , hem, verdachte moest wegbrengen en “Ik ga je doodschieten”, en
- daarbij een vuurwapen op die [benadeelde 6] te richten;
6.hij op 23 september 2020 te Almere , [benadeelde 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een vuurwapen op die [benadeelde 7] te richten;
7.hij op 23 september 2020 te Almere , opzettelijk en wederrechtelijk de personenauto gekentekend [kenteken] , aan [benadeelde 8] toebehoorde, heeft beschadigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling.
Het onder 7 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in haar vonnis ten aanzien van de ernst van de feiten, de persoon van verdachte en de deskundigenrapportages het volgende overwogen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op klaarlichte dag in de openbare ruimte schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, tweemaal bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, tweemaal afpersing, diefstal met geweld, vernieling en verboden wapenbezit. Verdachte komt op 23 september 2020 rond sluitingstijd op de fiets aan bij [benadeelde 5] [benadeelde 1] die op dat moment niets vermoedend samen met zijn collega [benadeelde 4] naar de bestelbus loopt, wordt direct geconfronteerd met het vuurwapen in de hand van verdachte. Vervolgens wordt [benadeelde 1] gedwongen tot afgifte van de koffer met daarin de dagomzet van vijf dagen. Verdachte rent weg met de koffer met geld, maar ziet dat [benadeelde 1] achter hem aan rent. Vervolgens draait verdachte zich om. Verdachte vuurt op korte afstand meerdere kogels af op [benadeelde 1] . De handelingen van verdachte wijzen op een gedachtegang in de trant van: ‘kom jij achter mij aan, dan moet jij maar dood’. Zelfs op het moment dat [benadeelde 1] weerloos op de grond ligt, schiet verdachte gericht op [benadeelde 1] . Het schieten onder deze omstandigheden heeft de uiterlijke kenmerken van een executie op straat. Het is een wonder dat [benadeelde 1] deze beschieting heeft overleefd. Mede dankzij omstanders die snel te hulp schieten kan [benadeelde 1] het nog navertellen. De collega van [benadeelde 1] en andere omstanders ontziet verdachte evenmin. Kennelijk louter gedreven door de behoefte aan ‘makkelijk’ geld deinst hij er niet voor terug om vervolgens ook hen te bedreigen met het vuurwapen en daarbij ook weer te schieten. Verdachte heeft al met al levensgevaarlijke wildwest taferelen gecreëerd waarbij zo maar meer of (nog) ernstiger slachtoffers hadden kunnen vallen.
Uit het procesdossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen volgt dat [benadeelde 1] als gevolgen van de gedragingen van verdachte ernstig gewond is geraakt en de gevolgen daarvan nog dagelijks in volle omvang voelbaar zijn voor [benadeelde 1] en zijn omgeving, in het bijzonder zijn vrouw. Uit de indringende slachtofferverklaring die door [benadeelde 1] ter terechtzitting is voorgelezen is gebleken dat hij voor de schietpartij een vitale man was die veel werk kon verzetten en graag er op uit trok met familie en vrienden. Door het handelen van verdachte kan [benadeelde 1] zijn linker hand nog altijd niet gebruiken en kan hij slechts kleine afstanden lopen. Allerlei activiteiten die zijn leven aangenaam maakten lijken voorgoed tot het verleden te behoren. Verdachte heeft zijn leven lichamelijk, geestelijk en ook financieel verwoest. Er zijn momenten dat [benadeelde 1] het leven niet meer ziet zitten. Daarnaast heeft de partner van [benadeelde 1] haar baan moeten opzeggen om dagelijks voor haar man te kunnen zorgen. Verdachte heeft het leven van [benadeelde 1] en zijn echtgenote volledig en blijvend overhoop gehaald.
Verdachte heeft daarnaast ook veel leed berokkend aan de andere slachtoffers. Slachtoffers [benadeelde 4] en [benadeelde 7] beschrijven gevoelens van onveiligheid in het dagelijkse leven. De impact van het schietincident heeft er bij slachtoffer [benadeelde 3] voor gezorgd dat hij PTSS heeft ontwikkeld. Verdachte heeft [benadeelde 6] onder bedreiging van het vuurwapen de auto van zijn werkgever afhandig gemaakt en deze als vluchtauto gebruikt. Verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn slachtoffers. Hij heeft zich daarbij kennelijk enkel laten leiden door eigen financieel gewin en geen moment stilgestaan bij de gevolgen voor de slachtoffers. Hij heeft eigendommen van anderen kapot gemaakt en minachting getoond voor de grens tussen mijn en dijn. Verdachte heeft bovendien op geen enkele wijze verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen.
De rechtbank overweegt tot slot dat verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat het bezit van dergelijke wapens en munitie onaanvaardbare veiligheidsrisico's en gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich mee brengt, risico’s die zich in de onderhavige zaak in ruime mate hebben verwezenlijkt.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van de navolgende stukken:
- een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister betreffende verdachte van 26 augustus 2021, waaruit volgt dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan ernstige geweldsfeiten en diefstallen;
- een Pro Justitia rapportage van 14 juli 2021, opgesteld door B.H. Boer (klinisch psycholoog) en A.W.M.M. Stevens (psychiater), beiden verbonden aan het NIFP, locatie Pieter Baan Centrum (hierna: PBC);
- een reclasseringsadvies van 15 september 2021, opgesteld door [reclasseringswerker] (reclasseringswerker);
- oude rapportages d.d. 31 oktober 2014 en rapportages in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Pro Justitia rapportage
De psycholoog en psychiater beschrijven dat verdachte heeft geweigerd medewerking te verlenen aan het psychiatrisch en psychologisch onderzoek en het forensisch milieuonderzoek in het PBC. De rapporteurs hebben derhalve alleen gebruik kunnen maken van het (dossier) milieu-onderzoek, de observaties binnen het PBC, de korte contactmomenten met verdachte en eerdere rapportages. De rapporteurs menen vanuit de klinische indruk dat verdachte de weigering van het onderzoek op niet-psychopathologische gronden heeft gedaan en gedurende het hele onderzoek goed zicht heeft gehouden op zijn procespositie. Ondanks het beperkte onderzoek kan op grond van de bekende dossierinformatie en observaties een antisociale persoonlijkheidsstoornis worden geclassificeerd (volgens de DSM-5). De antisociale persoonlijkheidsstoornis was ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Verder maakt verdachte zowel bij de onderzoekers als bij de groepsleiding een beperkt intelligente indruk. Vanwege de beperkingen van het huidige onderzoek kan een verstandelijke beperking echter niet worden vastgesteld of uitgesloten. Voorts is bij verdachte mogelijk sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis.
Met betrekking tot de ten laste gelegde feiten op 23 september 2020, hebben de rapporteurs op basis van de beschikbare onderzoekgegevens geen argumenten om een vermindering van de toerekeningsvatbaarheid te adviseren. Verdachtes gedragingen ten tijde van deze feiten, passen in zijn antisociale gedragspatroon. Hij heeft de feiten, voor zover valt te beoordelen op basis van de gegevens, gepland en voorbereid. Hij was net vrijgekomen na detentie vanwege een soortgelijk delict (gewapende overval) en kan geacht worden zich bewust te zijn geweest van de wederrechtelijkheid van zijn handelen en (in grote lijnen) de mogelijke gevolgen daarvan.
Op basis van de klinische indrukken van de rapporteurs, de uitkomst van de risicotaxatie-instrumenten en gezien het feit dat verdachte kort nadat hij uit detentie kwam, en nog binnen zijn proeftijd, is gerecidiveerd wordt de kans op recidive van gewelddadig gedrag als hoog ingeschat.
Reclasseringsadvies
De reclassering beschrijft dat ondanks de grote zorgen over verdachtes delictgedrag, de reclassering op dit moment geen mogelijkheden heeft om een plan van aanpak op te stellen. De houding van verdachte, zowel tijdens eerder reclasseringstoezicht als ten behoeve van rapportage voor de rechtszitting, is niet responsief gebleken en de bevindingen van het PBC kunnen eveneens geen sturing geven. Gebleken is dat de reclassering binnen een (ambulant) gedwongen kader tot dusver onvoldoende handvatten heeft gehad om verdachte te kunnen begeleiden om de ingeschatte risico's in te kunnen perken.
Oude rapportages
De rechtbank overweegt dat uit de eerdere rapportages die omtrent verdachte zijn opgemaakt kan worden afgeleid dat verdachte, zoals ook in het meest recente reclasseringsadvies is opgenomen, in het verleden afspraken in het kader van onderzoek, begeleiding en behandeling niet of nauwelijks is nagekomen.
Het hof kan zich verenigen met voorgaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over. Het hof verenigt zich ook met de conclusies van de deskundigen.
De rechtbank heeft ten aanzien van de op te leggen straf het volgende overwogen.
Oplegging straf
De rechtbank overweegt dat voor het geheel aan bewezenverklaarde feiten van een dergelijke omvang geen landelijke oriëntatiepunten door het LOVS zijn opgesteld. Daarom heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf voor het bewezen verklaarde met name gelet op de straffen die doorgaans worden opgelegd in vergelijkbare zaken.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten is naar het oordeel van de rechtbank enkel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit weliswaar geen poging tot moord bewezen is verklaard, maar de rechtbank is wel van oordeel dat sprake is van de zwaarst denkbare vorm van een poging tot doodslag. De rechtbank herhaalt dat de onderhavige poging tot doodslag de uiterlijke kenmerken van een executie vertoont. Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit is de rechtbank eveneens van oordeel dat sprake is van een zeer zware vorm van bedreiging, aangezien deze met een gericht en afgevuurd vuurwapen is gepleegd.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf van 14 jaren passend en geboden is.
Voorwaardelijke invrijheidstelling
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Het hof kan zich verenigen met voorgaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over. Alles afwegend acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren eveneens passend en geboden.
Voorts is aan de orde de vraag of aan verdachte naast een gevangenisstraf ook de maatregel van tbs en/of de in artikel 38z Wetboek van Strafrecht omschreven maatregelen moeten worden opgelegd. De advocaat-generaal heeft oplegging van een niet-gemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging gevorderd. De verdediging heeft bepleit dat een benodigde behandeling van verdachte in de vorm van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd.
Ten aanzien van de op te leggen tbs-maatregel heeft de rechtbank het volgende overwogen.
Oplegging maatregel
De rechtbank overweegt dat uit de rapporten die omtrent verdachte zijn opgemaakt volgt dat jarenlang is geprobeerd hulpverlening op gang te brengen, maar zonder succes. Verdachte wil geen medewerking verlenen, zo volgt ook uit de hiervoor aangehaalde Pro Justitia rapportage van het PBC. De rechtbank overweegt dat ook nadat verdachte in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling uit detentie is gekomen, hij opnieuw op zeer gewelddadige wijze strafbare feiten pleegt. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en hetgeen gebleken is omtrent de persoon van verdachte, het uit veiligheidsoverwegingen niet verantwoord is om verdachte zonder enige behandeling in de maatschappij te laten terugkeren. De rechtbank overweegt dat nu verdachte niet wenst mee te werken aan enige vorm van behandeling, een gedwongen kader nodig is om het recidiverisico in te perken. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van de maatregel van tbs met dwangverpleging van overheidswege passend en geboden is. Voor voorwaardelijke varianten is geen ruimte en aan de wettelijke eisen voor het opleggen van de tbs-maatregel is voldaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt:
Een misdrijf waarop minimaal 4 jaar gevangenisstraf staat, of dat is genoemd in artikel 37a lid 1 onder 2 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank constateert dat voldaan is aan dit vereiste.
Bij verdachte is ten tijde van het delict sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
De rechtbank overweegt dat uit de Pro Justitia rapportage van het PBC volgt dat ondanks de weigerachtige houding van verdachte een antisociale persoonlijkheidsstoornis is geclassificeerd. De rapporteurs beschrijven dat deze antisociale persoonlijkheidsstoornis ook aanwezig was ten tijde van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank overweegt dat de wet en jurisprudentie geen causaliteit vereisen tussen de stoornis en de gepleegde delicten, enkel gelijktijdigheid volstaat. Aan deze eis is voldaan.
De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van de maatregel.
De rechtbank overweegt dat uit de Pro Justitia rapportage van het PBC volgt dat op basis van de klinische indrukken van de rapporteurs en de uitkomst van de risicotaxatie-instrumenten, de kans op recidive van gewelddadig gedrag als hoog wordt ingeschat. De rechtbank stelt vast dat het voorgaande zijn onderbouwing vindt in het gegeven dat verdachte kort nadat hij uit detentie kwam, en daarmee gedurende zijn voorwaardelijke invrijheidstelling, is gerecidiveerd door opnieuw op zeer gewelddadige wijze een hele reeks strafbare feiten te plegen. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat is voldaan aan het gevaarscriterium.
Er is recente multidisciplinaire gedragsrapportage opgemaakt.
De rechtbank beschikt, zoals reeds hiervoor is aangehaald, over een advies van twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die betrokkene hebben onderzocht.
De rechtbank legt gelet op het voorgaande, naast de gevangenisstraf, de maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege aan verdachte op.
Niet gemaximeerde tbs-maatregel
De maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een poging tot doodslag, afpersing met een vuurwapen, diefstal met geweld en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Het hof kan zich verenigen met voorgaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over. De door de verdediging gevoerde verweren vinden naar het oordeel van het hof geen steun in het recht. Het hof acht alles afwegend, het juridisch kader van de tbs met verpleging van overheidswege het enige passende en ook noodzakelijke kader, waar zowel verdachte als de maatschappij baat bij zullen hebben. Het hof is van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen die verpleging eist.
Het hof zal aldus bevelen dat verdachte zal worden verpleegd van overheidswege en stelt vast dat de totale duur van de terbeschikkingstelling een periode van vier jaren te boven kan gaan.
Maatregel langdurig toezicht ex artikel 38z Wetboek van Strafrecht
Het hof zal - naast de maatregel van tbs met bevel tot verpleging - tevens een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Wetboek van Strafrecht opleggen. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om de verdachte ook na afloop van de tbs-maatregel onder toezicht te stellen indien dat in verband met alsdan bestaande risico's noodzakelijk is.
Ook in dit verband heeft het hof acht geslagen op de hiervoor aangehaalde PBC rapportage, de in eerste aanleg gebruikte rapportages en het reclasseringsrapport d.d. 15 september 2021. Hieruit volgt dat sprake is van herhalingsgevaar voor gewelddadig gedrag. Toekomstige risico’s ten aanzien van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen kunnen door de oplegging van de maatregel van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht worden beperkt. De reclassering heeft in haar genoemde recente rapportage geadviseerd de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
Gelet op het voorgaande acht het gerechtshof het noodzakelijk om de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Wetboek van Strafrecht op te leggen. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. Het gerechtshof gelast immers de terbeschikkingstelling van de verdachte. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel, en indien nodig onder welke voorwaarden, zal in de laatste fase van de aan de verdachte opgelegde tbs plaatsvinden. Een risicotaxatie van het dan aanwezige recidivegevaar dient in het kader van die beoordeling plaats te vinden.
Vorderingen van de benadeelde partijen
De hierna te noemen benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep gevoegd als benadeelde partij met een vordering tot schadevergoeding.
- -
[benadeelde 1] , tot een bedrag van € 79.381,42. Dit bedrag bestaat uit € 29.381,42 materiële schade en € 50.000,- immateriële schade.
- -
[benadeelde 2] , tot een bedrag van € 33.600,00, ter vergoeding van verplaatste schade ten gevolge van het hiervoor onder 1 bewezenverklaarde feit.
- -
[benadeelde 3] , tot een bedrag van € 5.000,-, ter vergoeding van immateriële schade.
- -
[benadeelde 4] , tot een bedrag van € 2.500,-, ter vergoeding van immateriële schade.
- -
[benadeelde 5] , tot een bedrag van € 879,90, ter vergoeding van materiële schade.
- -
[benadeelde 7] , tot een bedrag van € 2.057,38. Dit bedrag bestaat uit € 57,38 materiële schade en € 2.000 immateriële schade.
- -
[benadeelde 6] , tot een bedrag van € 6.384,59, bestaande uit materiële schade.
- -
[benadeelde 8] , tot een bedrag van € 2.664,31, bestaande uit materiële schade.
De standpunten van de verdediging ten aanzien van alle benadeelde partijen zoals bij de rechtbank aangevoerd worden in het hoger beroep gehandhaafd door de verdediging.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 79.381,42. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 43.980,31. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd, maar dan voor een bedrag van € 76.927,39 in verband met een wijziging in de gederfde inkomsten. De benadeelde partij heeft verzocht de vordering die ziet op toekomstige schade van € 20.000,00 niet-ontvankelijk te verklaren.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De schade komt voor vergoeding in aanmerking, voor zover die betrekking heeft op de schadeposten:
- ziekenhuis daggeldvergoeding € 360,-
- eigen risico 2020, 2021 en 2022 € 1.135,-
- kosten medische hulpmiddelen € 313,89
- gemaakte reiskosten € 484,02
- parkeerkosten € 52,40
- gederfde inkomsten € 4.545,97
- kosten kleding € 100,- +
ter hoogte van in totaal € 6.991,28,
Het hof waardeert daarnaast de immateriële schade, gelet op de omstandigheden waaronder meneer [benadeelde 1] dit heeft moeten doormaken en het blijvende letsel, naar redelijkheid en billijkheid op € 50.000,00. Het hof zal daarom de vordering tot het bedrag van € 56.991,28 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 september 2020 tot de dag van volledige betaling.
Voor de gevorderde toekomstige schade is het hof van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal het hof de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 33.600,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 30.800,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte verplaatste schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De benadeelde partij heeft haar baan opgezegd en gedurende lange tijd intensieve zorg verleend aan haar man.
Het hof overweegt dat de rechtbank op juiste gronden heeft overwogen dat het niet mogelijk is om 14 dagen lang 24 uur per dag voor iemand te zorgen. Om die reden heeft de rechtbank voor wat betreft de eerste periode van het verlenen van zorg billijkheidshalve aansluiting gezocht bij de opgegeven uren van de tweede periode. De rechtbank is daarmee voor wat betreft de eerste periode van zorg uitgegaan van de volgende berekening: 14 dagen x 14 uren = 196 uren x € 20,- = € 3.920,00. De rechtbank heeft de verplaatste schade op € 30.800,00 gewaardeerd en de vordering tot dat bedrag toegewezen.
Het hof kan zich met dat oordeel van de rechtbank verenigen en zal daarom eveneens de vordering tot een bedrag van € 30.800,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 september 2020 tot de dag van volledige betaling.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal het hof de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij is door verdachte bedreigd met een vuurwapen en verdachte heeft in zijn richting geschoten. Het hof overweegt dat daarmee een ernstige inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij. Het hof waardeert deze schade op € 5.000,00 en zal de vordering dan ook geheel toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 september 2020.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal het hof de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij is geconfronteerd met een vuurwapen en vreesde voor zijn leven. Het hof overweegt dat daarmee een ernstige inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij. Het hof waardeert deze schade op € 2.500,00 en zal de vordering dan ook geheel toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 september 2020.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal het hof de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 879,90. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Het hof stelt allereerst vast dat de datum op de factuur 3 september 2020 betreft. Bovendien is kennelijk sprake van herstelkosten aan (onder meer) een bumper, een spatscherm, tussenplaten en spatschermen aan de voorbumper. Uit het dossier volgt enkel dat een mogelijke inschotbeschadiging aan de dieseltank is waargenomen. Van verdere constateringen van schade is niet gebleken. Uit de toelichting op de vordering blijkt bovendien niet welke schade is hersteld en waarom deze als rechtstreeks gevolg van het tenlastegelegde valt aan te merken.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder hun eigen kosten dragen, tot op heden begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.057,38. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.017,39. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 en 6 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De benadeelde partij is door verdachte bedreigd met een vuurwapen en zonder haar hulp had meneer [benadeelde 1] niet meer geleefd. Het hof overweegt dat daarmee een ernstige inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij. Het hof zal verder de gevorderde immateriële schade geheel toewijzen te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 september 2020. De schade voor zover die betrekking heeft op de materiële schadeposten reiskosten en parkeerkosten ter hoogte van in totaal € 17,39 komt voor vergoeding in aanmerking.
Voor het overige is het hof van oordeel dat de overige gevorderde materiële schade geen rechtstreekse schade betreft en dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal het hof de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.348,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.461,50. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
In haar vonnis heeft de rechtbank het volgende overwogen.
De rechtbank overweegt dat uit het procesdossier volgt dat de autosleutels van
[benadeelde 6] verbrand zijn aangetroffen en dus dienden te worden vervangen. De rechtbank is van oordeel dat de kosten met betrekking tot de autosleutels voldoende zijn onderbouwd met facturen. Daarnaast heeft [benadeelde 6] met betrekking tot zijn omzetverlies een brief overgelegd van een administratie- en advies kantoor. De rechtbank is van oordeel dat hiermee de vordering voldoende is onderbouwd.
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten autosleutels plus de gewerkte uren met betrekking tot de vervanging van de sleutels en het omzetverlies ter hoogte van in totaal € 2.461,50 komt voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 2.461,50 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 september 2020 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen, waaronder reparatiekosten aan zijn auto en kosten voor de vervanging van een ladder en borstel. De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij geen nadere onderbouwing heeft gegeven van de hiervoor gevorderde kosten en zich slechts heeft beperkt tot het overleggen van facturen.
De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Het hof kan zich verenigen met voorgaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal het hof de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.664,31. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 7 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft een factuur overgelegd waarop duidelijk staat beschreven welke werkzaamheden zijn uitgevoerd. Meerdere onderdelen van de auto zijn uit- en ingebouwd om de schade aan de [merk auto] te kunnen herstellen. Het hof zal de vordering geheel toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 september 2020 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal het hof de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
De veroordeelde is op 14 november 2014 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden onder parketnummer 21-002860-14 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van het voorarrest. Op 12 augustus 2018 is ter zake voorwaardelijke invrijheidstelling verleend, die is ingegaan op 2 september 2019, onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van zijn proeftijd (eindigend op 27 oktober 2021) niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De beslissing met betrekking tot de voorwaardelijke invrijheidstelling is op 30 augustus 2018 aan verdachte betekend. De voorwaardelijke invrijheidstelling betreft een periode van 852 dagen. De officier van justitie heeft op 26 oktober 2020 een vordering ingediend tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in verband met overtreding van de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft eveneens herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gevorderd. De verdediging heeft het bij de rechtbank ingenomen standpunt in het hoger beroep gehandhaafd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling is derhalve gegrond.
Het hof is van oordeel dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten een volledige toewijzing van de vordering rechtvaardigt. Juist deze ernst van de feiten in combinatie met de eerdere veroordelingen van verdachte maakt dat het door de verdediging aangedragen alternatief een gepasseerd station is. Het hof zal deze vordering daarom toewijzen en gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel moet worden ondergaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Legt aan de verdachte op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 56.991,28 (zesenvijftigduizend negenhonderdeenennegentig euro en achtentwintig cent) bestaande uit € 6.991,28 (zesduizend negenhonderdeenennegentig euro en achtentwintig cent) materiële schade en € 50.000,00 (vijftigduizend euro) immateriële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 56.991,28 (zesenvijftigduizend negenhonderdeenennegentig euro en achtentwintig cent) bestaande uit € 6.991,28 (zesduizend negenhonderdeenennegentig euro en achtentwintig cent) materiële schade en € 50.000,00 (vijftigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 200 (tweehonderd) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 23 september 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 30.800,00 (dertigduizend achthonderd euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 30.800,00 (dertigduizend achthonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 100 (honderd) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 23 september 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 23 september 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 23 september 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen, tot op heden begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 7] ter zake van het onder 5 en 6 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 2.017,39 (tweeduizend zeventien euro en negenendertig cent) bestaande uit € 17,39 (zeventien euro en negenendertig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 7] , ter zake van het onder 5 en 6 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.017,39 (tweeduizend zeventien euro en negenendertig cent) bestaande uit € 17,39 (zeventien euro en negenendertig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 23 september 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 6] ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 2.461,50 (tweeduizend vierhonderdeenenzestig euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 6] , ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.461,50 (tweeduizend vierhonderdeenenzestig euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 23 september 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 8] ter zake van het onder 7 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 2.664,31 (tweeduizend zeshonderdvierenzestig euro en eenendertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 8] , ter zake van het onder 7 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.664,31 (tweeduizend zeshonderdvierenzestig euro en eenendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 23 september 2020.
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met parketnummer 99-000688-43 toe en gelast dat het gedeelte van de bij arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14-11-2014 onder parketnummer 21-002860-14 opgelegde vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel wordt ondergaan, te weten: 852 dagen.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. M.C. van Linde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.E. van Zalen, griffier,
en op 29 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 29‑11‑2022
Pagina 212-213.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict 2 van 30 september 2020, genummerd PL0900-2020310858-12, opgemaakt door [verbalisant 3] (inspecteur) en [verbalisant 4] (brigadier), politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 38-40 van het Forensisch dossier.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal vooronderzoek lab van 1 oktober 2020, genummerd PL0900-2020310858-15, opgemaakt door [verbalisant 5] (inspecteur), politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 75-76 van het Forensisch dossier.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal resultaat onderzoek dactyloscopische sporen van 20 oktober 2020, genummerd PL0900-2020310858-15, opgemaakt door [verbalisant 14] (brigadier) politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 77-78 van het Forensisch dossier.
Een geschrift, inhoudende een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut: Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een overval in Almere op 23 september 2020’ van 7 december 2002, opgesteld door ing. [rapporteur] , pagina 141 van het Forensisch dossier.
Pagina 291-292.
Pagina 250-252.
Pagina 212-230.
Pagina 253-254.
Pagina 255-256.
Pagina 87.
Pagina 56-57.
Pagina 63-64.
Pagina 67.
Pagina 102.
Pagina 78.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 februari 2021, genummerd PL0900-2020310858-35 opgemaakt door [verbalisant 10] , hoofdagent bij politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 1-2.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres ] Almere ) van 29 september 2020, genummerd PL0900-2020310858-11, opgemaakt door [verbalisant 11] (hoofdagent) en [verbalisant 12] (brigadier), politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 15-16 van het Forensisch dossier.
Een geschrift, inhoudende een Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut: Wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Almere op 23 september 2020, opgesteld door [rapporteur] (rapporteur) op 23 november 2020, pagina 156 en 160 van het Forensisch dossier.
Pagina 82-83.
Pagina 132-135.
Pagina 94.
Pagina 104-105.
Een in wettelijke vorm proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres ] Almere ) van 29 september 2020, genummerd PL0900-2020310858-11, opgemaakt door [verbalisant 11] (hoofdagent) en [verbalisant 12] (brigadier), politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 67 van het Forensisch dossier.
Een geschrift, inhoudende een Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut: Wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Almere op 23 september 2020, opgesteld door [rapporteur] (rapporteur) op 23 november 2020, pagina 157-160 van het Forensisch dossier.