Einde inhoudsopgave
RvdW 2015/1250
De opvatting dat een op de voet van art. 257f.3 Sv jo. 313 Sv voorgestelde wijziging tenlastelegging in een zaak waarin aanvankelijk een strafbeschikking is uitgevaardigd, beperkt dient te blijven tot wijzigingen van ondergeschikte aard dan wel redactionele aard, vindt geen steun in het recht, nu ook in dat verband immers bepalend is of de grenzen van art. 68 Sr in acht zijn genomen.
HR 10-11-2015, ECLI:NL:HR:2015:3251
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 november 2015
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
14/03092
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:3251, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑11‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:2236, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑09‑2015
Essentie
De opvatting dat een op de voet van art. 257f.3 Sv jo. 313 Sv voorgestelde wijziging tenlastelegging in een zaak waarin aanvankelijk een strafbeschikking is uitgevaardigd, beperkt dient te blijven tot wijzigingen van ondergeschikte aard dan wel redactionele aard, vindt geen steun in het recht, nu ook in dat verband immers bepalend is of de grenzen van art. 68 Sr in acht zijn genomen.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 3 juni 2014, nummer 22/003563-13, in de strafzaak tegen: [verdachte]. Adv. mrs. G.A. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.