Rb. Utrecht, 02-04-2008, nr. 217236/HAZA06-1955
ECLI:NL:RBUTR:2008:BC8320
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
02-04-2008
- Zaaknummer
217236/HAZA06-1955
- LJN
BC8320
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Verzekeringsrecht (V)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2008:BC8320, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 02‑04‑2008; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2008-0246
VAAN-AR-Updates.nl 2008-0246
Uitspraak 02‑04‑2008
Inhoudsindicatie
Proefproces. De eisers stelden zich (onder meer) op het standpunt dat verzekeraar Movir in strijd handelde met de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) en de richtlijn van de EU, door vrouwen uit te sluiten van de voordelen van een normale arbeidsongeschiktheidsverzekering, door tijdens de zestien weken durende periode van een zwangerschapsverlof geen uitkering te verstrekken. De vorderingen worden afgewezen. Geen strijd met Awgb. Zwangerschap is niet gelijk aan arbeidsongeschiktheid.
vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 217236 / HA ZA 06-1955
Vonnis van 2 april 2008
in de zaak van
1. de stichting
STICHTING PROEFPROCESSENFONDS CLARA WICHMANN,
gevestigd te Amsterdam,
2. de vereniging
VERENIGING VAN NEDERLANDSE VROUWELIJKE ARTSEN,
gevestigd te Amsterdam,
3. [eiser 3],
wonende te [woonplaats],
4. [eiser 4],
wonende te [woonplaats],
5. [eiser 5],
wonende te [woonplaats] ,
6. [eiser 6],
wonende te [woonplaats] ,
7. [eiser 7],
wonende te [woonplaats] ,
8. [eiser 8],
wonende te [woonplaats] ,
9. [eiser 9],
wonende te [woonplaats] ,
10. [eiser 10],
wonende te [woonplaats],
11. [eiser 11],
wonende te [woonplaats],
12. [eiser 12],
wonende te [woonplaats] ,
13. [eiser 13],
wonende te [woonplaats] ,
14. [eiser 14],
wonende te [woonplaats] ,
15. [eiser 15],
wonende te [woonplaats] ,
16. [eiser 16],
wonende te [woonplaats] ,
17. [eiser 17],
wonende te [woonplaats] ,
18. [eiser 18],
wonende te [woonplaats] ,
19. [eiser 19],
wonende te [woonplaats] ,
eiseressen,
procureur mr. I.M. Jebbink,
tegen
de naamloze vennootschap
MOVIR N.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
gedaagde,
procureur mr. J.M. van Noort.
Partijen zullen hierna het Proefprocessenfonds c.s. en Movir genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek tevens houdende akte vermindering van eis
- de conclusie van dupliek
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Eiseres 1 is een stichting die tot doel heeft om de emancipatie van vrouwen te bevorderen en discriminatie van hen te bestrijden, in het bijzonder door grensverleggende jurisprudentie. Eiseres 2 is een vereniging die tot doel heeft het behartigen van de belangen van leden en niet-leden, maar in ieder geval zijnde vrouwelijke artsen alsmede het in elk aspect volledig recht doen aan de positie van vrouwen in de gezondheidszorg.
2.2. Eiseressen 3 tot en met 19 zijn vrouwelijke zelfstandige ondernemers, werkzaam als advocaat, arts of tandarts. Allen hebben zij – ieder voor zich – een verzekeringsover-eenkomst met Movir gesloten.
2.3. Movir is een verzekeringsmaatschappij. Zij biedt aan zelfstandige ondernemers de mogelijkheid zich tegen arbeidsongeschiktheid te verzekeren en biedt daarvoor (onder andere) de volgende soorten verzekeringen aan:
de advocatenpolis, bestaande uit:
-een verzekering die het risico van arbeidsongeschiktheid tijdens het 1e jaar dekt (hierna: de E-verzekering);
-een verzekering die voornoemd risico tijdens het 2e tot en met 65e levensjaar dekt (hierna: de L-verzekering);
-een verzekering die het risico van het moeten doorbetalen van vaste kosten dekt tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid (hierna: de VK-verzekering);
-een verzekering bedoeld om het risico van inkomensderving gedurende zwangerschapsverlof te verzekeren, als vervanging van de voorheen bestaande uitkering van overheidswege op grond van de Wet arbeidsongeschiktheid zelfstandigen en nadien de Wet arbeid en zorg (hierna: de Waz-verzekering);
de huisartsenpolis en de tandartsenpolis:
bestaande uit de hiervoor onder de advocatenpolis genoemde E- en L-verzekeringen, waarnaast nog de volgende verzekeringen kunnen worden afgesloten:
-een verzekering die voor de waarneming van de praktijk gedurende arbeidsongeschiktheid kan worden afgesloten;
-een collectieve verzekering die tijdens de opleiding tot huisarts kan worden afgesloten.
2.4. Artikel 2.1 van de polisvoorwaarden behorende bij de hierboven genoemde verzekeringen geeft voor alle hiervoor genoemde verzekeringen als definitie van het begrip arbeidsongeschiktheid, voor zover van belang:
Van arbeidsongeschiktheid is uitsluitend sprake indien er in directe relatie tot ziekte of ongeval, objectief medisch vast te stellen stoornissen bestaan, waardoor de verzekerde voor tenminste 25% beperkt is om de werkzaamheden verbonden aan het in de polis omschreven beroep te verrichten.
2.5. In de L-verzekering voor huisartsen en tandartsen wordt naast de arbeidsonge-schiktheidsuitkering ook een zwangerschapsuitkering aangeboden. Daarvoor gelden - voor zover van belang - de volgende bepalingen:
3.5 Extra dekking: zwangerschapsuitkering
(artikel 3.5 geldt alleen voor de L-verzekering.)
3.5.1 De vrouwelijke verzekerde heeft in verband met haar bevalling recht op een aanvulling op de zwangerschapsuitkering die zij uit hoofde van de sociale verzekerings-wetgeving ontvangt, mits zij ten tijde van de vermoedelijke bevallingsdatum ten minste twee jaar aaneengesloten voor de L-verzekering bij Movir is verzekerd.
(…)
3.5.4 De hoogte van de uitkering is gelijk aan de verzekerde daguitkering, met een maximum van het verzekerd dagbedrag zoals dat gold twee jaar voor de vermoedelijke bevallingsdatum; de uitkering uit hoofde van de sociale verzekeringswetgeving wordt daarop in mindering gebracht.
(…)
3.5.6 Bij samenloop van een zwangerschapsuitkering met een uitkering wegens arbeids-ongeschiktheid wordt de zwangerschapsuitkering slechts uitgekeerd indien en voor zover deze het bedrag van de vastgestelde uitkering wegens arbeidsongeschiktheid overtreft.
(…)
2.6. Zowel in de L-verzekering als in de Waz-verzekering voor advocaten is naast een uitkering in verband met arbeidsongeschiktheid een zwangerschapsuitkering opgenomen, waarvoor onder meer de volgende voorwaarden gelden:
3.4 Zwangerschapsuitkering
(geldt niet voor:
-advocaten werkzaam in loondienst
-advocaten die een L-verzekering maar geen E-verzekering hebben.)
1. De vrouwelijke verzekerde heeft in verband met haar bevalling recht op een zwangerschapsuitkering mits zij ten tijde van de vermoedelijke bevallingsdatum ten minste twee jaar bij Movir is verzekerd.
(…)
4. De hoogte van de uitkering is gelijk aan de verzekerde daguitkering, met een maximum van het verzekerd dagbedrag zoals dat gold twee jaar voor de vermoedelijke bevallingsdatum.
(…)
6. Bij samenloop van een zwangerschapsuitkering met een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid wordt de zwangerschapsuitkering slechts uitgekeerd indien en voor zover deze het bedrag van de vastgestelde uitkering wegens arbeidsongeschiktheid overtreft.
(…)
2.7. Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding waren eiseressen 3 tot en met 19 inmiddels bevallen of hoogzwanger. Zij hebben ieder voor zich aanspraak gemaakt op een uitkering uit hoofde van hun (individuele) arbeidsongeschiktheidsverzekering vanwege hun zwangerschap en bevalling. Deze uitkeringen zijn hetzij door Movir geweigerd omdat zwangerschap niet onder arbeidsongeschiktheid zou vallen of omdat de wachttijd van twee jaar nog niet was verstreken, hetzij door Movir toegekend op basis van een daggeldwaarde van twee jaar geleden in plaats van op grond van de verzochte actuele daggeldwaarde.
2.8. Eiseressen [eiser 4] en [eiser 3] hebben de Commissie Gelijke Behandeling (hierna: CGB) verzocht om te beoordelen of Movir een verboden onderscheid maakt op grond van geslacht door te weigeren een zwangerschapsuitkering te verstrekken dan wel daaraan bijzondere, beperkende, voorwaarden te stellen. Bij haar oordelen in beide zaken op 29 april 2004 heeft de CGB [eiser 4] en [eiser 3] in het gelijk gesteld, in die zin dat de CGB oordeelt dat Movir een verboden onderscheid maakt op grond van geslacht door eiseressen uit te sluiten van een uitkering wegens zwangerschap dan wel aan die uitkering aanvullende, voor eiseressen nadelige voorwaarden te stellen. [eiser 3] was toen nog niet zwanger of bevallen.
2.9. Movir is na dit oordeel niet overgegaan tot betaling van een uitkering onder de VK-verzekering gedurende het zwangerschapsverlof van [eiser 4]. Hierna hebben [eiser 4] en [eiser 3] een kort geding aangespannen bij de rechtbank Utrecht. Bij vonnis van 27 mei 2004 heeft de kortgedingrechter ten aanzien van [eiser 4] geoordeeld – in navolging van het oordeel van de CGB van 29 april 2004 – dat de betreffende polisvoorwaarden nietig zijn wegens strijd met de Algemene wet gelijke behandeling (hierna: Awgb). Door een uitkering op grond van zwangerschap te weigeren maakt Movir onderscheid op grond van geslacht. Movir is veroordeeld tot betaling van de gevorderde daggeldvergoeding aan [eiser 4]. Movir is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan. Aangezien [eiser 3] toen nog niet zwanger was, zijn de vorderingen van [eiser 3] – voor zover hier van belang – afgewezen.
2.10. [eiser 3] heeft, inmiddels zwanger, in een tweede kort geding een uitkering voor de duur van haar zwangerschapsverlof gevorderd van Movir. De rechtbank heeft in het vonnis van 15 november 2005 alle door [eiser 3] gevorderde uitkeringen toegekend. Hiervan is Movir in hoger beroep gegaan. Om proceseconomische redenen zijn de betrokken partijen overeengekomen dat ze het hoger beroep in de zaak van [eiser 4] en Movir zouden laten rusten in afwachting van de beslissing van het hof op het meeromvattende geschil tussen [eiser 3] en Movir. Bij het arrest van 19 oktober 2006 heeft het hof Amsterdam het vonnis van de rechtbank van 15 november 2005 vernietigd en alle vorderingen van [eiser 3] afgewezen.
3. Het geschil
De vorderingen
3.1. Het Proefprocessenfonds c.s. verzoekt de rechtbank, om bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
A1. Te verklaren voor recht dat Movir in strijd handelt met de Awgb, in het bijzonder artikelen 1, 2 en 7, en aldus onrechtmatig handelt, door:
(i) eiseressen 3 t/m 19, en vrouwen in het algemeen, uit te sluiten van de voordelen van de VK-verzekering en waarnemingsverzekeringen bij artsen door conform de polisvoorwaarden geen uitkering aan verzekerden te verstrekken gedurende de periode van ten minste 16 weken dat vrouwen niet kunnen werken in verband met zwangerschap of bevalling (zwangerschapsverlof);
(ii) een wachttijdregeling van twee jaren in de polisvoorwaarden van de E-/L-verzekering en de WAZ-verzekering op te nemen en te handhaven;
(iii) op grond van de zwangerschapsregeling in de E-/L-verzekering de daggeldvergoeding te baseren op de daggeldvergoeding van de L-verzekering zoals die was twee jaren voor de uitgerekende datum.
A2. Te verklaren voor recht dat de volgende bepalingen nietig zijn op grond van artikel 9 Awgb:
(i) de wachttijdregeling van twee jaren in de polisvoorwaarden van de E-/L-verzekering en de WAZ-verzekering of eventuele overige verzekeringen;
(ii) bepalingen waarin de daggeldvergoeding in de E-/L-verzekering of eventuele andere verzekeringen gebaseerd worden op de daggeldvergoeding zoals die was twee jaren voor de uitgerekende datum.
B. Movir te veroordelen om binnen 60 dagen na betekening van het ten dezen te wijzen vonnis, de volgende polissen van eiseressen 3 t/m 19, ieder voor zich, als volgt aan te passen:
(i) de VK-verzekering en waarnemingsverzekeringen zodanig aan te passen dat de polisvoorwaarden ondubbelzinnig bepalen dat de verzekerde recht heeft op een uitkering gedurende de periode van ten minste 16 weken dat vrouwen niet kunnen werken in verband met zwangerschap of bevalling (zwangerschapsverlof);
(ii) in de E-/L-verzekering en in de WAZ-verzekering de wachttijdregeling van twee jaren te laten vervallen;
(iii) De voorwaarden van de E-, L-, VK-, waarnemingsverzekering en WAZ-verzekering zodanig aan te passen dat de uitkeringen tijdens de periode van zwangerschapsverlof gebaseerd zijn op het actuele verzekerde dagbedrag in het jaar van uitkering zoals vermeld op het polisblad, en de daggelduitkering gedurende zwangerschapsverlof op basis van de zwangerschapsregeling in de E-verzekering en de L-verzekering te baseren op het verzekerde dagbedrag in de E-verzekering;
onder afgifte aan ieder van eiseressen van deugdelijke polisbladen waaruit zonder enig voorbehoud van de aanpassingen blijkt, zulks op straffe van een dwangsom van EUR 1.000,- per dag, aan iedere eiseres van wie de polis niet is aangepast, voor iedere dag die Movir in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen;
D. te verklaren voor recht dat Movir gehouden is aan ieder van eiseressen 3 t/m 19 te voldoen de daggeldvergoedingen zoals opgenomen in de polisvoorwaarden van de van toepassing zijnde verzekeringen zoals die met inachtneming van de vorderingen onder A t/m B dienen te luiden, en Movir te veroordelen tot vergoeding van de schade aan eiseressen 3 t/m 19, nader op te maken bij staat.
E. te verklaren voor recht dat:
(a) Movir ten gronde aan Eiseres sub 3 ([eiser 3]) verschuldigd is de daggeldvergoedingen tot betaling waartoe gedaagde bij kort geding tussen [eiser 3] en gedaagde op 15 november 2005 onder rolnummer KG 05-1026 door de voorzieningenrechter van deze rechtbank reeds is veroordeeld;
(b) Movir ten gronde aan eiseres sub 4 ([eiser 4]) verschuldigd is de daggeldvergoedingen tot betaling waartoe gedaagde bij kort geding tussen [eiser 4] en gedaagde op 27 mei 2004 onder rolnummer KG 04-409 door de voorzieningenrechter van deze rechtbank reeds is veroordeeld;
F. Movir te veroordelen in de kosten van het geding.
De grondslag van de vorderingen
3.2. Het Proefprocessenfonds legt aan de vorderingen ten grondslag dat Movir bij het aanbieden van verzekeringen op verschillende punten een verboden onderscheid naar geslacht maakt door op grond van de betreffende verzekeringen een zwangerschapsuitkering te weigeren dan wel daaraan beperkende voorwaarden te verbinden die nadelig zijn voor (zwangere) vrouwen.
3.3. Volgens het Proefprocessenfonds c.s. verbiedt de Awgb het maken van een dergelijk onderscheid. Ook stelt het Proefprocessenfonds c.s. dat de bepalingen van richtlijn 2004/113/EG (de zogenoemde Goederen- en dienstenrichtlijn, hierna: de richtlijn) welke gedurende de procedure zal worden geïmplementeerd, aan dit verbod ten grondslag liggen. Het gaat hier immers om het aanbieden van en de toegang tot verzekeringen, welke als diensten kunnen worden aangemerkt.
3.4. Ten aanzien van de L- en de WAZ-verzekering is er volgens het Proefprocessenfonds c.s. sprake van directe discriminatie door Movir nu zij verschillende voorwaarden stelt aan het recht op een uitkering in het geval van enerzijds arbeidsonge-schiktheid door ziekte of ongeval en anderzijds arbeidsongeschiktheid vanwege zwanger-schapsverlof. Volgens het Proefprocessenfonds c.s. wordt er door Movir onderscheid gemaakt binnen dezelfde verzekeringspolis. Aangezien er voor de polis als geheel premie wordt betaald en niet apart voor de dekking bij zwangerschapsverlof is er sprake van één dienst. Voor het geldend kunnen maken van een zwangerschapsuitkering hanteert Movir een wachtgeldregeling van twee jaar die niet geldt bij een uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid uit anderen hoofde. Daarnaast zijn de zwangerschapsuitkeringen niet gebaseerd op het actuele verzekerde dagbedrag maar op de daggeldvergoeding zoals die was twee jaren voor de uitgerekende datum. Hierdoor is de uitkering lager dan in andere gevallen van arbeidsongeschiktheid. Beide bepalingen zijn alleen voor (zwangere) vrouwen nadelig zodat dit een direct onderscheid is.
3.5. In het geval van de E-, VK- en de waarnemingsverzekering waarin geen aparte dekking voor het zwangerschapsverlof is opgenomen, is er volgens het Proefprocessenfonds c.s. ook sprake van een direct onderscheid naar geslacht omdat arbeidsongeschiktheid in verband met zwangerschap niet onder de dekking valt en alleen vrouwen hierdoor ongunstig worden behandeld.
3.6. Subsidiair voert het Proefprocessenfonds c.s. aan dat er in de bovengenoemde verzekeringen door Movir een indirect onderscheid wordt gemaakt omdat door de invulling van een ogenschijnlijk neutraal begrip – arbeidsongeschiktheid – vooral vrouwen nadelig worden getroffen nu arbeidsongeschiktheid rondom de bevalling/tijdens het zwangerschapsverlof niet als arbeidsongeschiktheid wordt aangemerkt. Voor dit indirecte onderscheid is geen rechtvaardigingsgrond aanwezig zodat dit niet mag worden gemaakt. Voor zover Movir dit onderscheid maakt om misbruik van de verzekering te maken aangezien zwangerschap als betrekkelijk “planbaar” zou moeten worden beschouwd, zijn daarvoor meer proportionele oplossingen aanwezig. Movir kan desgewenst de premie aanpassen. Bovendien zouden de financiële en rekenkundige argumenten van Movir onvoldoende onderbouwd zijn.
3.7. Ter onderbouwing van haar vordering verwijst het Proefprocessenfonds c.s. nog naar de zogenoemde zwangerschapsjurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: HJEG) en naar de rechtspraak van de CGB over dit onderwerp.
3.8. Ook betoogt het Proefprocessenfonds c.s. dat gekeken moet worden naar de ratio van een arbeidsongeschiktheidsverzekering, die volgens haar is “het bieden van een inkomensvoorziening als je door fysieke of psychische oorzaken niet kunt werken”. Volgens het Proefprocessenfonds c.s. zijn vrouwen tijdens zwangerschapsverlof gedurende een periode van 16 weken niet in staat om te werken. Aan deze termijn van 16 weken zou een medische basis ten grondslag liggen. Door verschillende vormen van arbeidsongeschiktheid ongelijk te behandelen, zoals Movir doet, komen vrouwen in een ongunstiger positie terwijl de europeesrechtelijke regelgeving en jurisprudentie er juist op is gericht vrouwen tijdens en na zwangerschap in een materieel gelijke positie te brengen.
3.9. De Stichting Proefprocessenfonds c.s. heeft meer subsidiair aan de rechtbank verzocht prejudiciële vragen aan het HJEG te stellen aangaande de uitleg van de Goederen- en dienstenrichtlijn met betrekking tot de onderhavige zaak.
Het verweer
3.10. Ter afwering van de vorderingen stelt Movir dat zij geen onderscheid naar geslacht maakt. Volgens Movir is zwangerschap niet een in directe relatie tot ziekte of ongeval objectief medisch vast te stellen stoornis. Dat betekent dat zwangerschap ook niet een andere vorm van arbeidsongeschiktheid zou zijn die nu door Movir, direct of indirect, anders wordt behandeld dan “gewone” arbeidsongeschiktheid.
3.11. Movir voert voor haar stelling het volgende aan. Noch in het gewone spraakgebruik, volgens het Van Dale woordenboek of in de bedrijfstak wordt zwangerschap als arbeidsongeschiktheid aangemerkt. Er is evenmin een juridische grondslag voor vereen-zelviging van zwangerschap met arbeidsongeschiktheid. Degene die een zwangerschapsuit-kering ontvangt is gezond en is door de uitkering in staat om verlof te nemen. De uitkering wordt ook verstrekt in het geval de betreffende persoon geen verlof neemt maar blijft doorwerken; afwezigheid is geen vereiste voor de uitkering. De bij arbeidsongeschiktheid behorende verplichtingen voor de verzekerde zoals het ondergaan van medisch onderzoek en het geven van een machtiging om bij derden (medische) informatie in te winnen zijn evenmin van toepassing in het geval van een zwangerschapsuitkering. Het doel van het zwangerschapsverlof is niet alleen de bescherming van de biologische gesteldheid van de vrouw tijdens en na de zwangerschap, maar ook de bescherming van de bijzondere relatie tussen moeder en kind tijdens de periode na zwangerschap en bevalling. Movir stelt daarbij dat indien tijdens de zwangerschap en bevalling stoornissen optreden die tot arbeidsonge-schiktheid leiden in de zin van de polis, de verzekerde wel recht heeft op een arbeidsonge-schiktheidsuitkering. De beperkende voorwaarden die aan een verlofuitkering op grond van zwangerschap worden gesteld, gelden dan niet.
3.12. Voorts stelt Movir dat het in strijd met de contractsvrijheid is indien Movir verplicht zou worden om een uitkering wegens zwangerschapsverlof aan te bieden. Het betreft hier een politiek maatschappelijk vraagstuk dat niet op een particuliere verzekeraar mag worden afgewenteld. Daarbij komt dat eiseressen 3 tot en met 19 thans aanspraak maken op een uitkering waarvoor zij geen premie hebben betaald.
3.13. Movir stelt daarnaast dat de door haar gehanteerde voorwaarden ten aanzien van de zwangerschapsuitkering nodig zijn om oneigenlijk gebruik tegen te gaan. Voor zover de rechtbank zou beslissen dat Movir een indirect onderscheid maakt, is daarvoor een rechtvaardiging aanwezig. Omdat zwangerschap tot op zekere hoogte planbaar is, is het nodig om een wachttijd van twee jaar te hanteren alsmede de daggeldregeling op grond waarvan wordt bepaald dat de maximale hoogte gelijk is aan de hoogte van het daggeld zoals dat gold twee jaar voor de bevalling. Zou Movir deze beperkende voorwaarden niet hanteren dan is manipulatie door de verzekerden mogelijk hetgeen tot een onevenredig hoge schadelast voor Movir zou leiden.
3.14. Volgens Movir handelt zij evenmin in strijd met de richtlijn omdat zij geen onderscheid maakt tussen mannen of vrouwen bij het verstrekken van een uitkering op grond van de door haar aangeboden arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. De richtlijn houdt geen nieuwe of andere verplichtingen in ten aanzien van het onderhavige vraagstuk ten opzichte van de bestaande wet- en regelgeving. In ieder geval vloeit er niet de verplich-ting uit voort voor Movir om een zwangerschapsverlofuitkering aan te bieden.
3.15. De door het Proefprocessenfonds c.s. aangehaalde uitspraken van de Commissie gelijke behandeling zijn volgens Movir onjuist omdat zij uitgaan van de onterechte veronderstelling dat afwezigheid wegens zwangerschap en afwezigheid in verband met arbeidsongeschiktheid hetzelfde is. Ook is de door het Proefprocessenfonds c.s. genoemde jurisprudentie van het HJEG niet van toepassing omdat het hier om arbeidsgeschillen gaat waarbij de werkneemster beschermd diende te worden tegen ontslag wegens zwangerschap, zodat in deze context het begrip arbeidsongeschiktheid ruim wordt uitgelegd.
4. De beoordeling
4.1. De kern van het geschil is de vraag of Movir een verboden onderscheid maakt ten aanzien van (zwangere) vrouwen door hen op grond van de arbeidsongeschiktheidsverzeke-ring geen uitkering te geven vanwege hun zwangerschapsverlof en door beperkende voor-waarden te stellen aan de zwangerschapsuitkering.
4.2. Aangezien Movir kan worden aangemerkt als een bedrijf dat een dienst (verzeke-ring) aanbiedt, is de Awgb van toepassing op het onderhavige geschil nu in artikel 7 van de Awgb is bepaald dat het verboden is om onderscheid te maken bij het aanbieden van diensten.
4.3. Onder onderscheid wordt volgens de Awgb verstaan:
Artikel 1
(…)
b. direct onderscheid: onderscheid tussen personen op grond van (…) geslacht (…);
a. indirect onderscheid: onderscheid op grond van andere hoedanigheden of gedragingen dan die bedoeld in onderdeel b, dat direct onderscheid tot gevolg heeft.
2. onder direct onderscheid op grond van geslacht wordt mede verstaan onderscheid op grond van zwangerschap, bevalling en moederschap.
4.4. Ten aanzien van indirect onderscheid bepaalt de Awgb:
Artikel 2
1. het in deze wet neergelegde verbod van onderscheid geldt niet ten aanzien van indirect onderscheid indien dat onderscheid objectief gerechtvaardigd wordt door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.
(…)
4.5. Op grond van artikel 9 is een beding dat in strijd met de Awgb is, nietig.
4.6. Omdat de richtlijn betrekking heeft op het verlenen en de toegang tot diensten, is deze ook van toepassing op de door Movir aangeboden verzekeringen. Voor zover voor de beoordeling van het geschil van belang, bevat deze richtlijn de volgende bepalingen.
Uit de considerans:
11. Deze wetgeving moet discriminatie op grond van geslacht bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten verbieden. (…)
20. Het ongunstiger behandelen van vrouwen wegens zwangerschap of moederschap moet worden beschouwd als een vorm van directe discriminatie op grond van geslacht en moet daarom worden verboden in verzekeringsdiensten en aanverwante financiële diensten. De kosten in verband met zwangerschaps- en moederschapsrisico’s mogen derhalve niet aan de leden van één geslacht worden toegerekend.
Artikel 4
Het beginsel van gelijke behandeling
1. Voor de toepassing van deze richtlijn houdt het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen in dat
a) directe discriminatie op grond van geslacht, inclusief de ongunstigere behandeling van vrouwen wegens zwangerschap en moederschap, verboden is;
b) indirecte discriminatie op grond van geslacht verboden is.
(…)
Artikel 5
Actuariële factoren
(…)
3. Kosten die verband houden met zwangerschap en moederschap, mogen in geen geval tot verschillen in premies en uitkeringen voor individuele personen leiden. De lidstaten kunnen de uitvoering van de maatregelen die noodzakelijk zijn om aan dit lid te voldoen uitstellen tot uiterlijk twee jaar na 21 december 2007. De betrokken lidstaten moeten de Commissie in dat geval onmiddellijk daarvan in kennis stellen.
4.7. De richtlijn is inmiddels geïmplementeerd in de Awgb.
4.8. Ten aanzien van de zwangerschapsuitkering die Movir aanbiedt bij de L-verzeke-ring en de Waz-verzekering, staat vast dat de groep verzekerden louter uit vrouwen bestaat. Dat betekent dat de voorwaarden die Movir hanteert voor het recht op deze zwangerschaps-uitkering alleen voor (zwangere) vrouwen gelden en Movir aldus geen onderscheid naar geslacht maakt. Dat Movir naast een zwangerschapsuitkering ook een arbeidsongeschikt-heidsuitkering verstrekt op weer andere voorwaarden en dat voor beide verzekeringen in totaal één premie door de verzekeringnemers wordt betaald, doet daaraan niet af. Het gaat immers om twee naast elkaar bestaande verzekeringen - hetgeen ook blijkt uit de samen-loopregeling voor het geval een uitkering op grond van beide verzekeringen aan de orde zou zijn - waaraan verschillende voorwaarden zijn verbonden omdat het twee verschillende verzekeringen betreft.
4.9. Vervolgens is de vraag aan de orde of Movir het begrip arbeidsongeschiktheid in haar voorwaarden op dusdanige wijze uitlegt dat zij daarbij een onderscheid naar geslacht maakt. De definitie die Movir hanteert is voor mannen en vrouwen identiek. Een ieder bij wie in directe relatie tot ziekte of ongeval, objectief medisch vast te stellen stoornissen bestaan waardoor hij of zij voor tenminste 25% beperkt is om de betreffende werkzaamheden uit de polis te verrichten, komt in aanmerking voor een uitkering. Voor al deze personen gelden dezelfde voorwaarden zoals het recht van de verzekeraar om inlichtingen bij derden in te winnen en de verplichting om medische controles te ondergaan. Hierbij wordt geen onderscheid naar geslacht gemaakt, zodat van een direct onderscheid geen sprake is.
4.10. De vraag die nu voorligt is of Movir een indirect onderscheid maakt door het begrip arbeidsongeschiktheid zo beperkt uit te leggen dat zwangerschap daar ten onrechte niet onder valt, waardoor alleen (zwangere) vrouwen door deze uitleg nadelig worden getroffen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn zwangerschap en ziekte verschillende gesteldheden en valt zwangerschap niet onder arbeidsongeschiktheid, ook al zullen vrouwen in een - beperkte - periode rondom de bevalling conditioneel niet in staat zijn om te werken. Het zwangerschapsverlof heeft immers niet alleen ten doel het beschermen van de conditie van de vrouw, maar ook het beschermen van de band tussen moeder en kind, de bescherming van de gezondheid van het (pas)geboren kind en het bieden van de mogelijkheid voor moeder en kind om aan elkaar te wennen en zich aan elkaar te hechten. Het zwangerschapsverlof heeft voor het grootste gedeelte het karakter van een zorgverlof en strekt zich uit tot een langere periode dan die waarin de vrouw in verband met de bevalling niet in staat is om te werken. De rechtbank is niet gebleken van een objectieve, medische onderbouwing waaruit volgt dat vrouwen gedurende een periode van 16 weken niet zouden kunnen werken. Hierbij is ook van belang dat Movir wel een uitkering op grond van arbeids-ongeschiktheid verstrekt wanneer zich tijdens zwangerschap en bevalling complicaties voordoen die leiden tot arbeidsongeschiktheid in de zin van de polis. Voor zover het Proefprocessenfonds c.s. nog heeft aangevoerd dat Movir in een paar specifieke gevallen geweigerd heeft om een dergelijke uitkering te doen, is niet komen vast te staan dat deze weigering het gevolg was van het feit dat de betreffende vrouwen zwanger waren. Bij de beoordeling weegt de rechtbank ook mee dat de zwangere vrouwen die een zwangerschapsuitkering genieten niet aan medische controle zijn onderworpen in verband met het geldend kunnen maken van deze uitkering en dat zij bovendien, indien zij binnen deze periode van 16 weken wel arbeid verrichten, het recht op hun zwangerschapsuitkering behouden.
4.11. Voor zover het Proefprocessenfonds c.s. een beroep heeft gedaan op de richtlijn overweegt de rechtbank dat de implementatie van de richtlijn niet heeft geleid tot een wijziging van wetgeving die tot een andere beoordeling van de zaak zou moeten leiden. De hier toepasselijke bepalingen uit de Awgb zijn immers ongewijzigd gebleven. Artikel 5 uit de richtlijn waarop het Proefprocessenfonds c.s. nog expliciet een beroep doet, ziet op de berekening van de hoogte van premies en uitkeringen en niet op de situatie die hier in geschil is, namelijk het weigeren van een zwangerschapsuitkering omdat zwangerschap een andere situatie is dan arbeidsongeschiktheid danwel het hanteren van bepaalde voorwaarden voor het geldend kunnen maken van een zwangerschapsuitkering. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen.
4.12. Uit het voorgaande volgt dat Movir noch door een zwangerschapsuitkering aan te bieden onder andere voorwaarden dan een arbeidsongeschiktheidsverzekering, noch met de door haar gehanteerde definitie van het begrip arbeidsongeschiktheid direct of indirect een onderscheid op grond van geslacht maakt omdat zwangerschapsverlof en arbeidsongeschikt-heid twee naar hun aard wezenlijk verschillende situaties zijn. Dat betekent dat de vorderin-gen van het Proefprocessenfonds c.s. zullen worden afgewezen.
4.13. Het Proefprocessenfonds zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Movir worden begroot op:
- vast recht EUR 248,00
- salaris procureur 1.808,00 (4 punt × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 2.056,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt de Stichting Proefprocessenfonds c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Movir tot op heden begroot op EUR 2.056,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schepen, mr. M. van Delft-Baas en mr. H. Phaff en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2008.?